ECLI:NL:GHAMS:2022:2676
Gerechtshof Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Onderbewindstelling van een betrokkene wegens geestelijke en lichamelijke toestand
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 13 september 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de onderbewindstelling van een betrokkene, die niet in staat werd geacht haar vermogensrechtelijke belangen te behartigen als gevolg van haar geestelijke en lichamelijke toestand. De betrokkene, geboren in 1995, was op het moment van de uitspraak gedetineerd op verdenking van brandstichting in de woning van haar moeder. De kantonrechter had eerder op 15 november 2021 de goederen van de betrokkene onder bewind gesteld, op verzoek van de instelling waar zij verbleef, vanwege haar problematische toestand. De bewindvoerder, die aanvankelijk was aangesteld, was inmiddels ontslagen en vervangen door Fidinda CBM B.V. De betrokkene verzocht het hof om de onderbewindstelling te vernietigen, stellende dat zij in staat was haar financiën zelfstandig te beheren en geen schulden had.
Tijdens de mondelinge behandeling op 28 juli 2022 heeft de advocaat van de betrokkene, mr. E. Bruijn, het standpunt van de betrokkene toegelicht. De bewindvoerder meldde echter dat hij zijn werkzaamheden niet kon uitvoeren vanwege de detentie van de betrokkene en dat er een psychologisch onderzoek zou plaatsvinden. Het hof heeft de situatie van de betrokkene beoordeeld, waarbij het opmerkte dat er geen bewijs was dat de betrokkene in staat was haar vermogensrechtelijke belangen te behartigen. De betrokkene had een geschiedenis van geestelijke gezondheidsproblemen, waaronder een autismespectrumstoornis en psychotische klachten, en het hof concludeerde dat de onderbewindstelling gerechtvaardigd was. Het hof bekrachtigde de beschikking van de kantonrechter, waarmee de onderbewindstelling werd gehandhaafd.