Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
3.Beoordeling
grief IIvoert [appellant] aan dat tussen hem en de Gemeente stilzwijgend een huurovereenkomst tot stand is gekomen. Weliswaar heeft de Gemeente bij brieven van 29 juli 2015 en 27 april 2016 kenbaar gemaakt dat zij [appellant] niet als hoofdhuurder accepteerde, maar nadien heeft zij dit standpunt niet meer herhaald en de situatie jarenlang laten voortduren. Hoewel op zich juist is dat de gemeentelijke belastingdienst de aanslagen stuurt aan degene die op een bepaald adres is ingeschreven zonder te controleren of de geadresseerde de rechtmatige bewoner is, had het op de weg van de Gemeente gelegen om er intern voor te zorgen dat [appellant] geen aanslagen zou ontvangen.
grief IVvoert [appellant] aan dat het beroep op artikel 8 EVRM ertoe moet leiden dat hem het huurgenot van de standplaats wordt verschaft althans het gebruik daarvan wordt gedoogd. Voor [appellant] is van belang dat hij op zijn huidige standplaats in familieverband kan blijven wonen. Voorts moet rekening worden gehouden met zijn gezondheid; hij loopt erg slecht, lijdt aan suikerziekte en heeft beginnende Parkinson en hartritmestoornissen.