ECLI:NL:GHAMS:2022:2598
Gerechtshof Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake kinderalimentatie en draagkracht van ouders
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 6 september 2022 uitspraak gedaan in een hoger beroep betreffende kinderalimentatie. De man, verzoeker in hoger beroep, had in eerste aanleg verzocht om een bijdrage van de vrouw in de kosten van verzorging en opvoeding van hun minderjarige kind. De rechtbank had dit verzoek afgewezen, wat de man aanvocht. De vrouw, verweerster in hoger beroep, had op haar beurt een verweerschrift ingediend en verzocht om afwijzing van het hoger beroep van de man.
De mondelinge behandeling vond plaats op 13 juli 2022, waarbij beide partijen werden bijgestaan door hun advocaten. Het hof heeft de relevante feiten en omstandigheden in overweging genomen, waaronder de financiële situatie van beide ouders en de zorgregeling voor het kind. De man stelde dat de draagkracht van de vrouw hoger was dan door de rechtbank was vastgesteld, terwijl de vrouw nieuwe omstandigheden aanvoerde die haar draagkracht zouden beïnvloeden.
Het hof heeft vastgesteld dat de behoefte van het kind in 2021 € 319,- per maand bedroeg, en na indexering in 2022 op € 325,- uitkwam. Na een zorgvuldige berekening van de draagkracht van beide ouders, kwam het hof tot de conclusie dat de vrouw een maandelijkse bijdrage van € 6,- aan de man moest betalen, met ingang van 1 april 2022. De beschikking van de rechtbank werd bekrachtigd voor zover het de afwijzing van het verzoek van de man betreft tot 1 april 2022. De proceskosten werden gecompenseerd, waarbij ieder de eigen kosten droeg.