ECLI:NL:GHAMS:2022:2683

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
16 juli 2022
Publicatiedatum
16 september 2022
Zaaknummer
200.307.899/02 en 200.307.901/02
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek in strafrechtelijke procedure met betrekking tot onbekende raadsheren

In deze zaak gaat het om een wrakingsverzoek dat is ingediend door verzoeker op 1 juli 2022, in het kader van twee lopende strafzaken. Verzoeker heeft eerder beklag ingediend tegen een verbalisant vanwege kluisroof en de inhoudelijke behandeling van deze zaken was gepland op 27 januari 2022. Vanwege afwezigheid in het buitenland heeft verzoeker een aanhoudingsverzoek ingediend, dat is gehonoreerd. De voorzitter van de kamer op de zitting was mr. N. van der Wijngaart. Op 11 maart 2022 ontving verzoeker de processen-verbaal van de aangehouden zitting en diende hij op 14 maart 2022 een wrakingsverzoek in tegen mr. N. van der Wijngaart. Op 20 juni 2022 ontving verzoeker een oproeping voor de behandeling van zijn wrakingsverzoek op 4 juli 2022, maar hij gaf aan verhinderd te zijn. Verzoeker vroeg op 28 juni 2022 om de namen van de raadsheren van de wrakingskamer bekend te maken, maar deze waren nog niet bekend omdat de zaak nog niet gepland was.

Het wrakingsverzoek werd ingediend met de grond dat verzoeker niet op de hoogte werd gebracht van de namen van de raadsheren die zijn verzoeken tot wraking zouden behandelen. De wrakingskamer oordeelde dat het verzoek niet-ontvankelijk was, omdat het niet betrekking had op specifieke, bij naam aangewezen raadsheren en gebaseerd was op feiten die voor elke raadsheer gelden. De beslissing werd genomen op 15 juli 2022 door de wrakingskamer, bestaande uit mrs. A.V.T. de Bie, J.F. Aalders en J. Piena, in aanwezigheid van griffier mr. S. Pesch. De wrakingskamer verklaarde het verzoek tot wraking niet-ontvankelijk, zonder dat een mondelinge behandeling nodig was.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM
zaaknummers : 200.307.899/02 en 200.307.901/02
zaaknummers hoofdzaak : K21/230033 en K21/230034
beslissing van de wrakingskamer van 15 juli 2022
inzake het op 1 juli 2022 ingediende wrakingsverzoek van
[verzoeker01],
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 1961,
adres: [adres01] , [postcode01] [plaats01] ,
hierna te noemen “verzoeker”.

1.Het geding

1.1
Verzoeker heeft in de hoofdzaken op grond van artikel 12 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) tweemaal beklag ingediend met het verzoek om alsnog een opsporingsonderzoek in te (laten) stellen tegen verbalisant [verbalisant01] vanwege kluisroof.
1.2
De inhoudelijke behandeling van de beklagzaken stond gepland op 27 januari 2022. Verzoeker heeft een aanhoudingsverzoek ingediend omdat hij niet aanwezig kon zijn bij de behandeling van zijn beklag wegens verblijf in het buitenland. Naar aanleiding van dit aanhoudingsverzoek is verzoeker op voorhand medegedeeld dat het verzoek tot aanhouding zal worden gehonoreerd en dat ter zitting de zaken zullen worden aangehouden voor onbepaalde tijd.
1.3
Op de zitting van 27 januari 2022 zijn ter zitting de zaken voor onbepaalde tijd aangehouden. De voorzitter van de kamer was mr. N. van der Wijngaart.
1.4
Op 11 maart 2022 ontving verzoeker de processen-verbaal van de aangehouden zitting. Per brief van 14 maart 2022 heeft verzoeker een verzoek tot wraking jegens mr. N. van de Wijngaart ingediend (hierna de
eersteverzoeken).
1.5
Op 20 juni 2022 heeft verzoeker een oproeping ontvangen voor 4 juli 2022 teneinde de behandeling van zijn verzoeken tot wraking te behandelen. Diezelfde dag heeft verzoeker per e-mailbericht laten weten verhinderd te zijn. Op 28 juni 2022 heeft verzoeker gevraagd om de namen van de raadsheren van de wrakingskamer, die het verzoek tot wraking zullen behandelen, bekend te maken. Per e-mailbericht van 29 juni 2022 heeft de griffier laten weten dat zodra de zaak gepland zal zijn, de zittingscombinatie ook bekend is en dat de namen dan aan verzoeker gecommuniceerd zullen worden.

2.Het wrakingsverzoek

2.1
Bij e-mailbericht van 1 juli 2022 heeft verzoeker de wrakingskamer gewraakt. Verzoeker voert daarbij aan: “Mijn wrakingsgrond zijn 2 woorden: TOTALE CORRUPTIE”. Verzoeker heeft daarbij gesteld dat hij niet op de hoogte wordt gebracht van de namen van de raadsheren die zijn verzoeken tot wraking zullen gaan behandelen.

3.Ontvankelijkheid van het wrakingsverzoek

3.1
Het eerste wrakingsverzoek (in twee zaken) is gedaan in een strafrechtelijke procedure. Op grond van artikel 512 Sv en verder kan op verzoek van de verdachte of het Openbaar Ministerie elk van de rechters (in hoger beroep: raadsheren) die een zaak behandelen, worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Onder het behandelen van een zaak in de zin van artikel 512 Sv moet worden verstaan: elke rechterlijke bemoeienis met een zaak, van welke aard en omvang dan ook. Daaronder is begrepen de behandeling door (een of meer leden van) de wrakingskamer van een wrakingsverzoek. Dat betekent dat ook de leden van de wrakingskamer kunnen worden gewraakt.
3.2
Het middel wraking is derhalve toegekend aan een partij die wenst te voorkomen dat een rechter die (naar de partij objectief gezien mocht vrezen) jegens hem of haar een vooringenomenheid koestert, (nog langer) bemoeienis met de zaak zal hebben. Wraking is derhalve uitsluitend mogelijk van de rechter(s) door wie een zaak wordt behandeld.
3.3
De wrakingskamer begrijpt dat verzoeker bedoelt de (nog onbekende) raadsheren die het eerste wrakingsverzoek in beide zaken zullen gaan behandelen te wraken. De raadsheren zijn nog niet bekend, omdat de zaak nog niet definitief gepland is. De grond van de wraking van de wrakingskamer luidt als volgt: “Mijn wrakingsgrond zijn 2 woorden: TOTALE CORRUPTIE”.
3.4
Het verzoek heeft derhalve geen betrekking op specifieke, bij naam aangewezen raadsheren die de
eerstewrakingsverzoeken van de verzoeker zullen gaan behandelen. Evenmin is het verzoek gebaseerd op feitelijk omschreven beslissingen, handelingen of gedragingen van bij naam aangewezen raadsheren. Mede gelet op hetgeen is bepaald in artikel 40, tweede lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie berust het verzoek bovendien op feiten en omstandigheden die voor elke raadsheer – in welke samenstelling dan ook – gelden.
3.5
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk is.
3.6
Op grond hiervan kan overeenkomstig het bepaalde in paragraaf 4.2 van het
wrakingsprotocol van het gerechtshof Amsterdam, een mondelinge behandeling van het voorliggende wrakingsverzoek achterwege blijven.

3.De beslissing

De wrakingskamer:
- verklaart het verzoek tot wraking van de wrakingskamer niet-ontvankelijk.
Deze beslissing is gegeven door mrs. A.V.T. de Bie, J.F. Aalders en J. Piena, in
tegenwoordigheid van mr. S. Pesch, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting
van dit gerechtshof van 15 juli 2022.
Mrs. A.V.T. de Bie en J. Piena zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.