In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 30 augustus 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de onderbewindstelling van de betrokkene. De betrokkene had op 21 december 2021 een aanvraagformulier voor onderbewindstelling ondertekend, maar stelde dat zij niet begreep wat zij ondertekende. De kantonrechter had eerder op 4 januari 2022 de goederen van de betrokkene onder bewind gesteld voor de duur van vijf jaar vanwege verkwisting en problematische schulden, met benoeming van de Stichting Centrale Administratie voor Voorzieningen op het Gebied van de Gezondheids-en Welzijnszorg (CAV) als bewindvoerder. De betrokkene ging in hoger beroep tegen deze beschikking, waarbij zij aanvoerde dat zij niet op de hoogte was van de inhoud van het document dat zij had ondertekend en dat haar wil niet overeenkwam met de verklaring die zij had afgelegd.
Tijdens de mondelinge behandeling op 13 juli 2022 heeft de betrokkene verklaard dat zij dacht dat het ging om een toestemmingsformulier voor de vervanging van haar begeleider. De waarnemer van de bewindvoerder kon niet inhoudelijk reageren op de gang van zaken rondom de ondertekening. Het hof heeft vastgesteld dat de betrokkene niet voldoende kennis heeft kunnen nemen van de inhoud van het aanvraagformulier, dat uit acht pagina's bestond en voor een leek moeilijk te doorgronden was. Het hof concludeert dat de wil van de betrokkene niet in overeenstemming was met de ondertekening van het aanvraagformulier, waardoor er geen rechtsgeldige aanvraag tot onderbewindstelling tot stand is gekomen.
Het hof heeft de bestreden beschikking vernietigd en het inleidende verzoek afgewezen. De taak van de bewindvoerder eindigt daarmee, en de griffier van het hof zal een kopie van de beschikking zenden aan de griffier van de rechtbank Amsterdam ter aantekening in het Centraal Curatele- en bewindregister.