ECLI:NL:GHAMS:2022:2635

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
19 mei 2022
Publicatiedatum
8 september 2022
Zaaknummer
23-003264-21
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor mishandeling met geslaagd beroep op noodweerexces

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 19 mei 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere veroordeling van de verdachte voor mishandeling. De verdachte was eerder door de politierechter veroordeeld tot een taakstraf van 24 uren, subsidiair 12 dagen hechtenis, voor het mishandelen van [benadeelde01] op 14 april 2017. In hoger beroep heeft het hof het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een geldboete van € 500,00, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis. De Hoge Raad heeft deze zaak terugverwezen naar het hof na vernietiging van het eerdere arrest.

Tijdens de behandeling van de zaak heeft de raadsvrouw van de verdachte aangevoerd dat de verdachte heeft gehandeld uit noodweerexces, wat door de advocaat-generaal werd ondersteund. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op het moment van de mishandeling in een hevige gemoedsbeweging verkeerde, veroorzaakt door een wederrechtelijke aanranding door [slachtoffer01]. Het hof concludeert dat de verdachte de grenzen van noodzakelijke verdediging heeft overschreden, maar dat deze overschrijding het gevolg was van de hevige gemoedsbeweging. Hierdoor is de verdachte niet strafbaar voor de bewezenverklaarde mishandeling en wordt hij ontslagen van alle rechtsvervolging.

Daarnaast heeft de benadeelde partij [benadeelde01] een vordering tot schadevergoeding ingediend, die door het hof niet-ontvankelijk is verklaard, aangezien de verdachte niet strafbaar is voor de bewezen feiten. De benadeelde partij kan de vordering enkel bij de burgerlijke rechter indienen. Het hof heeft de kosten van de procedure voor beide partijen bepaald.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003264-21
datum uitspraak: 19 mei 2022
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen – na terugwijzing door de Hoge Raad der Nederlanden bij arrest van 7 december 2021 met nummer 19/05643 – op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 22 mei 2018 in de strafzaak onder parketnummer 13-199272-17 tegen
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 1987,
adres: [adres01] , [postcode01] [plaats01] .

Procesgang

De politierechter heeft de verdachte voor het tenlastegelegde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 24 uren, subsidiair 12 dagen hechtenis, met aftrek van het voorarrest.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Het gerechtshof Amsterdam heeft in hoger beroep bij arrest van 3 december 2019 het bestreden vonnis vernietigd en opnieuw recht gedaan en de verdachte veroordeeld tot een geldboete van € 500,00, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 10 dagen hechtenis, met aftrek van het voorarrest.
De verdachte heeft tegen het arrest van het gerechtshof beroep in cassatie ingesteld.
De Hoge Raad der Nederlanden heeft bij arrest van 7 december 2021 het arrest van het gerechtshof Amsterdam vernietigd, en de zaak naar dit gerechtshof teruggewezen teneinde, met inachtneming van de uitspraak van de Hoge Raad, deze in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw te berechten en af te doen.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg en, na terugwijzing naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 19 mei 2022.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsvrouw naar voren hebben gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 14 april 2017 te Amsterdam [benadeelde01] en/of [slachtoffer01] heeft mishandeld door dezen meermalen op/tegen het hoofd en/of elders tegen het lichaam te slaan en/of te schoppen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de politierechter.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 14 april 2017 te Amsterdam [benadeelde01] heeft mishandeld door deze meermalen tegen het hoofd te slaan.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
mishandeling.

Strafbaarheid van de verdachte

Ter terechtzitting heeft de raadsvrouw aangevoerd dat de verdachte heeft gehandeld uit noodweerexces, als bedoeld in artikel 41, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht. De raadsvrouw heeft gesteld dat de verdachte, door [benadeelde01] meermalen tegen zijn hoofd te slaan, weliswaar de grenzen van een noodzakelijke verdediging heeft overschreden, maar dat deze overschrijding het onmiddellijk gevolg is geweest van een door de ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding veroorzaakte, hevige gemoedsbeweging.
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte een geslaagd beroep op noodweerexces toekomt.
Het hof overweegt als volgt.
Op 4 april 2017 heeft in een filiaal van fastfoodketen [naam01] aan het [adres02] te Amsterdam een
handgemeen plaatsgevonden waarbij enerzijds de verdachte en anderzijds aangevers [benadeelde01] en
[slachtoffer01] waren betrokken. Hierbij hebben zich achtereenvolgens geweldshandelingen voorgedaan op
de begane grond, op een plateau van de trap naar de eerste verdieping en op de eerste verdieping van
deze horecagelegenheid.
Het incident nam een aanvang toen de verdachte met zijn vriendin bij de counter stond om te bestellen.
Achter hen stonden [benadeelde01] en [slachtoffer01] die hen maanden op te schieten. Hierop ontstond een woordenwisseling tussen de verdachte en de aangevers en vervolgens enig duw- en trekwerk tussen de verdachte en [benadeelde01] . Hierna gaf [slachtoffer01] de verdachte een vuistslag in het gezicht. Het hof merkt deze laatste handeling aan als een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van de verdachte.
Het hof ziet zich voor de vraag gesteld of het handelen van de verdachte op de eerste verdieping van het restaurant het onmiddellijk gevolg is geweest van een hevige gemoedsbeweging die door de daaraan voorafgegane wederrechtelijke aanranding is veroorzaakt. Op dat moment bestond voornoemde ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van de verdachte niet langer aangezien de verdachte aldaar door medewerkers van het restaurant was gescheiden [benadeelde01] en [slachtoffer01] , waardoor er sprake was van een grote lege ruimte tussen de verdachte enerzijds en [benadeelde01] en [slachtoffer01] anderzijds. De verdachte is op [benadeelde01] en [slachtoffer01] afgerend en heeft [benadeelde01] meermalen in het gezicht geslagen.
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard uit angst en paniek te hebben gehandeld; hij was bang voor zijn eigen veiligheid en de veiligheid van zijn vriendin. Bovendien was zijn zicht belemmerd doordat hij zijn bril was verloren als gevolg van de klappen die hij kreeg, hetgeen bijdroeg aan de angst- en paniekgevoelens. Hij heeft voorts verklaard dat hij niet meer helemaal wist waar hij was, dat hij zichzelf niet meer was en het idee had te hebben ‘gevochten voor zijn leven’. Tevens heeft de verdachte verklaard dat hij het gehele incident, waarbij zich zoals gezegd geweldshandelingen hebben voorgedaan op de begane grond, op een plateau van de trap naar de eerste verdieping en op de eerste verdieping, als één voortdurende gebeurtenis heeft ervaren die – ook wat de door hem ervaren emotie betreft – niet in verschillende fases is op te splitsen.
Het hof is op grond van het voorgaande van oordeel dat de verdachte op de eerste verdieping van het restaurant tegen het hoofd [benadeelde01] heeft geslagen – op een moment waarop voornoemde noodweersituatie feitelijk was beëindigd – terwijl hij verkeerde in een hevige, nog voortdurende gemoedsbeweging die was ontstaan door die noodweersituatie. Het hof is van oordeel dat de verdachte derhalve de grenzen van de noodzakelijke verdediging heeft overschreden als onmiddellijk gevolg van deze hevige gemoedsbeweging. Voorts acht het hof aannemelijk dat deze hevige gemoedsbeweging van doorslaggevend belang is geweest voor de gedraging van de verdachte.
Het beroep op noodweerexces slaagt.
De verdachte is, gelet op het voorgaande, ten aanzien van het bewezenverklaarde niet strafbaar en dient derhalve te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde01]

De benadeelde partij [benadeelde01] heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 1.031,77. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
Het hof is van oordeel dat de benadeelde partij in de vordering niet kan worden ontvangen, nu de verdachte niet strafbaar is voor hetgeen bewezen is verklaard. De benadeelde partij kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld, verklaart de verdachte niet strafbaar en ontslaat de verdachte te dier zake van alle rechtsvervolging.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde01]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde01] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding en bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. D. Radder, mr. N.A. Schimmel en mr. D. Abels, in tegenwoordigheid van mr. S. Abelsma, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 19 mei 2022.