ECLI:NL:GHAMS:2022:280

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
25 januari 2022
Publicatiedatum
2 februari 2022
Zaaknummer
23-000333-21
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling opzetheling, diefstal en diefstal met braak met gevangenisstraf en schadevergoeding

Op 25 januari 2022 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 28 januari 2021. De zaak betreft de verdachte, geboren in 1965, die wordt beschuldigd van opzetheling, diefstal en diefstal met braak. De feiten hebben zich voorgedaan op verschillende data in Amsterdam, met parketnummers 13-058994-18, 13-060364-19, 13-136062-20 en 13-205570-20. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 53 dagen, waarvan 50 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De vordering van de benadeelde partij is gedeeltelijk toegewezen, terwijl de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere taakstraf is afgewezen.

Het hof heeft de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep voor een deel van de aanklacht en heeft het vonnis voor het overige vernietigd. De verdachte is vrijgesproken van het primair tenlastegelegde in de zaak met parketnummer 13-058994-18. De rechtbank heeft de toepasselijke artikelen van het Wetboek van Strafrecht genoemd, waaronder artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 63, 310, 311 en 416. De vordering van de benadeelde partij is toegewezen tot een bedrag van € 1.290,66, vermeerderd met wettelijke rente, terwijl andere vorderingen zijn afgewezen. De verdachte heeft afstand gedaan van het recht om in cassatie te gaan.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer(s) eerste aanleg : 13-058994-18 en 13-060364-19 en 13-136062-20 en 13-205570-20
en 13-003891-18 (TUL)
parketnummer hoger beroep : 23-000333-21
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam, enkelvoudige strafkamer, van 25 januari 2022 gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 28 januari 2021 in de zaak tegen de verdachte:
naam: [verdachte]
voornamen: [verdachte]
geboren: in 1965 te [geboorteplaats] ([geboorteland])
adres: [adres].

Kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het in de zaak met parketnummer 13-058994-18 subsidiair bewezenverklaarde levert op:
opzetheling.
Het in de zaak met parketnummer 13-060364-19 onder 1 en in de zaak met parketnummer 13-205570-20 bewezenverklaarde levert
telkensop:
diefstal.
Het in de zaak met parketnummer 13-136062-20 bewezenverklaarde levert op:
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.

Pleegdatum en -plaats

parketnummer 13-058994-18, subsidiair:
op 17 februari 2018 te Amsterdam.
parketnummer 13-060364-19, feit 1:op 9 oktober 2018 te Amsterdam.
parketnummer 13-136062-20:op 21 mei 2020 te Amsterdam.
parketnummer 13-205570-20:op 11 augustus 2020 te Amsterdam.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 63, 310, 311 en 416 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het in de zaak met parketnummer 13-060364-19 onder 2 tenlastegelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor het overige en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 13-058994-18 primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
53 (drieënvijftig) dagen.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
50 (vijftig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde] ter zake van het in de zaak met parketnummer 13-136062-20 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 1.290,66 (duizend tweehonderdnegentig euro en zesenzestig cent) ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdata tot aan de dag der voldoening.
Wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor het overige af.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde], ter zake van het in de zaak met parketnummer 13-136062-20 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 1.290,66 (duizend tweehonderdnegentig euro en zesenzestig cent) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdata tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 1 (één) dag. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade
- voor een bedrag van € 25,00 op 21 mei 2020;
- voor een bedrag van € 1.265,66 op 25 mei 2020.
Wijst af de vordering van de officier van justitie in het arrondissement te Amsterdam van 21 mei 2020, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 28 maart 2018, parketnummer 13-003891-18, voorwaardelijk opgelegde taakstraf voor de duur van 20 uur, subsidiair 10 dagen hechtenis.
Gewezen door mr. J.J.I. de Jong, in bijzijn van mr. R.M. ter Horst, griffier.
mr. J.J.I. de Jong
De verdachte en de advocaat-generaal hebben ter terechtzitting afstand gedaan van het recht beroep in cassatie in te stellen.