In deze zaak gaat het om een wrakingsverzoek dat is ingediend door verzoeker op 1 juli 2022, in het kader van twee lopende strafzaken. Verzoeker heeft eerder beklag ingediend tegen een verbalisant vanwege kluisroof en de inhoudelijke behandeling van deze zaken was gepland op 27 januari 2022. Vanwege afwezigheid in het buitenland heeft verzoeker een aanhoudingsverzoek ingediend, dat is gehonoreerd. De voorzitter van de kamer op de zitting was mr. N. van der Wijngaart. Op 11 maart 2022 ontving verzoeker de processen-verbaal van de aangehouden zitting en diende hij op 14 maart 2022 een wrakingsverzoek in tegen mr. N. van der Wijngaart. Op 20 juni 2022 ontving verzoeker een oproeping voor de behandeling van zijn wrakingsverzoek op 4 juli 2022, maar hij gaf aan verhinderd te zijn. Verzoeker vroeg op 28 juni 2022 om de namen van de raadsheren van de wrakingskamer bekend te maken, maar deze waren nog niet bekend omdat de zaak nog niet gepland was.
Het wrakingsverzoek werd ingediend met de grond dat verzoeker niet op de hoogte werd gebracht van de namen van de raadsheren die zijn verzoeken tot wraking zouden behandelen. De wrakingskamer oordeelde dat het verzoek niet-ontvankelijk was, omdat het niet betrekking had op specifieke, bij naam aangewezen raadsheren en gebaseerd was op feiten die voor elke raadsheer gelden. De beslissing werd genomen op 15 juli 2022 door de wrakingskamer, bestaande uit mrs. A.V.T. de Bie, J.F. Aalders en J. Piena, in aanwezigheid van griffier mr. S. Pesch. De wrakingskamer verklaarde het verzoek tot wraking niet-ontvankelijk, zonder dat een mondelinge behandeling nodig was.