ECLI:NL:GHAMS:2022:2665
Gerechtshof Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Beëindiging gezag van de moeder over minderjarige in het belang van de ontwikkeling van het kind
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 13 september 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van het gezag van de moeder over haar minderjarige dochter. De moeder, die alleen het gezag uitoefende, verzocht om de beschikking van de rechtbank Amsterdam van 19 juli 2022 te vernietigen, waarin het gezag werd beëindigd en de GI tot voogd werd benoemd. Het hof oordeelde dat aan de voorwaarden voor gezagsbeëindiging was voldaan en dat het in het belang van het kind noodzakelijk was om het gezag te beëindigen. De moeder had eerder erkend dat er gronden waren voor gezagsbeëindiging, maar deed een beroep op de discretionaire bevoegdheid van de rechter om het gezag in stand te laten. Het hof oordeelde echter dat de belangen van het kind, dat duidelijkheid nodig heeft over haar opgroeisituatie, zwaarder wegen dan de wens van de moeder om het gezag te behouden. De moeder had in het verleden veelvuldig de maatregelen betwist en de samenwerking met de GI verliep moeizaam. Het hof benadrukte dat de gezagsbeëindiging gerechtvaardigd was en geen schending van artikel 8 EVRM met zich meebracht. De beschikking van de rechtbank werd bekrachtigd, en het hof droeg de griffier op om een afschrift van de uitspraak toe te zenden aan de rechtbank Amsterdam voor het openbaar register.