ECLI:NL:GHAMS:2022:263

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
1 februari 2022
Publicatiedatum
1 februari 2022
Zaaknummer
200.297.285/01 en 200.297.285/02
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zorgregeling en contactherstel tussen ouders en minderjarige kinderen onder toezicht van de GI

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Amsterdam, gaat het om een hoger beroep inzake de zorgregeling en kinderalimentatie tussen de man en de vrouw, die gezamenlijk de ouders zijn van drie minderjarige kinderen. De man is in hoger beroep gekomen van een beschikking van de rechtbank Noord-Holland, waarin een zorgregeling was vastgesteld. De ouders zijn in 2013 gehuwd, maar hun huwelijk is in 2016 ontbonden. De kinderen hebben hun hoofdverblijfplaats bij de vrouw, en de man heeft in het verleden een beperkte bijdrage geleverd aan de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen. De rechtbank had eerder bepaald dat de kinderen onder toezicht zijn gesteld van een gecertificeerde instelling, de GI, vanwege zorgen over de opvoeding en de communicatie tussen de ouders.

Tijdens de mondelinge behandeling heeft de man verzocht om een uitbreiding van de zorgregeling, terwijl de vrouw zich verzet tegen deze uitbreiding en stelt dat de man onvoldoende betrokken is bij de opvoeding van de kinderen. De raad voor de kinderbescherming heeft geadviseerd om de bestaande zorgregeling te handhaven, gezien de onduidelijkheid over de communicatie tussen de ouders en de impact daarvan op de kinderen. Het hof heeft overwogen dat de huidige situatie, waarin de kinderen onder toezicht staan, vraagt om een zorgvuldige aanpak en dat de GI de regie moet voeren over de zorgregeling. Het hof heeft besloten dat de zorgregeling onder regie van de GI zal worden uitgevoerd, waarbij de GI zal toezien op de haalbaarheid van de omgang tussen de man en de kinderen.

De man heeft ook verzocht om een wijziging van de kinderalimentatie, en het hof heeft de ouders in staat gesteld om overeenstemming te bereiken over de kinderalimentatie, die nu is vastgesteld op € 50,- per kind per maand. Het hof heeft de bestreden beschikking vernietigd en bepaald dat de GI zal toezien op de uitvoering van de zorgregeling, met als doel contactherstel tussen de man en de kinderen, in het bijzonder met [kind 1].

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
zaaknummers: 200.297.285/01 en 200.297.285/02
zaaknummers rechtbank: C/15/309471 FA RK20-6029 en C/15/308548/ FA RK 20-5504
beschikking van de meervoudige kamer van 1 februari 2022 inzake:
[de man],
wonende te [plaats A] ,
verzoeker in principaal hoger beroep,
verweerder in incidenteel hoger beroep,
verzoeker in het incident,
hierna te noemen: de man,
advocaat: aanvankelijk mr. Vir Piari, thans mr. A.I. Lunshof te Amsterdam,
en
[de vrouw] ,
wonende te [plaats B] ,
verweerster in principaal hoger beroep,
verzoekster in incidenteel hoger beroep,
verweerster in het incident,
verder te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. F.J. ten Seldam te Haarlem.
Verder zijn als belanghebbenden aangemerkt:
- de minderjarige [kind 1] (hierna te noemen: [kind 1] );
- de minderjarige [kind 2] (hierna te noemen: [kind 2] );
- de minderjarige [kind 3] (hierna te noemen: [kind 3] ) ( [kind 1] , [kind 2] en [kind 3] worden hierna gezamenlijk ook genoemd: de kinderen).
In zijn adviserende taak is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
gevestigd te Den Haag,
locatie Haarlem,
hierna te noemen: de raad.

1.Het verloop van het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem (hierna te noemen: de rechtbank) van
19 april 2021, uitgesproken onder voormelde zaaknummers.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
De man is op 16 juli 2021 in hoger beroep gekomen van bovengenoemde beschikking van 19 april 2021.
2.2
De vrouw heeft op 1 september 2021 een verweerschrift tevens houdende incidenteel hoger beroep ingediend.
2.3
De man heeft op 1 oktober 2021 een verweerschrift in het incidenteel hoger beroep ingediend.
2.4
Bij het hof zijn daarna de volgende stukken ingekomen:
- een bericht van de zijde van de vrouw van 2 november 2021, met bijlagen, ingekomen op diezelfde datum;
- een journaalbericht van de zijde van de man van 4 november 2021 met bijlagen, ingekomen op 5 november 2021;
- een journaalbericht van de zijde van vrouw van 19 november 2021, met bijlagen, ingekomen op diezelfde datum.
2.5
De mondelinge behandeling heeft op 17 november 2021 plaatsgevonden. Verschenen zijn:
- de man, bijgestaan door zijn advocaat;
- de vrouw, bijgestaan door haar advocaat;
- de raad, vertegenwoordigd door de heer W.R. Daalderop.
De advocaat van de man heeft ter zitting een pleitnotitie overgelegd.

3.De feiten

3.1
De man en de vrouw (hierna gezamenlijk ook te noemen: de ouders) zijn [in] 2013 met elkaar gehuwd, welk huwelijk op 14 januari 2016 is ontbonden door inschrijving in de registers van de burgerlijke stand van de echtscheidingsbeschikking van de rechtbank van 23 december 2015.
3.2
Partijen zijn de ouders van:
- [kind 1] , geboren [in] 2012 te [geboorteplaats] ;
- [kind 2] , geboren [in] 2014 te [geboorteplaats] ;
- [kind 3] , geboren [in] 2018 te [geboorteplaats] .
De ouders en de kinderen hebben de Nederlandse nationaliteit. De ouders oefenen gezamenlijk het gezag uit over de kinderen. De kinderen hebben hun hoofdverblijfplaats bij de vrouw.
3.3
Bij de hiervoor genoemde echtscheidingsbeschikking is bepaald dat het door de ouders op 30 september 2015 ondertekende ouderschapsplan, deel uitmaakt van die beschikking. In het ouderschapsplan is ten aanzien van de zorg- en contactregeling opgenomen dat partijen telkens de zorg- en contactregeling in onderling overleg met elkaar zullen afstemmen. Tevens is opgenomen dat de man onvoldoende inkomen heeft om een bijdrage in de kosten van verzorging en levensonderhoud van de kinderen te voldoen.
3.4
Vanaf enig moment in 2019 is de man aan de vrouw een bijdrage in de kosten van de verzorging en opvoeding van de kinderen van € 50,- per maand gaan betalen.
3.5
Bij beschikking van de rechtbank van 18 augustus 2021 zijn de kinderen voor de duur van twaalf maanden onder toezicht gesteld van de gecertificeerde instelling Stichting de Jeugd- en Gezinsbeschermers (hierna te noemen: de GI), te weten tot 18 augustus 2022.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking is, met wijziging van de hiervoor genoemde beschikking van de rechtbank van 23 december 2015 en het daarvan deel uitmakende ouderschapsplan, bepaald dat de kinderen op de navolgende dagen bij de man verblijven:
- in de oneven weken in het weekend van zaterdag 10:30 uur tot zondag 16:30 uur, waarbij de vrouw op zaterdagmiddag om 16:00 uur met de kinderen belt;
- gedurende één, in onderling overleg af te spreken, woensdagmiddag per maand, waarbij de man de kinderen ophaalt van school c.q. de vrouw en ze voor het avondeten terugbrengt naar de vrouw;
- tijdens het suikerfeest, het offerfeest, vaderdag en de verjaardag van de man van 10:00 uur tot 19:00 uur;
- in de oneven jaren op eerste kerstdag en in de even jaren op tweede kerstdag van 10:00 uur tot 19:00 uur;
- om het jaar met oud & nieuw, voor het eerst in het jaar 2022/2023, van 10:00 uur op oudejaarsdag tot 16:00 uur op nieuwjaarsdag;
- gedurende de vakanties: het weekend waarin de kinderen volgens de reguliere zorgregeling bij de man verblijven wordt met een dag verlengd, in die zin dat als de kinderen het laatste weekend van de vakantie bij de man zijn, de kinderen vanaf de vrijdag voorafgaand aan dat weekend om 10:30 uur bij de man verblijven en in de andere weekenden verblijven zij tot de eerstvolgende maandag 16:30 uur bij de man;
- de man haalt de kinderen en brengt de kinderen terug.
Voorts is bepaald dat de man aan de vrouw als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen € 75 per kind per maand dient te voldoen met ingang van 6 oktober 2020 tot 1 juni 2021 en € 129 per kind per maand met ingang van 1 juni 2021, voor wat betreft de toekomstige termijnen bij vooruitbetaling te voldoen.
4.2
De man verzoekt in de zaak met zaaknummer 200.297.285/01:
- de bestreden beschikking ten aanzien van de zorgregeling te vernietigen en te bepalen dat:
- primair: de kinderen in de oneven weken van vrijdag uit school tot zondag 19:00 uur bij de man verblijven, waarbij de man de kinderen vrijdag uit school ophaalt in [plaats B] en de vrouw de kinderen zondag om 19:00 uur bij de man ophaalt in [plaats A] . Daarnaast haalt de man de kinderen iedere week op de donderdag uit school en brengt hij de kinderen vrijdagochtend naar school. Elke week op dinsdagmiddag of woensdagmiddag om 16:00 uur zal de man met alle kinderen beeldbellen;
- subsidiair: de kinderen de eerste week van de maand van vrijdag uit school tot zondag 19:00 uur bij de man verblijven, waarbij de man de kinderen op vrijdag uit school ophaalt in [plaats B] en de vrouw de kinderen op zondag om 19:00 uur bij de man ophaalt in [plaats A] . De tweede week van de maand zal de man met alle kinderen op dinsdagmiddag of woensdagmiddag om 16:00 uur beeldbellen. De derde week van de maand verblijven de kinderen van vrijdag uit school tot zondag 19:00 uur bij de man, waarbij de man de kinderen op vrijdag uit school ophaalt in [plaats B] en de vrouw de kinderen op zondag om 19:00 uur bij de man ophaalt in [plaats A] . De vierde week van de maand zal de man met alle kinderen op dinsdagmiddag of woensdagmiddag om 16:00 uur beeldbellen;
- te bepalen dat de kinderen met de man naar het buitenland mogen reizen en de door de man in het beroepschrift voorgestelde verdeling van de vakanties te bepalen;
- de vrouw te veroordelen om de zorgregeling na te komen op straffe van een dwangsom van € 250,-, althans een bedrag dat het hof juist acht, per dag, of dagdeel, dat de vrouw te laat is in de nakoming van de zorgregeling;
- de bestreden beschikking, voor zover daarbij de door de man verzochte informatie- en consultatieregeling is afgewezen, te vernietigen en te bepalen dat de vrouw met de man zal overleggen en zij de man een keer per twee weken per e-mail zal informeren over gewichtige aangelegenheden betreffende onderwijs, medische zaken, financiële zaken en juridische zaken met betrekking tot de kinderen;
- de bestreden beschikking, voor zover daarbij het verzoek ten aanzien van het wijzigen van het voedingspatroon van de kinderen is afgewezen, te vernietigen en te bepalen dat de vrouw de kinderen niet meer veganistisch opvoedt en het voedingspatroon van de kinderen wijzigt en overlegt met de man;
- de bestreden beschikking, voor zover daarbij een bijdrage van de man in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen is vastgesteld, te vernietigen en te bepalen dat de man met ingang van primair de datum van de in dezen te wijzen beschikking, subsidiair met ingang van de datum van de beschikking waarvan beroep, een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen dient te betalen van € 50,- per maand, althans een bedrag dat het hof juist acht, bij voortuitbetaling aan de vrouw te voldoen.
In de zaak met zaaknummer 200.297.285/02 verzoekt de man om bij wijze van voorlopige voorziening als bedoeld in artikel 223 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) voor de duur van het geding in hoger beroep te bepalen dat hij de vrouw een bedrag van € 50,- per maand, althans een bedrag dat het hof juist acht, als bijdragen in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen dient te voldoen.
4.3
De vrouw verzoekt in principaal hoger beroep de verzoeken van de man af te wijzen, behoudens het punt van de aanvang van de zorgregeling op vrijdag uit school. Voorts verzoekt de vrouw de door de man gevraagde voorlopige voorziening af te wijzen.
4.4
De vrouw verzoekt in incidenteel hoger beroep de bestreden beschikking op het punt van de zorgregeling tussen de man en [kind 1] te vernietigen en te bepalen dat de regeling tussen de man en [kind 1] opgebouwd zal worden met behulp van de hulpverlening.
4.5
De man verzoekt het incidenteel hoger beroep van de vrouw af te wijzen.

5.De motivering van de beslissing

In de zaak met zaaknummer 200297.285/01
5.1
Gelet op de onderlinge samenhang van de grieven in principaal en incidenteel hoger beroep ziet het hof aanleiding deze gezamenlijk te behandelen.
Kinderalimentatie
5.2
Ter zitting in hoger beroep hebben de ouders overeenstemming bereikt over de door de man te betalen kinderalimentatie. Zij hebben afgesproken dat de man aan de vrouw een bedrag van € 50,- per kind per maand aan kinderalimentatie zal voldoen, dat wil zeggen € 150,- in totaal per maand, met ingang van 1 december 2021 en zij hebben het hof verzocht deze overeenstemming in de beschikking op te nemen.
Zorgregeling
5.3
Op grond van artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter op verzoek van de ouders of een van hen een regeling vaststellen inzake de uitoefening van het ouderlijk gezag. Deze regeling kan onder meer omvatten een toedeling aan ieder der ouders van de zorg- en opvoedingstaken.
5.4
De rechter neemt een zodanige beslissing als hem in het belang van het kind wenselijk voorkomt. De rechter dient bij zijn beslissing alle omstandigheden van het geval in acht te nemen, wat er in een voorkomend geval toe kan leiden dat andere belangen zwaarder wegen dan het belang van het kind, hoezeer ook dat belang een overweging van de eerste orde dient te zijn bij de afweging van belangen.
5.5
De man voert aan dat hij altijd betrokken is geweest in het leven van de kinderen en hij wenst deze betrokkenheid te behouden. De man wil niet enkel een ‘weekendvader’ zijn en verzoekt daarom uitbreiding van de zorgregeling. De vrouw heeft nooit geprobeerd overleg te voeren met de man over gewichtige zaken omtrent de kinderen, noch heeft de vrouw de man op de hoogte gebracht van ontwikkelingen en gebeurtenissen in het leven van de kinderen. De man maakt zich grote zorgen over het welzijn van de kinderen. Deze zorgen zien voornamelijk op het veganistisch en glutenvrij opvoeden van de kinderen door de vrouw. Uit verschillende onderzoeken is gebleken dat een veganistisch eetpatroon voor kinderen onder de twaalf jaar gevaarlijk is en dat dit zowel de groei als de ontwikkeling van kinderen kan belemmeren. Bij [kind 3] is al sprake van een afwijkende groeicurve.
Ten aanzien van het contact tussen de man en [kind 1] stelt de man dat de vrouw het contact tussen [kind 1] en hem tegenhoudt, althans de vrouw stimuleert [kind 1] niet om naar de man te gaan. Ondanks haar heimwee, waarvan de man denkt dat dit voortkomt uit een loyaliteitsconflict, heeft [kind 1] het fijn bij de man en is het in haar belang om contact en omgang met hem te behouden, aldus de man.
5.6
De vrouw stelt daartegenover dat zij met de man overlegt over aangelegenheden met betrekking tot de kinderen, maar dat de man veelal niet reageert en als hij al reageert, is hij het niet eens met de vrouw. De communicatie tussen de ouders verloopt niet goed, maar de man is wel degelijk op de hoogte van zaken omtrent de kinderen. De vrouw voedt de kinderen niet veganistisch op, maar vegetarisch. Tijdens het laatste onderzoek bij de jeugdarts in juni 2021 zijn geen bijzonderheden gezien en de ontwikkeling en groei van [kind 3] zijn op dit moment stabiel. Voorts verzet de vrouw zich tegen de door de man verzochte wijziging van het eindtijdstip van de omgang op zondag. Het is voor de kinderen te onrustig als zij pas laat thuiskomen. Ook verzet de vrouw zich tegen de door de man voorgestelde vakantieregeling. De kinderen zijn in het verleden onregelmatig bij de man geweest en in de vakanties verbleven de kinderen doorgaans bij de vrouw. Een mogelijke vakantieregeling dient dan ook eerst opgebouwd te worden.
Ten aanzien van het contact tussen de man en [kind 1] vindt de vrouw dat het contactherstel met behulp van de hulpverlening opgebouwd dient te worden. De vrouw is niet tegen omgang tussen [kind 1] en de man, maar is wel van mening dat dit contact niet opgelegd moet worden tegen de wil van [kind 1] . Het risico bestaat namelijk dat [kind 1] nog meer in de knel komt te zitten, aldus de vrouw.
5.7
De raad heeft - kort samengevat - het hof ter zitting in hoger beroep geadviseerd de bestreden beschikking ten aanzien van de zorgregeling te bekrachtigen. Op dit moment is er nog weinig veranderd in de verstandhouding tussen de ouders en er is nog amper regie gevoerd door de GI. Gezien de zorgen die in het raadsrapport naar voren zijn gebracht, is het zeer onwenselijk om de druk voor de kinderen om de omgang uit te breiden te vergroten, temeer omdat de GI heeft aangegeven eerst te gaan kijken of de huidige zorgregeling gehandhaafd moet worden. In deze situatie is het ook schadelijk voor [kind 1] om onder druk te worden gezet om naar de man te gaan. De raad roept de ouders op om alle hulpverlening die zij krijgen te accepteren en te blijven werken aan hun onderlinge verstandhouding. De regie van de GI is hierbij essentieel, aldus de raad.
5.8
Het hof overweegt als volgt.
Bij de beoordeling van de vraag welke regeling op dit moment het meest in het belang is van de kinderen heeft het hof rekening te houden met de sinds 18 augustus 2021 bestaande ondertoezichtstelling die (mede) is uitgesproken in verband met de aanhoudende strijd tussen de ouders en de gevolgen daarvan voor de ontwikkeling van de kinderen. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is duidelijk geworden dat de ouders zeer moeizaam met elkaar communiceren en elkaar als ouders diskwalificeren, ook tegenover de kinderen. Deze situatie heeft onvermijdelijk impact op de kinderen, die onder de spanningen lijden en ervan in de war raken. De strijd betreft ook de uitbreiding van de omgangscontacten tussen de kinderen en de man en belemmert daardoor een vrij en ongedwongen contact tussen de kinderen en beide ouders. Deze situatie wordt verder bemoeilijkt doordat bij [kind 1] sprake is van (grote) weerstand tegen contact met haar vader. Zij heeft last van heimwee en geeft aan niet naar de man te willen.
Ter zitting is door de vrouw gesteld dat de GI tot op heden geen stappen heeft kunnen zetten. De man heeft om verschillende redenen (nog) geen kennis gemaakt met de twee gezinsvoogden en mede daardoor is er door de GI thans nog geen concreet plan opgesteld. Het is voor het hof daarom onvoldoende duidelijk welke stappen in het kader van de ondertoezichtstelling moeten en zullen worden gezet met betrekking tot het bevorderen van de omgang tussen de man en de kinderen en het verbeteren van de ouderrelatie.
5.9
Invoelbaar is dat de man, zoals hij te kennen heeft gegeven, zijn kinderen mist, mede gelet op de goede band die hij met hen stelt te hebben en het feit dat hij nu als vader niet een actieve(re) rol kan vervullen. De door de man verzochte verruiming van de zorgregeling acht het hof echter op dit moment niet in het belang van de kinderen. Daartoe is het volgende redengevend.
5.1
Uit het raadsonderzoek (raadsrapport van 20 juli 2021) naar aanleiding van een melding van Veilig Thuis en de daarop gevolgde ondertoezichtstelling van de kinderen blijkt dat de kinderen in hun ontwikkeling worden bedreigd als gevolg van de strijd die de ouders onverminderd met elkaar blijven voeren. Zowel [kind 1] als [kind 2] zitten klem tussen hun ouders, zo heeft de kinderrechter in de beschikking tot ondertoezichtstelling vastgesteld. [kind 1] wil niet naar haar vader toe en, zoals ter zitting in hoger beroep door de vrouw is meegedeeld, er zal door de GI worden ingezet op contactherstel tussen [kind 1] en haar vader. De zorgregeling zoals de rechtbank die heeft bepaald wordt ook ten aanzien van [kind 2] en [kind 3] niet volledig uitgevoerd en over de reden daarvan verschillen de ouders van mening. De eerdere hulpverlening aan de ouders, Ouderschap Blijft en Kinderen uit de Knel, is voortijdig onderbroken of niet gestart. De hulp van de kindercoach aan [kind 1] is gestopt bij gebreke van toestemming van de man voor de verlenging van deze hulp. Voor zowel de ouders als de kinderen zal in het kader van de ondertoezichtstelling verdere hulpverlening moeten worden ingezet.
Nu gezinsvoogden bij de kinderen - en de ouders - zijn betrokken, ziet het hof aanleiding om te beslissen dat de uitvoering van de zorgregeling onder regie van de GI zal dienen te verlopen. Dit is momenteel het meest in het belang van de kinderen, omdat de verhoudingen tussen de ouders nog steeds ernstig verstoord zijn en zij niet in staat zijn gebleken om tot uitvoering van een zorgregeling te komen zonder de kinderen te belasten. Het hof acht het van belang dat de GI het vormgeven van de zorgregeling regisseert. De GI zal moeten bezien hoe de huidige omgang verloopt en wat, uitgaande van het belang van de kinderen, concreet haalbaar is. Op deze wijze kan aan de kinderen duidelijkheid worden gegeven over de omgang met de man en kan er mogelijk meer contact tot stand komen.
5.11
Ten aanzien van [kind 1] geldt het volgende. [kind 1] heeft op meerdere momenten zeer stellig te kennen gegeven geen contact met de man te willen, zij voelt op dit moment weerstand tegen contact en omgang met haar vader. Het hof is, met de raad, van oordeel dat het thans forceren van omgang tussen de man en [kind 1] averechts zal werken en de verhouding tussen hen (verder) zal beschadigen. Het hof acht het in het belang van [kind 1] om haar op dit moment rust en ruimte te geven. Het hof ziet dan ook geen mogelijkheid om - zonder [kind 1] onevenredig te belasten - een zorgregeling tussen de man en [kind 1] vast te stellen. Het is echter voor de identiteitsontwikkeling van [kind 1] belangrijk dat zij (op termijn) contact heeft met haar beide ouders. Het hof acht het daarom in het belang van [kind 1] dat de GI toewerkt naar contactherstel tussen [kind 1] en haar vader, in het tempo en op de wijze als de GI in het belang van [kind 1] aangewezen acht. Het hof zal gelet op deze omstandigheden het verzoek van de moeder in incidenteel hoger beroep in zoverre toewijzen.
5.12
Gelet op het voorgaande zal het hof de bestreden beschikking vernietigen en bepalen dat ten aanzien van [kind 2] en [kind 3] de door de rechtbank in de beschikking waarvan beroep bepaalde zorgregeling het uitgangspunt zal zijn, welke regeling onder regie van de GI zal worden uitgevoerd, waarbij de GI beziet wat in het belang van de kinderen concreet haalbaar is. Ten aanzien van [kind 1] geldt dat door en onder regie van de GI wordt toegewerkt naar contactherstel tussen [kind 1] en de man, in het tempo en in de vorm die de GI daartoe aangewezen acht.
Informatie- en consultatieregeling
5.13
De man heeft aangevoerd dat de vrouw onvoldoende overleg met hem voert en hem onvoldoende informeert over de kinderen en heeft het hof daarom verzocht een verplichting tot overleg op te leggen en een informatieregeling vast te stellen, waarbij de vrouw hem minimaal een keer per twee weken per e-mail informeert over de kinderen.
5.14
Het hof ziet geen aanleiding voor toewijzing van het verzochte. Het hof gaat ervan uit dat in het kader van de ondertoezichtstelling aandacht wordt besteed aan de wijze waarop de ouders overleggen met elkaar en elkaar informeren over de kinderen. Desgewenst kan de man als gezaghebbende ouder ook zelf informatie opvragen over de kinderen bij de verschillende instanties. Het hof zal dit verzoek dan ook afwijzen.
Reizen naar het buitenland
5.15
De man heeft voorts verzocht te bepalen dat de kinderen met hem naar het buitenland mogen reizen.
5.16
Het hof overweegt met betrekking tot dit verzoek als volgt. De ouders hebben gezamenlijk het gezag over de kinderen en dit heeft tot gevolg dat de ouders beslissingen over de kinderen samen moeten nemen en elkaar daarover moeten raadplegen. Zo dus ook als een van de ouders met de kinderen naar het buitenland op vakantie wil gaan. Mocht de man op een concreet verzoek geen toestemming verkrijgen van de vrouw om met de kinderen naar het buitenland op vakantie te gaan, dan kan hij de rechtbank om vervangende toestemming verzoeken. Het door de man verzochte is te algemeen van aard om voor toewijzing in aanmerking te komen. Het hof wijst het verzoek op dit punt dan ook af.
In de zaak met nummer 200.297.285/02
5.17
De man heeft ter zitting in hoger beroep zijn verzoek om een voorlopige voorziening te treffen ingetrokken, zodat dat verzoek niet meer hoeft te worden beoordeeld.
5.18
Dit leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

Het hof:
In de zaak met zaaknummer: 200.297.285/01
in principaal en incidenteel hoger beroep:
vernietigt de beschikking waarvan beroep wat betreft de kinderbijdrage, en in zoverre opnieuw rechtdoende:
stelt vast dat de man aan de vrouw met ingang van 1 december 2021 als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen € 50,- (VIJFTIG EURO) per kind per maand zal betalen, de toekomstige termijnen telkens bij vooruitbetaling te voldoen;
vernietigt de beschikking waarvan beroep wat betreft de zorgregeling, met dien verstande dat:
- ten aanzien van [kind 2] en [kind 3] onder regie van de GI zal worden toegewerkt naar de door de rechtbank in de beschikking waarvan beroep vastgestelde zorgregeling waarbij de GI beziet wat in het belang van de kinderen concreet haalbaar is;
- ten aanzien van [kind 1] door de GI wordt toegewerkt naar contactherstel tussen [kind 1] en de man, in het tempo en in de vorm die de GI daartoe aangewezen acht;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het in hoger beroep meer of anders verzochte.
In de zaak met zaaknummer: 200.297.285/02:
Verstaat dat het verzoek om een voorlopige voorziening is ingetrokken.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.M.C. Louwinger-Rijk, mr. J.F. Miedema en
mr. M.E. Burger, in tegenwoordigheid van mr. T.L. Prins als griffier en is op 1 februari 2022 in het openbaar uitgesproken door de oudste raadsheer.