ECLI:NL:GHAMS:2022:2676

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
13 september 2022
Publicatiedatum
15 september 2022
Zaaknummer
200.305.351/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onderbewindstelling van een betrokkene wegens geestelijke en lichamelijke toestand

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 13 september 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de onderbewindstelling van een betrokkene, die niet in staat werd geacht haar vermogensrechtelijke belangen te behartigen als gevolg van haar geestelijke en lichamelijke toestand. De betrokkene, geboren in 1995, was op het moment van de uitspraak gedetineerd op verdenking van brandstichting in de woning van haar moeder. De kantonrechter had eerder op 15 november 2021 de goederen van de betrokkene onder bewind gesteld, op verzoek van de instelling waar zij verbleef, vanwege haar problematische toestand. De bewindvoerder, die aanvankelijk was aangesteld, was inmiddels ontslagen en vervangen door Fidinda CBM B.V. De betrokkene verzocht het hof om de onderbewindstelling te vernietigen, stellende dat zij in staat was haar financiën zelfstandig te beheren en geen schulden had.

Tijdens de mondelinge behandeling op 28 juli 2022 heeft de advocaat van de betrokkene, mr. E. Bruijn, het standpunt van de betrokkene toegelicht. De bewindvoerder meldde echter dat hij zijn werkzaamheden niet kon uitvoeren vanwege de detentie van de betrokkene en dat er een psychologisch onderzoek zou plaatsvinden. Het hof heeft de situatie van de betrokkene beoordeeld, waarbij het opmerkte dat er geen bewijs was dat de betrokkene in staat was haar vermogensrechtelijke belangen te behartigen. De betrokkene had een geschiedenis van geestelijke gezondheidsproblemen, waaronder een autismespectrumstoornis en psychotische klachten, en het hof concludeerde dat de onderbewindstelling gerechtvaardigd was. Het hof bekrachtigde de beschikking van de kantonrechter, waarmee de onderbewindstelling werd gehandhaafd.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
zaaknummer: 200.305.351/01
zaaknummer rechtbank: 9456187 EB VERZ 21-12543
beschikking van de meervoudige kamer van 13 september 2022 in de zaak van
[de betrokkene] ,
wonende te [plaats A] ,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de betrokkene,
advocaat: mr. E. Bruijn te Amsterdam.
Als belanghebbenden in deze zaak zijn aangemerkt:
- voorheen Heijne Bewindvoering Beheer & Advies B.V. te Nieuw-Lekkerland, thans Fidinda CBM B.V., gevestigd te Gorinchem (hierna te noemen: de bewindvoerder);
- [de moeder] (hierna te noemen: de moeder);
- [de broer] (hierna te noemen: de broer).

1.Het verloop van het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam (hierna te noemen: de kantonrechter) van 15 november 2021, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
De betrokkene is op 14 januari 2022 in hoger beroep gekomen van voormelde beschikking.
2.2
Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:
- een bericht van de zijde van de betrokkene van 11 februari 2022, met bijlagen;
- een brief van de bewindvoerder van 28 februari 2022 waarin hij meedeelt ter zitting verweer te zullen voeren;
- een e-mailbericht van de bewindvoerder van 25 juli 2022, met een afmelding voor de zitting en als bijlage een brief waarin hij meedeelt dat het mentorschap en de bewindvoering in verband met detentie van de betrokkene niet uitvoerbaar is.
2.3
De mondelinge behandeling heeft op 28 juli 2022 plaatsgevonden. Verschenen is:
- mr. E. Bruijn, namens de betrokkene, die zelf niet ter zitting is verschenen.

3.De feiten

3.1
De betrokkene is geboren [in] 1995.
3.2
De betrokkene is [in] 2022 gedetineerd op grond van verdenking van brandstichting in de woning van haar moeder.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter, op verzoek van de instelling waar de betrokkene ten tijde van indiening van het verzoek verbleef, de goederen die (zullen) toebehoren aan de betrokkene onder bewind gesteld wegens haar lichamelijke/geestelijke toestand, met benoeming van Heijne Bewindvoering Beheer & Advies B.V tot bewindvoerder.
4.2
Ambsthalve is het hof ermee bekend dat Heijne Bewindvoering Beheer & Advies B.V. bij beschikking van de kantonrechter van 26 januari 2022 is ontslagen als bewindvoerder onder gelijktijdige benoeming van Fidinda CBM B.V. tot bewindvoerder.
4.3
De betrokkene verzoekt, met vernietiging van de bestreden beschikking, de onderbewindstelling (alsnog) af te wijzen.

5.De motivering van de beslissing

Wettelijk kader
5.1
Op grond van artikel 1:431 lid 1 Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kantonrechter, indien een meerderjarige tijdelijk of duurzaam niet in staat is ten volle zijn vermogensrechtelijke belangen behoorlijk waar te nemen als gevolg van zijn lichamelijke of geestelijke toestand dan wel verkwisting of het hebben van problematische schulden, een bewind instellen over één of meer van de goederen, die hem als rechthebbende toebehoren of zullen toebehoren.
De standpunten
5.2
De betrokkene stelt dat de noodzaak voor bewind niet bestaat en voert in de eerste plaats aan dat zij in staat is zelfstandig haar financiën te beheren. Er is geen sprake van schulden of verkwisting, zij heeft een spaarrekening en de betrokkene koopt geen buitensporige luxe producten. Er is te geringe informatie om te oordelen dat de betrokkene niet met haar financiën kan omgaan. Voor bewindvoering is dan ook geen reden, aldus de betrokkene.
5.3
De bewindvoerder heeft het hof bij brief van 25 juli 2022 bericht dat als gevolg van de detentie van de betrokkene hij zijn werkzaamheden als bewindvoerder op dit moment feitelijk niet kan uitvoeren. Haar voorlopige hechtenis is voorlopig verlengd en op 11 oktober 2022 zal een (pro forma) behandeling van de zaak plaatsvinden. Het is de bedoeling dat de betrokkene wordt onderzocht in het Pieter Baan Centrum. Voorlopig zal moeten worden afgewacht wat er uit het psychisch onderzoek van en strafzaak tegen de betrokkene komt, aldus de bewindvoerder.
De beoordeling
5.4
Het hof overweegt als volgt. De onderbewindstelling, en ook het mentorschap, voor de betrokkene is verzocht door Mentrum Kliniek [plaats A] (hierna: Mentrum), waar de betrokkene toentertijd opgenomen was. Uit de bij het verzoek aan de kantonrechter gevoegde brief van Mentrum van 6 september 2021 volgt dat de betrokkene in de psychiatrische voorgeschiedenis bekend is met een autismespectrumstoornis, ADHD en depressieve klachten. De betrokkene is ervan overtuigd dat zij een hersentumor heeft, ondanks dat op een MRI geen afwijkingen zijn te zien, en zij is ervan overtuigd dat zij thuis wordt gemarteld door haar moeder. Zij maakt thuis crystal meth die zij intraveneus gebruikte, naar eigen zeggen als zelfmedicatie. Op 1 juni 2021 heeft een crisisopname plaatsgehad vanwege psychotische belevingen en wanen bij de betrokkene, passend bij schizofrenie. Tijdens haar verblijf bij Mentrum op basis van een machtiging op grond van de Wet Verplichte Geestelijke Gezondheidszorg is voor de betrokkene een uitkering op grond van de Participatiewet aangevraagd en verkregen. Voor die tijd had betrokkene geen inkomsten. Uit de brief van 6 september 2021 van Mentrum blijkt dat de betrokkene als gevolg van haar lichamelijke en geestelijke toestand niet in staat is haar vermogensrechtelijke en haar niet-vermogensrechtelijke belangen behoorlijk waar te nemen en daarin kan haar familie geen rol spelen. Onderbewindstelling is daarmee de enig mogelijke maatregel. De ontwikkelingen sindsdien maken dit oordeel van het hof niet anders. De betrokkene is na ontslag uit de Mentrum Kliniek weer bij haar moeder en haar broer gaan wonen, tot aan de brandstichting op verdenking waarvan zij [in] 2022 gedetineerd is. De betrokkene vindt dat haar persoonlijke problematiek haar niet belemmert om haar vermogensrechtelijke belangen te behartigen. Er zijn echter geen stukken in het geding gebracht waaruit dat blijkt. Nu iedere onderbouwing ontbreekt en het hof ook anderszins niet is gebleken dat de stelling van de betrokkene juist is, moet ervan worden uitgegaan dat de betrokkene nog altijd niet in staat is ten volle haar vermogensrechtelijke belangen behoorlijk waar te nemen, als gevolg van haar geestelijke en/of lichamelijke toestand.
Gelet op het vorenstaande, is het hof van oordeel dat genoegzaam is gebleken dat de betrokkene ten tijde van de bestreden beschikking niet in staat was en ook thans niet in staat is om haar vermogensrechtelijke belangen zelf waar te nemen en dat aldus is voldaan aan de gronden voor onderbewindstelling en dat deze maatregel nodig was en is.
5.5
De bewindvoerder zal naar eigen zeggen de nieuwe situatie, als verwoord in de brief van 25 juli 2022 (zie 2.2), aan de kantonrechter melden. Een beoordeling van de gevolgen die deze situatie voor (de voortzetting van) de bewindvoering en het mentorschap ten behoeve van de betrokkene moet hebben is aan de kantonrechter en maakt geen deel uit van de beoordeling door het hof in dit hoger beroep. Daarbij neemt het hof in aanmerking dat de bewindvoerder geen grieven heeft gericht tegen de bestreden beschikking.
5.6
Dit leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking waarvan beroep.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.F.G.H. Beckers, mr. M.T. Hoogland en mr. J.F. Miedema, in tegenwoordigheid van mr. T.L. Prins als griffier, en is op 13 september 2022 in het openbaar uitgesproken door de voorzitter.