ECLI:NL:GHAMS:2022:2594

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
6 september 2022
Publicatiedatum
6 september 2022
Zaaknummer
200.307.053/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging gezamenlijk gezag over minderjarige in het belang van de kind

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 6 september 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over het gezamenlijk gezag van een minderjarige, geboren in 2013. De grootmoeder van de minderjarige had in hoger beroep verzocht om het gezamenlijk gezag met de moeder te handhaven, terwijl de moeder verzocht had om het gezamenlijk gezag te beëindigen en alleen het gezag te verkrijgen. De minderjarige verblijft sinds september 2020 bij een gecertificeerde instelling, en de communicatie tussen de moeder en de grootmoeder is problematisch. Het hof oordeelde dat het nog te vroeg is om te beslissen over de beëindiging van het gezamenlijk gezag, omdat niet duidelijk is waar de minderjarige uiteindelijk zal wonen en of de communicatie tussen de moeder en de grootmoeder kan verbeteren. Het hof heeft de bestreden beschikking van de rechtbank vernietigd en het verzoek van de moeder afgewezen, waardoor de grootmoeder en de moeder opnieuw gezamenlijk met het gezag over de minderjarige zijn belast. De beslissing is genomen in het belang van de minderjarige, waarbij het hof benadrukte dat er geen onaanvaardbaar risico is dat de minderjarige klem of verloren raakt bij gezamenlijk gezag.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
Zaaknummer: 200.307.053/01
Zaaknummer rechtbank: C/15/317103 / FA RK 21-2779
Beschikking van de meervoudige kamer van 6 september 2022 inzake
[de grootmoeder] ,
wonende te [plaats A] ,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: de grootmoeder
advocaat: mr. M. van der Weide te Alkmaar,
en
[de moeder] ,
wonende te [plaats B] , gemeente [gemeente] ,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. F.R. Menso te Alkmaar.
Als belanghebbenden zijn aangemerkt:
- de gecertificeerde instelling Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering, gevestigd te Utrecht (hierna te noemen: de GI), en
- de minderjarige [minderjarige] (hierna te noemen: [minderjarige] ).
Als informant is aangemerkt:
Stichting [X] .
In zijn adviserende taak is in de procedure gekend:
Raad voor de Kinderbescherming, gevestigd te Den Haag, locatie Haarlem, hierna te noemen: de raad.

1.Het verloop van het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar (hierna te noemen: de rechtbank) van 18 november 2021, uitgesproken onder voormeld zaaknummer (hierna te noemen: de bestreden beschikking).

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Bij het hof zijn de volgende stukken ingekomen:
- een beroepschrift van de zijde van de grootmoeder met bijlagen, ingekomen op 18 februari 2022,
- een verweerschrift van de zijde van de moeder van 13 april 2022, en
- een bericht van de zijde van de GI van 21 juni 2022,
- een bericht van de zijde van de moeder van 30 juni 2022 met processtukken uit de procedure over de verlenging van de uithuisplaatsing (200.308.637/01)
- een bericht van de zijde van Stichting [X] van 22 juli 2022.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 25 juli 2022 plaatsgevonden. Daarbij waren aanwezig:
- de grootmoeder, bijgestaan door haar advocaat,
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat,
- de GI, vertegenwoordigd door de gezinsvoogd, en
- de raad, vertegenwoordigd door mevrouw V.A.S. Regout.
[Y] van Stichting [X] was gedurende een deel van de zitting via videoverbinding aanwezig.

3.De feiten

3.1
De moeder heeft een zoon: [minderjarige] , geboren [in] 2013 in [plaats A] . De biologische vader van [minderjarige] is [de vader] . Hij heeft [minderjarige] niet erkend.
3.2
De moeder en de grootmoeder (moederszijde) oefenden vanaf 9 september 2015 gezamenlijk het gezag uit over [minderjarige] , nadat zij bij de rechtbank hadden verzocht om het gezamenlijk gezag.
3.3
[minderjarige] verblijft vanaf september 2020 bij [X] op een plaats voor tijdelijk verblijf in [plaats C] . Hij kwam daar al sinds juli 2019 logeren in het weekend. De rechtbank heeft [minderjarige] op 24 december 2020 onder toezicht gesteld en voor [minderjarige] een machtiging tot uithuisplaatsing afgegeven. De ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing zijn sindsdien telkens verlengd. Het hof heeft bij afzonderlijke uitspraak van vandaag de laatste verlengingsbeslissing bekrachtigd. De machtiging tot uithuisplaatsing geldt nu tot 24 december 2022.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking is, voor zover thans van belang, op verzoek van de moeder bepaald dat het gezamenlijk gezag van de moeder en de grootmoeder over [minderjarige] wordt beëindigd en dat de moeder alleen het gezag over [minderjarige] toekomt.
4.2
De grootmoeder verzoekt, met vernietiging van de bestreden beschikking, het verzoek van de moeder - om het gezag van de grootmoeder over [minderjarige] te beëindigen en te bepalen dat de moeder alleen het gezag toekomt - alsnog af te wijzen.
4.3
De moeder verzoekt de bestreden beschikking te bekrachtigen.

5.De motivering van de beslissing

Standpunten en advies van de raad
5.1
De grootmoeder vindt het niet in het belang van [minderjarige] om het gezamenlijk gezag te beëindigen, aangezien zij [minderjarige] vanaf zijn geboorte samen met de moeder heeft verzorgd. Er is ook geen onaanvaardbaar risico dat [minderjarige] klem of verloren zal raken, want de moeder en de grootmoeder zijn steeds in staat geweest samen beslissingen te nemen over [minderjarige] . De tijdelijke verwijdering die is ontstaan tussen de moeder en grootmoeder zou met de inzet van systeemtherapie aangepakt kunnen worden. Het perspectief van [minderjarige] is nog niet duidelijk en daarom is het voorbarig om het gezamenlijk gezag te beëindigen. De grootmoeder krijgt veel minder informatie over [minderjarige] sinds zij niet meer het gezag heeft en zij kan aan behandelaars van [minderjarige] ook belangrijke informatie verschaffen.
5.2
De moeder wil dat zij alleen het gezag houdt. De grootmoeder blijft de moeder impliciet diskwalificeren. Tussen de moeder en de grootmoeder is geen goed overleg mogelijk. De moeder heeft sterk het gevoel dat grootmoeder haar positie als moeder wil beperken en blijft inzetten op terugkeer van [minderjarige] bij haar. Door de opstelling van de grootmoeder raakt [minderjarige] klem en verloren. De grootmoeder moet haar rol als oma accepteren en dat betekent dat ze geen beslissingsbevoegdheid over [minderjarige] heeft.
5.3
De GI heeft benadrukt dat de situatie genormaliseerd moet worden. De moeder moet de beslissingen nemen en de grootmoeder, in de rol van oma, herinneringen met [minderjarige] maken. Wel wordt gezien dat het in het belang van [minderjarige] is dat de moeder en grootmoeder systeemtherapie ontvangen en dat de GI deze wens bij de Viersprong zal kunnen ondersteunen.
5.4
De raad heeft geadviseerd om alleen de moeder met het gezag te belasten. De verantwoordelijkheid voor het welzijn van [minderjarige] moet bij de moeder liggen. De moeder en de grootmoeder kunnen niet goed communiceren en [minderjarige] zit in een loyaliteitsconflict.
Wettelijk kader
5.5
Op grond van artikel 1:253v, derde lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) is artikel 1:253n BW op de gezamenlijke gezagsuitoefening door de ouder en de ander van overeenkomstige toepassing.
Ingevolge artikel 1:253n, eerste lid, BW kan op verzoek van de niet met elkaar gehuwde ouders of een van hen het gezamenlijk gezag worden beëindigd, indien nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan.
Op grond van artikel 1:253n, tweede lid, BW zijn de gronden van artikel 1:251a, eerste lid, BW van overeenkomstige toepassing. Hierin is bepaald dat de rechter het gezamenlijk gezag kan beëindigen en één van beide ouders met het gezag over een kind kan belasten, indien er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering komt of indien dit anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
Beoordeling door het hof
5.6
Voordat [minderjarige] uit huis werd geplaatst, woonde hij bij de moeder. De moeder en [minderjarige] woonden in hetzelfde huis als de grootmoeder, ieder in een apart woondeel. De grootmoeder was daardoor nauw betrokken bij de opvoeding. Bovendien kwam het voor dat de moeder tijdelijk niet beschikbaar was voor de opvoeding. In die periodes nam de grootmoeder de opvoeding en verzorging van [minderjarige] over. Om ervoor te zorgen dat de grootmoeder in die periodes beslissingen kon nemen over [minderjarige] , hebben de moeder en de grootmoeder in 2015 verzocht om het gezamenlijk gezag.
5.7
[minderjarige] is op dit moment uit huis geplaatst en verblijft bij Stichting [X] . De GI heeft op de zitting verteld dat [minderjarige] zo snel mogelijk wordt aangemeld voor een ‘terug-naar-huis-onderzoek’ bij Parlan. Uit dat onderzoek moet blijken waar [minderjarige] op lange termijn het beste kan opgroeien. Daarbij wordt niet alleen de situatie bij de moeder, maar ook de mogelijkheid dat [minderjarige] bij de grootmoeder gaat wonen onderzocht. Er is dus nog geen duidelijkheid over de uiteindelijke opgroeisituatie van [minderjarige] . Het is onduidelijk of terugkeer naar de oude situatie, waarbij de moeder voor [minderjarige] zorgde en de grootmoeder als achtervang voor de zorg van [minderjarige] fungeerde, zal worden hersteld. Ook een plaatsing bij de grootmoeder is mogelijk. Het hof acht het niet wenselijk om het gezamenlijk gezag over [minderjarige] te beëindigen, zolang niet duidelijk is of [minderjarige] mogelijk nog wel bij de grootmoeder komt te wonen. In dat geval is geen sprake van een ‘normale’ rol als oma, wat volgens de GI de reden is dat het gezamenlijk gezag zou moeten worden beëindigd.
5.8
De moeder en de grootmoeder kunnen vaak niet goed met elkaar overleggen. Soms hebben ze helemaal geen contact. De moeder en de grootmoeder willen echter beiden graag systeemtherapie om hun relatie te verbeteren. De moeder heeft kort geleden een intakegesprek gehad bij een specialistische ggz organisatie. Zij hoopt daar ook systeemtherapie te kunnen volgen met de grootmoeder. Het is dus mogelijk dat de slechte communicatie tussen de moeder en de grootmoeder binnen afzienbare termijn verbetert en dat zij inzicht krijgen in hun aandeel in een conflict.
5.9
Uit het dossier blijkt niet dat de slechte communicatie tussen de moeder en de grootmoeder er vaak toe leidt dat belangrijke beslissingen niet kunnen worden genomen. Weliswaar gaf de moeder toestemming voor een plaatsing bij [X] en de grootmoeder niet, waardoor uiteindelijk een ondertoezichtstelling en een machtiging uithuisplaatsing nodig waren, maar het is niet duidelijk of [minderjarige] daar last van heeft gehad. Daarna heeft het gezamenlijke gezag niet meer tot duidelijke problemen geleid.
5.1
De grootmoeder ontvangt belangrijke informatie over [minderjarige] soms laat of helemaal niet. [minderjarige] volgt momenteel therapie voor emotieregulatie en hechtingsproblematiek. Omdat de grootmoeder een van de opvoeders van [minderjarige] was, is het belangrijk dat zij goed wordt geïnformeerd over [minderjarige] en wordt betrokken bij het onderzoek naar [minderjarige] en zijn therapie.
5.11
Nu nog niet duidelijk is waar [minderjarige] uiteindelijk gaat wonen en of de communicatie tussen de moeder en de grootmoeder structureel kan verbeteren, is het te vroeg om te beslissen dat het gezamenlijk gezag moet worden beëindigd. Er is geen onaanvaardbaar risico dat [minderjarige] klem of verloren zou raken bij gezamenlijk gezag. Beëindiging van het gezamenlijk gezag is ook niet anderszins in [minderjarige] ’s belang noodzakelijk. Het hof zal de bestreden beschikking daarom vernietigen en het inleidende verzoek van de moeder afwijzen. De moeder en de grootmoeder zijn daardoor opnieuw gezamenlijk met het gezag over [minderjarige] belast.

6.De beslissing

Het hof:
vernietigt de bestreden beschikking, en opnieuw beschikkende:
wijst af het inleidende verzoek van de moeder om te bepalen dat zij met uitsluiting van de grootmoeder wordt belast met het eenhoofdig gezag over [minderjarige] , geboren [in] 2013 in [plaats A] ;
verzoekt de griffier krachtens het bepaalde in het Besluit gezagsregisters een afschrift van deze uitspraak toe te zenden aan de griffier van de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, afdeling civiel recht, team familie- en jeugdrecht ter attentie van het openbaar register.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.M. van Baardewijk, mr. G.W. Brands-Bottema en mr. S.F.M. Wortmann, in tegenwoordigheid van mr. A.N. Biersteker als griffier en is op 6 september 2022 in het openbaar uitgesproken door de voorzitter.