ECLI:NL:GHAMS:2022:2569

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
26 juli 2022
Publicatiedatum
31 augustus 2022
Zaaknummer
23-002619-21
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van het vonnis met aanpassing van de ISD-maatregel in hoger beroep

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 26 juli 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 16 september 2021. De verdachte, geboren in 1973 en thans gedetineerd in PI Alphen aan den Rijn, had hoger beroep ingesteld tegen de opgelegde ISD-maatregel van twee jaar. Het hof bevestigde het vonnis van de rechtbank, maar vernietigde de sanctie oplegging en legde een ISD-maatregel op voor de duur van één jaar. Het hof oordeelde dat aan alle voorwaarden van artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht was voldaan, maar dat de maximale termijn van twee jaar niet langer passend was gezien de omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn lange voorarrest en het gebrek aan medewerking aan hulpverlening. De verdachte had zich schuldig gemaakt aan vernielingen en had een alcoholverslaving, maar weigerde medewerking aan diagnostiek en behandeling. Het hof benadrukte de noodzaak van de ISD-maatregel ter bescherming van de maatschappij en om recidive te voorkomen. De beslissing is gegrond op de artikelen 36f, 38m, 57 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002619-21
datum uitspraak: 26 juli 2022
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 16 september 2021 in de strafzaak onder parketnummer 13-136084-21 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1973,
thans gedetineerd te PI Alphen aan den Rijn.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 26 juli 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de raadsman naar voren heeft gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen behalve ten aanzien van de sanctie oplegging. In zoverre zal het vonnis worden vernietigd.

Oplegging van ISD-maatregel

De rechtbank heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde de ISD-maatregel voor de duur van twee jaren opgelegd.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep geheel zal bevestigen en derhalve de ISD-maatregel voor de duur van twee jaren zal opleggen.
De raadsman heeft bepleit dat aan de verdachte niet de ISD-maatregel wordt opgelegd nu die niet langer zinvol of opportuun is bezien in het licht van de lange duur van het voorarrest van de verdachte en de omstandigheid dat een ISD maatregel in dit geval ‘kaal’ tenuitvoergelegd zal worden daar de verdachte niet mee zal werken aan behandeling wegens zijn grote wantrouwen jegens hulpverleners.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen maatregel bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een beschadiging en een vernieling van achterruiten van auto’s door met een steen te gooien. Dit zijn ergerlijke en overlastgevende feiten waarmee de verdachte bovendien schade heeft veroorzaakt voor de aangevers. Dit neemt het hof de verdachte kwalijk.
Het hof heeft kennisgenomen van het rapport van Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering van 25 mei 2021, opgemaakt door mevrouw [naam], reclasseringswerker. Dit rapport houdt – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende in:
Uit de dossierinformatie maken wij op dat er aanwijzingen zijn voor een alcoholverslaving. Of er sprake is van psychiatrische of persoonlijkheidsproblematiek is niet bekend, omdat betrokkene zijn medewerking weigert te verlenen aan een Pro Justitia onderzoek. Ook medewerking met de reclassering weigert verdachte stelselmatig. Verdachte lijkt zich zorg mijdend op te stellen. De reclassering ziet geen mogelijkheden om met verdachte in contact te komen en verdachte geeft steeds weer aan niet open te staan voor reclasseringscontact. Onzes inziens voldoet betrokkene aan de zachte ISD-criteria.
Voorts heeft het hof acht geslagen op de brief van Fivoor Reclassering van 30 juni 2021 waaruit blijkt dat de reclassering geen zicht heeft op de levenssituatie, de risicofactoren en het psychisch-psychiatrisch toestandsbeeld van de verdachte omdat hij pertinent weigert om met de reclassering in gesprek te gaan. Om die reden heeft de reclassering geen advies uit kunnen brengen omtrent de wenselijkheid en haalbaarheid van een (on)voorwaardelijke ISD-maatregel.
Het hof stelt, net als de rechtbank, vast dat aan alle voorwaarden is voldaan die artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht aan het opleggen van de ISD-maatregel stelt:
1)bewezen is verklaard dat de verdachte misdrijven heeft begaan waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten;
2)uit het uittreksel Justitiële Documentatie (strafblad) van de verdachte van 13 juli 2022 blijkt dat verdachte gedurende de vijf jaren voorafgaand aan de pleegdatum van de onderhavige bewezenverklaarde feiten ten minste driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk is veroordeeld tot een vrijheidsbenemende straf, terwijl de onderhavige bewezenverklaarde feiten zijn begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen en er, zoals blijkt uit de hiervoor genoemde rapportage, ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan;
3)uit het genoemde strafblad blijkt ook dat is voldaan aan de eisen die de “Richtlijn voor Strafvordering bij meerderjarige veelplegers” van het Openbaar Ministerie stelt: de verdachte is een zeer actieve veelpleger, die over een periode van vijf jaren processen­verbaal tegen zich zag opgemaakt worden voor meer dan tien misdrijven, waarvan ten minste één in de laatste twaalf maanden, terug te rekenen vanaf de pleegdatum van het laatst gepleegde feit;
4)de veiligheid van personen en goederen eist het opleggen van de maatregel, gezien de aard van de gepleegde feiten en het aantal door de verdachte begane soortgelijke feiten.
Het hof stelt aan de hand van het strafblad van de verdachte vast dat hij in korte tijd een aantal keren is veroordeeld. Ook stelt het hof vast dat er aanwijzingen bestaan voor psychiatrische problematiek bij de verdachte. Een eerdere ISD-maatregel heeft niet geleid tot gedragsverandering. Opname op de Forensisch Psychiatrische Afdeling in Heiloo en het reclasseringscontact zijn destijds vroegtijdig beëindigd omdat de verdachte zijn medewerking aan diagnostiek en behandeling weigerde. Ook in de huidige strafzaak weigert hij mee te werken aan diagnostiek en staat hij in het geheel niet open voor hulpverlening. De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep naar voren gebracht dat de verdachte nog steeds niet bereid is om mee te werken aan hulpverlening omdat hij, gezien zijn verleden, wantrouwend is jegens hulpverleners. De ISD-maatregel is dan ook nodig om de aanhoudende recidive van de verdachte te stoppen ter bescherming van de maatschappij. Niet is gebleken van klemmende redenen om van het opleggen van de ISD-maatregel af te zien.
De verdachte zit momenteel al ruim veertien maanden in voorarrest, waar hij nog geen behandeling heeft ondergaan. Het hof is van oordeel dat de oplegging van de ISD-maatregel voor de duur van
twee jarenniet langer passend is. Anderzijds meent het hof dat de verdachte (toch) de mogelijkheid dient te worden geboden tot het ondergaan van een behandeling en te profiteren van begeleiding in het kader van de ISD-maatregel, wat het hof van groot belang en noodzakelijk acht.
Daarom zal het hof de maatregel niet voor de maximale termijn van twee jaren opleggen, maar voor de duur van één jaar.
De tijd die door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht zal niet in mindering worden gebracht op de duur van de maatregel, zodat optimaal gebruik kan worden gemaakt van deze voor de verdachte noodzakelijke behandelmogelijkheid.
Het hof acht, alles afwegende, de oplegging van een ISD-maatregel van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen maatregel is gegrond op de artikelen 36f, 38m, 57 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de sanctie oplegging en doet in zoverre opnieuw recht.
Legt op de maatregel tot plaatsing van de verdachte in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van
1 (één) jaar.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. R.A.E. van Noort, mr. D. Abels en mr. J.J.J. Schols, in tegenwoordigheid van mr. E.C. Damo, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 26 juli 2022.