Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
3.Beoordeling
uit logeren’- en dat [geïntimeerde] dit ook zo heeft begrepen althans heeft moeten begrijpen. [geïntimeerde] heeft onvoldoende aanknopingspunten aangevoerd om deze stelling van [appellante] te ondergraven. De volgende feiten en omstandigheden hebben het hof tot dit voorlopig oordeel gebracht.
het alleen voor logeren was’,zo blijkt ook uit een verklaring van een collega van [geïntimeerde] ( [Y] , hierna: [Y] ) die door [geïntimeerde] zelf in het geding is gebracht. Daarna heeft [appellante] direct actie ondernomen om [hondje 1] terug te krijgen: zij is naar de politie gegaan, zij heeft [hondje 1] als vermist opgegeven, [geïntimeerde] gebeld en geappt en tot slot een gemachtigde ingeschakeld om [hondje 1] terug te krijgen. Uit al deze omstandigheden en gedragingen van [appellante] , zowel voorafgaand, tijdens, als kort na 12 november 2021, kan het hof niet anders dan voorlopig concluderen dat [appellante] slechts de bedoeling heeft gehad om [hondje 1] voor korte tijd onder te brengen bij [geïntimeerde] en dus niet om [hondje 1] te schenken aan [geïntimeerde] .
‘Je mag haar zo meenemen’. Daargelaten dat [appellante] deze uitlating betwist, kan deze verklaring niet worden opgevat als een serieus en welgemeend schenkingsaanbod aangezien dit letterlijk zou betekenen dat [appellante] haar puppy aan een willekeurige passant op straat (zoals [Y] ) had willen meegeven. In het licht van het niet door [geïntimeerde] betwiste feit dat [appellante] dol was op haar honden komt dit het hof zeer onaannemelijk voor. [geïntimeerde] heeft tot slot haar stelling dat [appellante] het hondje ‘
telkens’had aangeboden aan [geïntimeerde] zelf, in het geheel niet concreet gemaakt.