Uitspraak
mrs. A.A.H. Huizingen
M.P.R. Sardjoe, kantoorhoudende te Amsterdam,
1.Het verloop van het geding
2.De gronden van de beslissing
- uit de koopovereenkomst van 22 maart 2021 en de bijbehorende Allonge I blijkt dat er naast een prijs, te betalen in uitgifte van aandelen in Digital Turbine Media of een koopprijs, geen andere voorwaarden of voordelen aan de overeengekomen koop van de aandelen zijn verbonden;
- voor wat betreft de prijzen die tijdens het jaar voorafgaand aan de aankondiging van het verplichte bod zijn betaald, transacties verricht door derden niet relevant zijn voor het bepalen van de “billijke prijs”. De eenmalige transactie van € 0,96 in het jaar voorafgaand aan de aankondiging van het openbaar bod is voldaan door een derde en aldus irrelevant;
- artikel 5:80a Wft in dit geval geen toepassing vindt en de billijke prijs moet worden bepaald op basis van de Duitse regels.
Wertpapiererwerbs- und Übernahmegesetz(hierna: WpÜG) is de Duitse toezichthouder op de financiële markten,
Bundesanstalt für Finanzdienstleistungsaufsicht(hierna: BaFin), in dit geval de bevoegde toezichthoudende autoriteit. Dit brengt mee dat voor de vaststelling van een billijke prijs als bedoeld in artikel 2:359c lid 6 BW in dit geval, waarbij een verplicht openbaar bod is uitgebracht, de beoordeling van de waarde van de geboden tegenprestatie onder het bod moet geschieden op basis van de voorschriften die daarvoor naar Duits recht gelden.
angemessen) te zijn. Wat onder een billijke prijs wordt verstaan, is uitgewerkt in § 31 lid 3 WpÜG, alsmede in § 3-6
Verordnung über den Inhalt der Angebotsunterlage, die Gegenleistung bei Übernahmeangeboten und Pflichtangeboten und die Befreiung von der Verpflichtung zur Veröffentlichung und zur Abgabe eines Angebots(hierna: WpÜG-AngebV). In dit geval brengt dat mee dat een billijke prijs ten minste gelijk is aan:
- i) de hoogste prijs die zes maanden voorafgaande aan de aankondiging van het bod door Digital Turbine Media of door de personen met wie deze in onderling overleg handelt of hun dochterondernemingen is betaald voor aandelen Fyber (vgl. § 4 WpÜG-AngebV). Blijkens het biedingsbericht bedraagt die hoogste prijs € 0,84;
- ii) het gewogen gemiddelde van de beurskoers van het aandeel Fyber in een periode van drie maanden voorafgaand aan de aankondiging van het openbare bod (vgl. de in deze toepasselijke § 5 lid 1 WpÜG-AngebV). Dit gewogen gemiddelde bedraagt € 0,77, zo blijkt uit het Biedingsbericht en is door BaFin bevestigd bij brief van 2 juni 2021;
- iii) het gewogen gemiddelde van de beurskoers van het aandeel Fyber in een periode van zes maanden voorafgaand aan de aankondiging van het openbare bod (vgl. de in deze toepasselijke § 31 lid 3 WpÜG). Dit gewogen gemiddelde bedraagt € 0,66, zo blijkt uit het Biedingsbericht en is door BaFin bevestigd bij brief van 2 juni 2021.
angemessen) worden aangemerkt. Bij die stand van zaken wordt de waarde van de bij het bod geboden tegenprestatie van € 0,84 per aandeel op grond van artikel 2:359c lid 6 BW geacht een billijke prijs te zijn. De Ondernemingskamer ziet geen aanleiding daar in dit geval van af te wijken.
position statementblijkt dat Digital Turbine Media op het moment van het uitbrengen van het bod (8 juli 2021) reeds 523.553.108 aandelen in Fyber hield. De eigen aandelen die Fyber zelf houdt (1.854.806) niet meegerekend verschafte Digital Turbine Media op het moment van het uitbrengen van het bod al ten minste 95% van het geplaatste kapitaal van Fyber en vertegenwoordigde zij ten minste 95% van de stemrechten. De Ondernemingskamer stelt daarom de peildatum vast op 17 augustus 2021, zijnde de datum van betaalbaarstelling van de aandelen die zijn aangeboden gedurende de aanmeldingstermijn.