Uitspraak
13-117691-20 en 13-684196-13 (TUL) tegen
11 augustus 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
1.hij in of omstreeks de periode van 22 april 2020 tot en met 28 april 2020 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, een wapen van categorie I, onder 7° van de Wet wapens en munitie, te weten een door de Minister van Justitie en Veiligheid aangewezen voorwerp dat een ernstige bedreiging van personen kon vormen en/of dat zodanig op een wapen geleek dat deze voor bedreiging of afdreiging geschikt was, namelijk een op een vuurwapen (merk Zastava, model CZ99 kaliber 9x19 mm) gelijkend voorwerp, voorhanden heeft gehad en/of heeft gedragen;
2.hij op een of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 22 april 2020 tot en met19 augustus 2020 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in het openbaar, mondeling en/of door middel van afbeelding(en) en/of video('s) tot enig strafbaar feit heeft opgeruid door
drillrap sceneen de toenemende mate waarin jongeren betrokken zijn bij geweldsdelicten, waarbij vuurwapens worden gebruikt. Door in de videoclip op deze wijze (nep)vuurwapens te tonen, wordt het bezit en het gebruik van vuurwapens genormaliseerd en zodoende is er een reëel risico dat anderen worden aangezet tot het aanschaffen, bezit of gebruik van vuurwapens.
Bij de beoordeling of de door een verdachte gedane uitingen aansporen tot enig strafbaar feit en dus ‘opruiend’ zijn in de zin van artikel 131 van het Wetboek van Strafrecht, komt betekenis toe aan de inhoud en de strekking van de gedane uitingen in hun onderlinge samenhang bezien, alsmede de context waarin deze uitingen aan het publiek zijn geopenbaard.
opps’ evenmin concrete tegenstanders of doelwit zijn. Een bezongen of gerapte wens om die onbestemde ‘
opps’ in de intensive care te willen, is in deze context nog geen aansporing aan het publiek om die wens middels het plegen van strafbare feiten daadwerkelijk te realiseren. Dat de tekst onmiskenbaar gewelddadige elementen bevat en dat in de videoclip nepvuurwapens worden getoond, maakt dit oordeel niet anders.
Een proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2020085492-2 van 28 april 2020 in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant01] , doorgenummerde pagina’s 001-005.
de verbalisant:
het hof begrijpt: april] 2020 zag ik op het social media platform [account01] een publicatie staan van het account [accountnaam02] . Ik zag dat er een soort van clip shoot gefilmd werd. Ik zie dat er twee personen een op een vuurwapen gelijkend voorwerp vasthielden. Ik zag dat het [accountnaam01] de originele poster is. De uiterlijke kenmerken van de politiefoto toebehorend aan [verdachte01] komen 100% overeen met persoon 1 in de video. Zo kan ik met 100% zekerheid zeggen dat persoon 1, met een witte trui met daaronder een wit shirt, genaamd is: [verdachte01] , geboren op [geboortedatum01] 1997.
Een proces-verbaal van verhoor verdachte met nummer PL1300-2020085492-11 van 29 april 2020, opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant02] en [verbalisant03] , doorgenummerde pagina’s 093 tot en met 098.
29 april 2020tegenover de verbalisanten afgelegde verklaring van
[medeverdachte01]:
Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 12882215 van 24 april 2020, opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant04] , doorgenummerde pagina 009.
de verbalisant:
Een proces-verbaal van herkenning vuurwapengelijkend voorwerp van 30 april 2020, opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant05] , doorgenummerde pagina’s 102 tot en met 106.
de verbalisant:
Een proces-verbaal van verhoor verdachte, opgemaakt door mr. I. Verstraeten-Jochemsen, rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in de rechtbank Amsterdam.
het hof begrijpt: [verdachte01]].
geldboetevan
€ 550,00 (vijfhonderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
11 (elf) dagen hechtenis.
mr. R.J. den Arend, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
25 augustus 2022.