In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 6 september 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de partneralimentatie en het gezag over de minderjarige kinderen na de echtscheiding van de partijen. De vrouw, verzoekster in het principaal hoger beroep, had in eerste aanleg een beschikking gekregen waarin de partneralimentatie van de man op nihil was gesteld. De man, die in incidenteel hoger beroep ging, verzocht om het gezag over de kinderen gezamenlijk te delen. Het huwelijk van partijen was op 23 augustus 2017 ontbonden, en de vrouw had sindsdien het eenhoofdig gezag over de kinderen. De man, die in de Verenigde Staten woont, voerde aan dat de omstandigheden sinds de echtscheiding waren gewijzigd en dat hij recht had op gezamenlijk gezag. Het hof oordeelde dat er onvoldoende basis was voor gezamenlijk gezag, omdat de communicatie tussen de ouders niet voldoende verbeterd was. Daarnaast werd de partneralimentatie van de man, die eerder was vastgesteld op € 1.000,- per maand, in de bestreden beschikking op nihil gesteld. Het hof bevestigde deze beslissing, omdat de man niet in staat was om aan zijn alimentatieverplichtingen te voldoen door gewijzigde omstandigheden, waaronder zijn faillissement en het verlies van inkomen. De vrouw's verzoek om de partneralimentatie te herzien werd afgewezen, en de bestreden beschikking werd bekrachtigd.