ECLI:NL:GHAMS:2022:2475

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
22 augustus 2022
Publicatiedatum
24 augustus 2022
Zaaknummer
K22/230029
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing beklag in burenconflict wegens onvoldoende bewijs en opportuniteit

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 22 augustus 2022 uitspraak gedaan in een beklagprocedure die was ingediend door klaagster tegen de beslissing van de officier van justitie om geen strafvervolging in te stellen tegen haar buren, beklaagden, wegens bedreiging en vernieling. Klaagster had op 16 oktober 2021 aangifte gedaan van bedreiging en vernieling, waarbij zij stelde dat zij al geruime tijd overlast ondervond van haar buren. Tijdens de behandeling in raadkamer op 4 augustus 2022 heeft klaagster haar beklag toegelicht, terwijl de beklaagden niet verschenen. De advocaat-generaal heeft in zijn verslag van 1 april 2022 geadviseerd het beklag af te wijzen.

Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen. Klaagster had onder andere verklaard dat beklaagden zich schuldig hadden gemaakt aan vernieling door troep over de schutting in haar tuin te gooien en haar te bedreigen. Echter, het hof concludeerde dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was om tot een veroordeling te komen. De bedreigingen die klaagster had ervaren, waren niet voldoende onderbouwd met bewijs, en de enige opname die klaagster had overgelegd, toonde niet aan dat beklaagden daadwerkelijk de overlast hadden veroorzaakt.

Het hof benadrukte dat het strafrecht een uiterst middel is en dat vervolging in deze zaak zou kunnen leiden tot verdere escalatie van de reeds bestaande spanningen tussen de buren. Klaagster had bovendien aangegeven op zoek te zijn naar een nieuwe woning, wat de noodzaak voor strafrechtelijke vervolging verder ondermijnde. Gelet op deze overwegingen heeft het hof het beklag ongegrond verklaard en de afwijzing van de officier van justitie bevestigd.

Uitspraak

afdeling strafrecht
beklagkamer
rekestnummer K22/230029
Beschikking op het beklag van:
[klager01],
klaagster,
wonende te [woonplaats01] .

1.Het beklag

Het hof heeft op 20 januari 2021 het klaagschrift ontvangen. Het beklag richt zich tegen de beslissing van de officier van justitie bij het arrondissementsparket Noord-Holland om geen strafvervolging in te stellen tegen
[beklaagde01] en [beklaagde02](hierna: beklaagden) ter zake van bedreiging en vernieling.

2.Het verslag van de advocaat-generaal

Bij verslag van 1 april 2022 heeft de advocaat-generaal het hof in overweging gegeven het beklag af te wijzen.

3.De voorhanden stukken

Het hof heeft kennisgenomen van:
- het klaagschrift;
- het verslag van de advocaat-generaal;
- het dossier van de politie;
- het ambtsbericht van de hoofdofficier van justitie bij het arrondissementsparket Noord-Holland van 24 februari 2022;

4.De behandeling in raadkamer

Het hof heeft klager in de gelegenheid gesteld op 4 augustus 2022 het beklag toe te lichten. Klaagster is, vergezeld van de heer [naam01] van Slachtofferhulp, in raadkamer verschenen en heeft het beklag toegelicht en gehandhaafd.
Voorts heeft het hof beklaagden in de gelegenheid gesteld op 4 augustus 2022 te worden gehoord. Beklaagden zijn, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet in raadkamer verschenen.
De advocaat-generaal is bij de behandeling in raadkamer aanwezig geweest. In hetgeen in raadkamer naar voren is gekomen heeft deze geen aanleiding gevonden de conclusie in het verslag te herzien.

5.De beoordeling van het beklag

Op 16 oktober 2021 heeft klaagster aangifte gedaan van bedreiging en vernieling. Uit de aangifte volgt dat klaagster al geruime tijd veel overlast ervaart van haar directe buren (beklaagden). Klaagster heeft onder meer verklaard dat beklaagden zich meerdere malen schuldig hebben gemaakt aan vernieling door troep over de schutting te gooien in haar tuin. Ook zouden beklaagden haar hebben bedreigd. Klaagster heeft bij haar aangifte foto’s van de troep in haar tuin en een geluidsfragment overhandigd waar de bedreiging op te horen zou zijn.
Voor de weergave van de feitelijke uitgangspunten die van belang zijn voor de beoordeling verwijst het hof naar de inhoud van het verslag.
De overwegingen van het hof
Het hof heeft te beoordelen of de strafrechter die over deze zaak zou moeten oordelen – al dan niet na nader onderzoek – zou kunnen komen tot een veroordeling voor enig strafbaar feit. Daarnaast moet het hof beoordelen of er, gelet op alle omstandigheden, voldoende belang is bij het alsnog instellen van strafrechtelijke vervolging. Indien het antwoord op beide vragen bevestigend luidt, zal een bevel tot vervolging worden gegeven.
Uit het dossier komt naar voren dat zich volgens klaagster verschillende incidenten hebben voorgedaan. Beklaagde [beklaagde02] zou tegen de dochter van klaagster hebben gezegd op 28 augustus 2021: ‘Je blijft hier wonen. Je gaat zien wat ik met je moeder ga doen.’ Op 29 augustus 2021 zou beklaagde [beklaagde02] tegen klaagster hebben gezegd: ‘Ik steek je huis in de fik’ en ‘Ik weet waar je schoonzoon woont’. Ten aanzien van de tweede vermeende bedreiging(en) van 29 augustus 2021 geldt dat er in het dossier geen steunbewijs te vinden is voor deze gebeurtenis. Voor de eerste vermeende bedreiging van 28 augustus 2021 is dit anders. Klaagster heeft opnames gemaakt met haar telefoon van een gesprek tussen haar dochter en beklaagde [beklaagde02] , waarop een heftige scheldpartij te horen is. Op deze opname is ook te horen dat beklaagde [beklaagde02] de woorden ‘Je blijft hier wonen. Je gaat zien wat ik met je moeder ga doen' heeft geuit. Met betrekking tot de troep die in de tuin van klaagster gegooid zou zijn is er in het dossier geen steunbewijs te vinden voor de verklaring van klaagster dat dit door beklaagden is gebeurd. Uit de foto’s die bij de aangifte zijn gevoegd blijkt immers niet dat de troep door beklaagden in haar tuin is gegooid. Klaagster heeft in raadkamer medegedeeld dat zij een videofragment op haar telefoon heeft waarop te zien is dat er troep over de schutting vanuit de tuin van de buren in haar tuin wordt gegooid. Klaagster heeft echter toegegeven dat beklaagden niet te zien zijn op deze video.
Hoewel de bedreiging van 29 augustus 2021 eventueel tot een bewezenverklaring zou kunnen leiden en niet kan worden uitgesloten dat het doen van nader onderzoek, zoals het horen van bijvoorbeeld andere buurtbewoners als getuigen, meer duidelijkheid zou kunnen verschaffen over de andere incidenten waar klaagster aangifte van heeft gedaan, acht het hof een strafvervolging dan wel het doen van nader onderzoek in een zaak als deze niet aangewezen. Uit de stukken blijkt immers dat tussen beide buren langdurige spanningen bestaan. Het strafrecht is een uiterst middel en dient in dit soort zaken terughoudend te worden toegepast. Een vervolging van een van beide partijen zal naar het oordeel van het hof slechts verdere escalatie in de hand werken. Bovendien heeft klaagster in raadkamer verklaard op zoek te zijn naar een nieuwe woning.
Het hof concludeert dat er op grond van het voorgaande goede redenen zijn om in deze zaak geen vervolging te gelasten. Het beklag is ongegrond.
Het hof zal daarom als volgt beslissen.

6.De beslissing

Het hof wijst het beklag af.
Deze beschikking, waartegen voor betrokkenen geen rechtsmiddel openstaat, is gegeven op
22 augustus 2022 door mrs. D. Radder, voorzitter, P.F.E. Geerlings en M. van der Horst, raadsheren, in tegenwoordigheid van mr. M.E. de Waard, griffier, en ondertekend door de voorzitter en de griffier.