In deze zaak hebben klagers, die betrokken zijn bij de afwikkeling van een nalatenschap, een klacht ingediend tegen twee notarissen. De klacht betreft onder andere het optreden van de notarissen en de advocaat van de wederpartij, die werkzaam zijn op hetzelfde kantoor. Klagers stellen dat er sprake is van een doorlopende opdracht en maken verschillende verwijten aan de notarissen. De zaak is in hoger beroep behandeld na een eerdere beslissing van de kamer voor het notariaat. Klagers hebben op 16 december 2021 een beroepschrift ingediend tegen de beslissing van de kamer van 17 november 2021. Tijdens de behandeling op 12 mei 2022 hebben klagers en de notarissen hun standpunten toegelicht.
De feiten van de zaak zijn als volgt: Klagers hebben in 2019 een bespreking gehad met een oud-collega van de notarissen over de afwikkeling van de nalatenschap van de moeder van klager sub 1. Na de voltooiing van de werkzaamheden is het dossier gesloten, maar klagers menen dat er een doorlopende opdracht was. De notarissen hebben op 16 maart 2022 een verweerschrift ingediend. Het hof heeft de klacht van klager sub 2 ontvankelijk verklaard, maar de overige klachten ongegrond verklaard. Het hof oordeelt dat de notarissen niet onterecht hebben gehandeld en dat de vrijwaringsclausule in de volmacht niet onredelijk bezwarend is. De beslissing van de kamer is vernietigd voor wat betreft de niet-ontvankelijkheid van klager sub 2, maar voor de rest is de beslissing bevestigd.