ECLI:NL:GHAMS:2022:2524

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
30 augustus 2022
Publicatiedatum
30 augustus 2022
Zaaknummer
200.307.095/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van onderbewindstelling wegens niet-bewuste ondertekening aanvraagformulier

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 30 augustus 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de onderbewindstelling van de betrokkene. De betrokkene had op 21 december 2021 een aanvraagformulier voor onderbewindstelling ondertekend, maar stelde dat zij niet begreep wat zij ondertekende. De kantonrechter had eerder op 4 januari 2022 de goederen van de betrokkene onder bewind gesteld voor de duur van vijf jaar vanwege verkwisting en problematische schulden, met benoeming van de Stichting Centrale Administratie voor Voorzieningen op het Gebied van de Gezondheids-en Welzijnszorg (CAV) als bewindvoerder. De betrokkene ging in hoger beroep tegen deze beschikking, waarbij zij aanvoerde dat zij niet op de hoogte was van de inhoud van het document dat zij had ondertekend en dat haar wil niet overeenkwam met de verklaring die zij had afgelegd.

Tijdens de mondelinge behandeling op 13 juli 2022 heeft de betrokkene verklaard dat zij dacht dat het ging om een toestemmingsformulier voor de vervanging van haar begeleider. De waarnemer van de bewindvoerder kon niet inhoudelijk reageren op de gang van zaken rondom de ondertekening. Het hof heeft vastgesteld dat de betrokkene niet voldoende kennis heeft kunnen nemen van de inhoud van het aanvraagformulier, dat uit acht pagina's bestond en voor een leek moeilijk te doorgronden was. Het hof concludeert dat de wil van de betrokkene niet in overeenstemming was met de ondertekening van het aanvraagformulier, waardoor er geen rechtsgeldige aanvraag tot onderbewindstelling tot stand is gekomen.

Het hof heeft de bestreden beschikking vernietigd en het inleidende verzoek afgewezen. De taak van de bewindvoerder eindigt daarmee, en de griffier van het hof zal een kopie van de beschikking zenden aan de griffier van de rechtbank Amsterdam ter aantekening in het Centraal Curatele- en bewindregister.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
zaaknummer: 200.307.095/01
zaaknummer rechtbank: 9610589 \ EB VERZ 21-15884
beschikking van de meervoudige kamer van 30 augustus 2022 inzake
[de betrokkene] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de betrokkene,
advocaat: mr. C.M.E. Schreinemacher te Amsterdam,
Als belanghebbenden in deze zaak zijn aangemerkt:
- [de zus 1] (hierna te noemen: de zus);
- [de zus 2] (hierna te noemen: de zus);
- [de zus 3] (hierna te noemen: de zus);
- [de broer 1] (hierna te noemen: de broer);
- [de broer 2] (hierna te noemen: de broer);
- [de moeder] (hierna te noemen: de moeder);
- Stichting Centrale Administratie voor Voorzieningen op het Gebied van de Gezondheids-en Welzijnszorg (hierna te noemen: CAV of de bewindvoerder).

1.Het verloop van het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam (hierna te noemen: de kantonrechter) van 4 januari 2022, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
De betrokkene is op 22 februari 2022 in hoger beroep gekomen van voormelde beschikking.
2.2
Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:
- een bericht van de bewindvoerder van 12 april 2022, met bijlagen;
- een bericht van de betrokkene van 24 mei 2022, met bijlagen.
2.3
De mondelinge behandeling heeft op 13 juli 2022 plaatsgevonden. Verschenen zijn:
- de betrokkene, bijgestaan door haar advocaat;
- [X] , waarnemer voor [Y] die namens CAV het bewind uitvoert.

3.De feiten

3.1
De betrokkene is geboren [in] 1970.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter de goederen die (zullen) toebehoren aan de betrokkene onder bewind gesteld voor de duur van vijf jaar wegens verkwisting / het hebben van problematische schulden, met benoeming van CAV tot bewindvoerder.
4.2
De betrokkene verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Ter beoordeling aan het hof ligt voor de vraag of de goederen die (zullen) toebehoren aan rechthebbende onder bewind dienen te worden gesteld als gevolg van verkwisting of het hebben van problematische schulden als bedoeld in artikel 1:431 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW), zoals de kantonrechter heeft gedaan.
De standpunten
5.2
De betrokkene stelt dat geen sprake is van verkwisting, dan wel van problematische schulden die een onderbewindstelling noodzakelijk maken. De betrokkene geeft toe dat er schulden zijn, maar is van mening dat zij minder schulden heeft dan de € 15.000,- á € 20.000,- die in het inleidende verzoek worden genoemd. Zij is altijd bereid geweest via een vrijwillig hulpverleningstraject te werken aan haar financiële problemen, maar in de praktijk is er telkens een andere hulpverlener die zonder behoorlijke overdracht verder gaat.
Daarnaast stelt betrokkene dat zij haar handtekening op een document heeft geplaatst, waarvan achteraf bleek dat dit een verzoek tot onderbewindstelling was. De betrokkene was zich hiervan niet bewust. De vervanger van haar begeleider bij het buurtteam kon niet lang blijven en daarom was er geen tijd om het stuk te lezen. [Y] van CAV was aanwezig via het beeldscherm van de computer en haar rol was voor betrokkene niet duidelijk.
5.3
De waarnemer van de bewindvoerder heeft ter zitting in hoger beroep verklaard dat hij niet aanwezig was bij de intake en daarom niet inhoudelijk kan reageren op de gestelde gang van zaken met betrekking tot het plaatsen van de handtekening van betrokkene op het formulier voor het verzoek tot onderbewindstelling. Wel is het zo dat vanwege Coronamaatregelen, de intake via de laptop plaatsgevonden zou kunnen hebben. Feit blijft dat sprake is van schulden. In de bewindvoering wordt een plan van aanpak gemaakt om de schulden af te lossen.
De beoordeling
5.4
Het hof dient allereerst te beoordelen of sprake is van een rechtsgeldige aanvraag van bewind door betrokkene. Zij stelt dat zij niet begreep waarmee zij akkoord ging en met welke reden zij haar handtekening op het formulier plaatste. Daarmee doet de betrokkene kennelijk een beroep op artikel 3:33 van het Burgerlijk Wetboek (BW), waarin staat dat een rechtshandeling vereist (i) een op een rechtsgevolg gerichte wil die (ii) zich door een verklaring heeft geopenbaard, meer in het bijzonder dat haar verklaring (het ondertekende aanvraagformulier) niet in overeenstemming was met haar wil. Degene die zich beroept op een niet met zijn verklaring overeenstemmende wil, in dit geval de betrokkene, moet in elk geval dat met feiten en/of omstandigheden onderbouwen.
Artikel 3:33 BW is in ingevolge artikel 3:59 BW in beginsel ook buiten het vermogensrecht van toepassing, ook op procesrechtelijke rechtshandelingen. Uit de parlementaire geschiedenis van laatstgenoemde bepaling (MvA Ⅱ, Parl. Gesch. Boek 3 BW, p. 251) blijkt dat de rechter bij toepassing van de in titel 2 van boek 3 BW bedoelde bepalingen (waaronder artikel 3:33 BW) op procesrechtelijke handelingen uitermate voorzichtig dient te zijn. Nu het hier evenwel gaat om een door betrokkene ondertekend verzoek om een maatregel die betrokkene zelf zou moeten beschermen, is het hof van oordeel dat artikel 3:33 BW in dit geval toepasselijk is.
5.5
Het hof overweegt dat niet betwist is dat de betrokkene op 21 december 2021 haar handtekening heeft geplaatst op het aanvraagformulier voor een verzoek tot onderbewindstelling en/of instelling van mentorschap. De betrokkene stelt dat zij niet begreep waarmee zij akkoord ging. Naar eigen zeggen heeft zij documenten voorgeschoven gekregen met het verzoek deze te tekenen. Er zou daarbij nooit over enig bewind zijn gesproken en de betrokkene stelt dat zij dacht dat het ging om een toestemmingsformulier ter vervanging van haar huidige begeleider van het buurtteam. Zowel de bewindvoerder als het buurtteam hebben dit onvoldoende weersproken, zodat het hof uitgaat van hetgeen betrokkene hierover naar voren heeft gebracht. Daar komt nog bij dat het voorgedrukte aanvraagformulier van 8 pagina’s voor een leek niet snel te doorgronden is, zodat het aannemelijk is dat bij tijdsdruk betrokkene onvoldoende kennis heeft kunnen nemen van de inhoud. Uit de brief van 22 december 2021 van [Z] (de begeleider van de betrokkene vanuit het Buurteam) blijkt de urgentie van het Buurteam om de bewindvoering zo spoedig mogelijk te starten. Ook wordt opgemerkt in die brief dat meermalen over bewindvoering met betrokkene is besproken, maar dat betrokkene iedere keer weigerde. Volgens [Z]
lijkt(cursief hof) betrokkene nu wel de noodzaak in te zien. Dit laat echter ook wel ruimte voor twijfel over de wil van betrokkene bij ondertekening van het aanvraagformulier voor onderbewindstelling. Nu de kantonrechter betrokkene niet op de aanvraag heft gehoord, is die twijfel niet weggenomen.
5.6
Uit bovengenoemde feiten en omstandigheden leidt het hof af dat de wil van betrokkene niet in overeenstemming was met de door haar ondertekende aanvraag. Er is op deze wijze geen rechtsgeldige aanvraag tot onderbewindstelling tot stand gekomen. Het hof zal daarom de bestreden beschikking vernietigen en het inleidende verzoek (dat nu eenmaal wel feitelijk ter tafel ligt) afwijzen. Als gevolg daarvan eindigt de taak van de bewindvoerder daags na deze uitspraak (artikel 1:448 lid 4 BW in verbinding met artikel 1:384 BW).
5.6
Dit leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

Het hof:
vernietigt de beschikking waarvan beroep;
wijst af het inleidend verzoek;
bepaalt dat de griffier van dit hof een kopie van deze beschikking zal zenden aan de griffier van de rechtbank Amsterdam, ter aantekening in het Centraal Curatele- en bewind register.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.V.T. de Bie, mr. G.W. Brands-Bottema en mr. T.M. Subelack, in tegenwoordigheid van mr. T.L. Prins als griffier, en is op 30 augustus 2022 in het openbaar uitgesproken door de voorzitter.