ECLI:NL:GHAMS:2022:2805

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
30 september 2022
Publicatiedatum
30 september 2022
Zaaknummer
23-001551-21
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen hennepteelt en aanwezig hebben van hennep met overschrijding van de redelijke termijn

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 30 september 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Rotterdam. De verdachte was beschuldigd van medeplegen van hennepteelt en het opzettelijk aanwezig hebben van hennep in twee periodes, met een overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank had de verdachte eerder vrijgesproken van verschillende tenlastegelegde feiten, maar het hof oordeelde dat de verdachte niet-ontvankelijk was in het hoger beroep voor de vrijspraken. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte samen met anderen hennep heeft geteeld in een woning in Sliedrecht en hennepplanten aanwezig heeft gehad in een woning in Voorburg. De verdachte heeft ontkend betrokken te zijn geweest bij de hennepteelt, maar het hof oordeelde dat er voldoende bewijs was voor haar betrokkenheid. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 160 uren, waarvan 60 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. Het hof heeft ook geoordeeld dat de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak was overschreden, wat leidde tot een vermindering van de straf.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001551-21
datum uitspraak: 30 september 2022
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Verkort arrest van het gerechtshof Den Haag zitting houdende te Amsterdam, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 4 juni 2019 in de strafzaak onder parketnummer 10-682047-18 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1964,
adres: [adres 1].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 16 september 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de raadsman naar voren heeft gebracht.

Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep

De verdachte is door rechtbank Rotterdam vrijgesproken van hetgeen aan haar onder 2 primair, 2 subsidiair, 3, 6 primair en 6 subsidiair is tenlastegelegd. Het hoger beroep is namens de verdachte onbeperkt ingesteld en is dus mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissingen tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissingen geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte daarom niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep onder 2 primair, 2 subsidiair, 3, 6 primair en 6 subsidiair gegeven vrijspraken.

Tenlastelegging

Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank toegelaten wijziging is aan de verdachte – voor zover nog aan de orde in hoger beroep - tenlastegelegd dat:
1. primair
zij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 mei 2017 tot en met 02 november 2017 te Sliedrecht tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, (in een pand aan de [adres 2]) (een) grote hoeveelhe(i)d(en) hennepplanten, in elk geval (telkens) (een) hoeveelhe(i)d(en) van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
1. subsidiair
een of meer onbekend gebleven personen in de periode van 01 mei 2017 tot en met 02 november 2017 te Sliedrecht, met elkaar, althans één van hen, telkens opzettelijk heeft/hebben geteeld (in een woning aan de [adres 2]) een groot aantal hennepplanten, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, tot het plegen van welke misdrijven verdachte in de periode van 1 januari 2017 tot en met 02 november 2017 te Sliedrecht telkens opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of behulpzaam is geweest, door de woning, althans ruimten in die woning aan die onbekend gebleven persoon/personen, voor de teelt/het kweken van hennepplanten ter beschikking te stellen;
1. meer subsidiair
zij, op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 mei 2017 tot en met 02 november 2017 te Sliedrecht tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad, (in een pand aan de [adres 2]) (een) grote hoeveelhe(i)d(en) hennepplanten, in elk geval (telkens) (een) hoeveelhe(i)d(en) van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
4 primair
zij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 17 april 2017 tot 15 januari 2018 te Voorburg, gemeente Leidschendam-Voorburg, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, (in een pand aan de [adres 3]) (een) grote hoeveelhe(i)d(en) hennepplanten, in elk geval (telkens) (een) hoeveelhe(i)d(en) van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
4subsidiair
een of meer onbekend gebleven personen in de periode van 17 april 2017 tot en met 15 januari 2018 te Voorburg, gemeente Leidschendam-Voorburg, met elkaar, althans één van hen, telkens opzettelijk heeft/hebben geteeld (in een woning aan de [adres 3]) een groot aantal hennepplanten, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, tot het plegen van welke misdrijven verdachte in de periode van 17 april 2017 tot en met 15 januari 2018 te Voorburg telkens opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of behulpzaam is geweest, door de woning aan de [adres 3], althans ruimten in die woning (vervolgens) aan die onbekend gebleven persoon/personen, voor de teelt/het kweken van hennepplanten ter beschikking te stellen;
4 meer subsidiair
zij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 17 april 2017 tot 15 januari 2018 te Voorburg, gemeente Leidschendam-Voorburg, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [adres 3]) (een) grote hoeveelhe(i)d(en) hennepplanten, in elk geval (telkens) (een) hoeveelhe(i)d(en) van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
5 primair
zij in of omstreeks de periode van 15 januari 2018 tot en met 17 januari 2018 te Voorburg, gemeente Leidschendam-Voorburg, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, (in een pand aan [adres 3]) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 371 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
5 subsidiair
een of meer onbekend gebleven personen in de periode van 15 januari 2018 tot en met 17 januari 2018 te Voorburg, gemeente Leidschendam-Voorburg, met elkaar, althans één van hen, telkens opzettelijk heeft/hebben geteeld (in een woning aan de [adres 3]) een groot aantal hennepplanten, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, tot het plegen van welke misdrijven verdachte in de periode van 15 januari 2018 tot en met 17 januari 2018 te Voorburg telkens opzettelijk gelegenheid heeft verschaft, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of behulpzaam is geweest, door de woning aan de [adres 3] althans ruimten in die woning (vervolgens) aan die onbekend gebleven persoon/personen, voor de teelt/het kweken van hennepplanten ter beschikking te stellen;
5 meer subsidiair
zij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 15 januari 2018 tot en met 17 januari 2018 te Voorburg, gemeente Leidschendam-Voorburg, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan [adres 3]) (een) grote hoevelhe(i)d(en) hennepplanten, in elk geval (telkens) (een) hoeveelhe(i)d(en) van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal om praktische redenen worden vernietigd, onder meer omdat het hof een andere bewijsconstructie hanteert.

Bewijs

Standpunt verdediging
De raadsman heeft bepleit dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1 tenlastegelegde. Bewijs dat de verdachte nauw en bewust met de bewoner van het pand aan de [adres 2] te Sliedrecht heeft samengewerkt bij het telen van hennep ontbreekt. Zij is in de woning aanwezig geweest, maar heeft daarvoor een legitieme verklaring gegeven en ontkent iets van de hennepplanten in de woning te Sliedrecht te hebben af geweten. De verdachte was bovendien op geen enkele wijze betrokken bij de verhuur van het pand. Zij moet aldus eveneens worden vrijgesproken van de subsidiair tenlastegelegde medeplichtigheid en het meer subsidiair tenlastegelegde aanwezig hebben van hennep.
Ook voor het onder 4 meer subsidiair en 5 meer subsidiair tenlastegelegde aanwezig hebben van hennep aan de [adres 3] in Voorburg is onvoldoende bewijs. De verdachte heeft op enig moment post opgehaald en wietplantjes zien staan. Zij heeft met die plantjes niets te maken gehad. Het enkele verblijf in een ruimte en wetenschap dat in die ruimte drugs aanwezig is, is onvoldoende voor het ‘aanwezig hebben’. De verdachte had op geen enkele manier beschikkingsmacht over de hennepplanten en moet worden vrijgesproken.
Algemeen
In twee woningen die door de man van de verdachte (de medeverdachte), werden gehuurd, zijn hennepkwekerijen aangetroffen. De medeverdachte heeft over die kwekerijen verklaringen afgelegd die erop neer komen dat hij deze woningen heeft onderverhuurd aan anderen die daar een hennepkwekerij hebben neergezet. De medeverdachte wist ten aanzien van beide panden niet dat de onderhuurder de woning zou gebruiken voor de teelt van hennep. De medeverdachte heeft verklaard dat hij op enig moment de kwekerij in Sliedrecht heeft ontdekt, waarna de medeverdachte geldbedragen heeft gekregen als zwijggeld.
Het hof vindt die verklaringen niet geloofwaardig voor zover de medeverdachte heeft verklaard dat hij niet wist dat de woningen zouden worden gebruikt voor een hennepkwekerij. Uit de dossierstukken volgt dat er, voordat deze kwekerijen werden aangetroffen, al vijf keer eerder een hennepkwekerij is aangetroffen in een woning die eigendom was van de medeverdachte of die door de medeverdachte werd gehuurd. Het is hoogst onwaarschijnlijk dat de medeverdachte telkens een woning zou verhuren aan verschillende personen die daar een hennepkwekerij beginnen, zonder dat de medeverdachte dat weet.
Daarbij komt dat er twee keer twee kilo hennep in een auto van de medeverdachte is aangetroffen.
Op 13 februari 2016 werd bij een doorzoeking in de auto van de medeverdachte een aansteker gevonden met als opschrift [website], een website voor de verkoop van bloeistimulators en een papier met daar op een schema dat lijkt op een kweekschema voor hennep.
In de telefoon van de medeverdachte stonden toen foto’s van Rhizopon, een plantengroeimiddel, met een
temperatuur- en vochtigheidsmeter en foto's met daarop een afbeelding van een zak Blossom Booster, ook een middel dat wordt gebruikt bij de hennepkweek.
Op de bankrekeningen van de verdachte en de medeverdachte zijn in de periode van 1 januari 2016 tot en met 22 januari 2018 grote contante stortingen gedaan.
Uit al deze feiten en omstandigheden blijkt dat de medeverdachte gedurende langere tijd betrokken is bij de teelt van hennep.
Daarmee is nog niet gezegd of, en zo ja, aan welke strafbare feiten deze verdachte zich schuldig heeft gemaakt en in welke deelnemingsvorm. Het hof overweegt daarover het volgende.
Kwekerij Sliedrecht
Op 2 november 2017 heeft de politie na een brand in de woning aan de [adres 2] te Sliedrecht de resten van een hennepkwekerij aangetroffen. De medeverdachte was de huurder van de woning en heeft de woning in de tenlastegelegde periode onderverhuurd aan een Chinese man die hij ‘[naam]’ noemt. De verdachte is in die periode enkele malen in de woning geweest, naar eigen zeggen om medicijnen tegen menstruatiepijn te brengen naar de vrouw van [naam]. Daarnaast zou de verdachte de vrouw van [naam] via haar prepaid-simkaart toegang hebben gegeven tot haar ‘[account]’-account. Deze verklaring acht het hof niet geloofwaardig.
Het telefoonnummer van de verdachte, die zelf in Voorburg woonde, heeft in de periode van juni tot en met oktober 2017 immers meerdere malen op een zendmast in Sliedrecht aangestraald. Opvallend is dat met name ten tijde van de detentie van [naam] in de periode van 13 juni 2017 tot en met 24 juni 2017 het telefoonnummer van de verdachte vaak heeft aangestraald op die zendmast, namelijk 5 keer in 13 dagen. Niet geloofwaardig is dat het op die momenten telkens nodig was om medicijnen te brengen tegen menstruatiepijn. Van belang is verder dat op de dagen dat de telefoon van de verdachte aanstraalde, dat niet het geval was met de telefoon van haar echtgenoot.
De verdachte heeft geen aannemelijk geworden uitleg voor deze feiten en omstandigheden gegeven die deze bezoeken kunnen verklaren. Het hof stelt op grond van deze feiten en omstandigheden vast dat het niet anders kan dan dat de verdachte en haar man tijdens de detentie van [naam] bij toerbeurt de woning in Sliedrecht bezochten om voor de hennepplanten te zorgen.
Het hof heeft daarbij ook in aanmerking genomen dat op de bankrekeningen van de verdachte en haar man in de periode van 1 januari 2016 tot en met 22 januari 2018 grote contante stortingen zijn gedaan.
Het hof stelt dan ook vast dat de verdachte bij deze hennepkwekerij betrokken is geweest en samen met haar man de kwekerij heeft beheerd ten tijde van de detentie van degene die de kwekerij in stand hield. Ook hebben de verdachte en haar man gedeeld in de opbrengst van hennepoogsten. Daarmee is in ieder geval sprake van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte, haar man en [naam] bij de teelt van hennep. Het hof vindt dan ook wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte in deze woning samen met anderen hennep heeft geteeld.
Kwekerij Voorburg
Op 17 januari 2017 is een hennepkwekerij in de woning aan de [adres 3] te Voorburg aangetroffen. De echtgenoot van de verdachte was eveneens huurder van deze woning en verhuurde ook deze woning onder aan een ander. De verdachte heeft verklaard dat zij de aanwezige hennepkwekerij in de woning heeft ontdekt toen zij daar post ging halen. De bewoner zat toen in detentie. Naar het oordeel van het hof had de verdachte vanaf dat moment wetenschap van de aanwezigheid van de hennepplanten in de woning. Bovendien had de verdachte toegang tot de hennepplanten en vanaf het moment van ontdekking daarover ook beschikkingsmacht. Zij heeft vervolgens geen actie ondernomen, maar de situatie laten voortduren. Onder die omstandigheden vindt het hof wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de hennepplanten opzettelijk aanwezig heeft gehad.
Het hof heeft echter geen solide bewijs aangetroffen voor een directe betrokkenheid van de verdachte bij de teelt van deze hennepplanten. Evenmin volgt uit het bewijs dat zij het was die de woning opzettelijk ter beschikking heeft gesteld ten behoeve van de teelt van hennepplanten. Het hof zal de verdachte om die reden vrijspreken voor zover aan de verdachte het opzettelijk telen van hennep ten laste is gelegd (feit 4 primair en feit 5 primair), dan wel dat zij medeplichtig is geweest aan de teelt van hennep (feit 4 subsidiair en feit 5 subsidiair).

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 4 en 5 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1. primair
zij op tijdstippen in de periode van 1 mei 2017 tot en met 2 november 2017 te Sliedrecht tezamen en in vereniging met een of meer anderen, telkens opzettelijk heeft geteeld in een pand aan de [adres 2] hoeveelheden hennepplanten, in elk geval telkens een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
4
meer subsidiair.
zij op een of meer tijdstippen in de periode van 17 april 2017 tot 15 januari 2018 te Voorburg, gemeente Leidschendam-Voorburg, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, telkens opzettelijk aanwezig heeft gehad in een pand aan de [adres 3] een grote hoeveelheid hennepplanten, in elk geval telkens een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
5
meer subsidiair.
zij in de periode van 15 januari 2018 tot en met 17 januari 2018 te Voorburg, gemeente Leidschendam-Voorburg, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, opzettelijk aanwezig heeft gehad in een pand aan [adres 3] een grote hoeveelheid hennepplanten, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II.
Hetgeen onder 1 primair, 4 meer subsidiair en 5 meer subsidiair meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1, 4 en 5 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Het onder 4 en 5 bewezenverklaarde levert telkens op:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het onder 1, 4 en 5 bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De rechtbank Rotterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 200 uren, waarvan 60 uren voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren met aftrek.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 primair, 4 meer subsidiair en 5 meer subsidiair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 160 uren, waarvan 60 uren voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte is samen met anderen, waaronder haar echtgenoot, betrokken geweest bij de exploitatie van een hennepkwekerij in een woning aan de [adres 2] te Sliedrecht. Daarnaast heeft zij in de woning aan de [adres 3] te Voorburg hennepplanten aanwezig gehad. Daarmee heeft de verdachte een bijdrage geleverd aan de productie van softdrugs en op die manier illegaal geld verdiend. Zij heeft zich niet bekommerd om de risico’s voor de volksgezondheid en de schade voor de samenleving als gevolg van de criminaliteit die met hennepteelt gepaard gaat.
Aan een verdachte die hennep heeft geteeld in een kwekerij met tussen de 100 en 500 planten wordt meestal een taakstraf opgelegd van rond de 120 uren en een gevangenisstraf van 1 maand voorwaardelijk, als het gaat om een verdachte die daarvoor voor een eerste keer wordt veroordeeld.
Uit een uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 29 augustus 2022 blijkt dat de verdachte niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke feiten.
De verdachte wordt echter niet alleen veroordeeld voor de teelt van hennep, maar daarnaast ook voor het opzettelijk aanwezig hebben van hennep.
Alles afwegende acht het hof een taakstraf van 200 uren, waarvan 60 uren voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren passend en geboden.
In artikel 6, eerste lid Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) is het recht van iedere verdachte gewaarborgd binnen een redelijke termijn te worden berecht.
In deze procedure is de termijn aangevangen op 1 maart 2018, het moment van de inverzekeringstelling van de verdachte. Het vonnis van de rechtbank werd uitgesproken op 4 juni 2019. Op 7 juni 2019 is hoger beroep ingesteld. Het hof wijst op 30 september 2022 arrest. Daarmee is de redelijke termijn bij de behandeling in hoger beroep met ruim één jaar en drie maanden overschreden. De procedure als geheel heeft bijna vier jaren en acht maanden geduurd. Uitgaande van een redelijke termijn van twee jaren per instantie, is deze periode overschreden met bijna acht maanden. Gezien de overschrijding van de redelijke termijn zal het hof de duur van de taakstraf matigen tot 160 uren, waarvan 60 uren voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 2, 3 en 6 tenlastegelegde.
Vernietigt het vonnis van de rechtbank, voor zover het vonnis in hoger beroep aan het oordeel van het hof is onderworpen, en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 4 primair, 4 subsidiair, 5 primair en 5 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 4 meer subsidiair en 5 meer subsidiair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair, 4 meer subsidiair en 5 meer subsidiair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
160 (honderdzestig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
80 (tachtig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat een gedeelte van de taakstraf, groot
60 (zestig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
30 (dertig) dagenhechtenis, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Den Haag, zitting houdende te Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.M. Koolen - Zwijnenburg, mr. R.D. van Heffen en
mr. R.P. den Otter, in tegenwoordigheid van mr. B. van Vliet, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 30 september 2022.
Mrs. Den Otter en Van Vliet zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.