ECLI:NL:GHAMS:2022:2529

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
30 augustus 2022
Publicatiedatum
30 augustus 2022
Zaaknummer
23-001623-21
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake voorhanden hebben van vuurwapen en munitie in veiligheidsrisicogebied Schiphol

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 30 augustus 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1992, werd beschuldigd van het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie op 19 april 2021 te Schiphol, een aangewezen veiligheidsrisicogebied. De politierechter had de verdachte in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. In hoger beroep heeft het hof de zaak opnieuw beoordeeld, waarbij het hof kennisnam van de vordering van de advocaat-generaal en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep op 16 augustus 2022. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, namelijk het voorhanden hebben van een semiautomatisch pistool van het merk FN Browning, type model 1910, kaliber 7.65 millimeter, en bijbehorende munitie. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. Het hof heeft hierbij rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn jeugdige leeftijd en het feit dat hij niet eerder voor een overtreding van de Wet wapens en munitie was veroordeeld. Het hof heeft geoordeeld dat het voorhanden hebben van een vuurwapen met munitie een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich meebrengt, vooral in een veiligheidsrisicogebied als Schiphol.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001623-21
datum uitspraak: 30 augustus 2022
VERSTEK (niet-gemachtigd raadsvrouw)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 20 mei 2021 in de strafzaak onder parketnummer 15-107700-21 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1992,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
16 augustus 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte en het openbaar ministerie hebben hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 19 april 2021 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer
  • een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een (semiautomatisch) pistool, van het merk FN Browning, type model 1910, kaliber 7.65 millimeter (voorzien van het serienummer 586449) zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool en/of
  • munitie van categorie III, te weten zeven, in elk geval een of meerdere volmantelkogelpatro(o)n(en) (van het kaliber 7,65MM)
voorhanden heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, al omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 19 april 2021 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer,
  • een wapen van categorie III, onder 1, van de Wet wapens en munitie, te weten een (semiautomatisch) pistool van het merk FN Browning, type model 1910, kaliber 7.65 millimeter (voorzien van het serienummer 586449), zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool en
  • munitie van categorie III, te weten zeven volmantelkogelpatronen (van het kaliber 7,65mm) voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 maanden, waarvan 4 voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een vuurwapen met bijpassende munitie. Het voorhanden hebben van een vuurwapen met munitie brengt vanwege de kans op het gebruik daarvan een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich mee. Dat geldt temeer in een situatie als de onderhavige, waarin het wapen in een tasje zat met een magazijn met daarin munitie, welk tasje zich binnen handbereik van de verdachte bevond (op de vloer aan de bijrijderskant van de auto), zodat het voor het grijpen lag. Dat de verdachte zich bevond in een aangewezen veiligheidsrisicogebied, namelijk op het luchthaventerrein van Schiphol, weegt het hof als strafverzwarende omstandigheid bij het bepalen van de hoogte van de straf mee. Gelet op het voorgaande kan naar het oordeel van het hof niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die vrijheidsbeneming met zich brengt.
Het hof heeft gelet op de straffen die in soortgelijke gevallen plegen te worden opgelegd. De door de advocaat-generaal gevorderde gevangenisstraf is in beginsel passend.
Het hof houdt tot slot rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Zo is de verdachte blijkens het uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 4 augustus 2022 niet eerder voor een overtreding van de Wet Wapens en Munitie veroordeeld. Het hof ziet in de nog jeugdige leeftijd van de verdachte aanleiding om een gedeelte van de op te leggen gevangenisstraf in voorwaardelijke vorm op te leggen. Het voorwaardelijke gedeelte van de op te leggen straf is ook bedoeld om de verdachte er van te weerhouden zich in de toekomst wederom met ongeoorloofd bezit van vuurwapens in te laten.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
12 (twaalf) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
3 (drie) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in
artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. H.A. van Eijk, mr. M. Lolkema en mr. J. Steenbrink, in tegenwoordigheid van
mr. C.H. Sillen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
30 augustus 2022.