ECLI:NL:GHAMS:2022:2632
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in ontnemingszaak na overlijden verdachte
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 14 april 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Den Haag van 12 april 2019. De zaak betreft een ontnemingsvordering van het Openbaar Ministerie tegen de verdachte, die op 3 februari 2022 is overleden. Het hof heeft vastgesteld dat, ingevolge artikel 69 van het Wetboek van Strafrecht, met het overlijden van de verdachte het recht op strafvervolging en het recht tot voortzetting van de ontnemingsprocedure vervalt. Dit betekent dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, die was geschat op een bedrag van € 18.162,35.
De rechtbank had eerder de verdachte veroordeeld voor opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en had een verplichting tot betaling van € 14.529,88 opgelegd. De verdachte had hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis, maar door zijn overlijden kon de procedure niet worden voortgezet. Het hof heeft de vordering van de advocaat-generaal gevolgd en het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk verklaard in de ontnemingsvordering. Het vonnis van de rechtbank is vernietigd en het hof heeft opnieuw recht gedaan, waarbij het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk is verklaard in de ontnemingsvordering.