ECLI:NL:GHAMS:2022:2426

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
19 juli 2022
Publicatiedatum
22 augustus 2022
Zaaknummer
200.311.112/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming voor verhuizing naar Italië met minderjarige kinderen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 19 juli 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vervangende toestemming voor verhuizing van de man met zijn minderjarige dochter naar Italië. De man, die de hoofdverzorger is van [kind 2], verzocht om toestemming om met haar naar Italië te verhuizen, terwijl de vrouw, de moeder van de kinderen, zich hiertegen verzette. De man heeft aangegeven dat hij zich niet meer op zijn plek voelt in Nederland en dat hij in Italië een netwerk en werk heeft. De vrouw daarentegen heeft psychische problemen gehad en is van mening dat de verhuizing niet in het belang van [kind 2] is. Het hof heeft de belangen van het kind als uitgangspunt genomen en geconcludeerd dat de man, als stabiele opvoeder, de toestemming voor verhuizing moet krijgen. De zorgregeling is aangepast zodat [kind 2] in de zomervakantie bij de man verblijft en er afspraken zijn gemaakt voor contact met de vrouw. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
Zaaknummer: 200.311.112/ 01
Zaaknummer rechtbank: C/15/323637 / FA RK 21-6280
Beschikking van de meervoudige kamer van 19 juli 2022 in de zaak van
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats 1] ,
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: de man,
advocaat: mr. M. van der Weide te Alkmaar,
en
[verweerster] ,
wonende te [woonplaats 2] ,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. A.M. Koopman te Alkmaar.
In zijn adviserende taak is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
gevestigd te Den Haag, locatie: Haarlem,
hierna te noemen: de raad.

1.Het verloop van het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar het proces-verbaal van de terechtzitting bij de rechtbank Noord-Holland (locatie Alkmaar) van 17 mei 2022 alsmede naar het proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van diezelfde datum (beide met het zaaknummer als hierboven vermeld).

2.Het geding in hoger beroep

2.1
De man is op 27 mei 2022 in hoger beroep gekomen van een gedeelte van de mondelinge uitspraak van 17 mei 2022. Op 6 juli 2022 heeft hij zijn appelschrift aangevuld, alsmede nadere stukken ingediend.
2.2
De vrouw heeft op 27 juni 2022 een verweerschrift ingediend. Op 12 juli 2022 heeft zij haar verweerschrift aangevuld.
2.3
Bij het hof is voorts ingekomen het proces-verbaal van de behandeling bij de rechtbank, ingediend door de vrouw op 13 juli 2022.
2.4
De minderjarige [kind 2] heeft haar mening per brief kenbaar gemaakt.
2.5
De mondelinge behandeling heeft op 14 juli 2022 plaatsgevonden. Verschenen zijn:
- de man, bijgestaan door zijn advocaat;
- de vrouw, bijgestaan door haar advocaat;
- de raad, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de raad] ;
- de contactpersoon/tijdelijk gezinsmanager namens de gecertificeerde instelling De Jeugd- & Gezinsbeschermers (hierna: de GI).
2.6
Aan partijen is ter zitting meegedeeld dat, gelet op het belang bij een spoedige beslissing, de uitspraak is bepaald op 19 juli 2020, in de vorm van een verkorte beschikking die nader uitgewerkt zal worden. Met instemming van partijen is die nadere uitwerking bepaald op 23 augustus 2022. Het hierna overwogene onder 5.4 tot en met 5.17 bevat de uitwerking van de verkorte beschikking.

3.De feiten

3.1
Uit het (op 20 december 2016 gesloten en op 2 september 2021 door echtscheiding ontbonden) huwelijk van de man en de vrouw zijn geboren:
- [kind 1] op [geboortedatum 1] en
- [kind 2] op [geboortedatum 2] (hierna gezamenlijk: de kinderen).
De man en de vrouw oefenen gezamenlijk het gezag uit over de kinderen. De kinderen hebben hun hoofdverblijfplaats bij de man.
3.2
Bij vonnis in kort geding van de voorzieningenrechter in de rechtbank Noord-Holland (locatie Alkmaar) van 9 februari 2022 is de man veroordeeld tot nakoming van de zorgregeling uit het ouderschapsplan, inhoudende dat [kind 2] elke week van zaterdag 15.00 uur tot zondag 13.00 uur bij de vrouw verblijft. Daarnaast is de zorgregeling met ingang van 5 maart 2022 gewijzigd in die zin dat de zorgregeling is uitgebreid met een paar uur per week en extra tijd in de vakanties.
3.3
Bij mondelinge uitspraak van 8 maart 2022 heeft de rechtbank de raad verzocht ten aanzien van de verhuizing van de kinderen naar Italië en de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken een onderzoek te verrichten ter beantwoording van de onder 2.1 van het proces-verbaal vermelde vragen en de rechtbank ter zake te adviseren. De beslissing op de verzoeken over de vervangende toestemming voor verhuizing van de kinderen met de man naar Italië en de zorgregeling is aangehouden.
Ter zitting hebben partijen afgesproken (in afwijking van het op 2 augustus 2021 ondertekende ouderschapsplan) dat [kind 2] iedere week van zaterdag 11.00 uur tot zondag 17.00 uur bij de vrouw verblijft.
In overleg met de GI hebben partijen naderhand afgesproken dat [kind 2] (sinds begin juli 2022) ieder weekend bij de vrouw is van vrijdag 16.00 uur tot zondag 17.00 uur.
3.4
[kind 1] bepaalt zelf wanneer zij bij welke ouder verblijft. Doorgaans verblijft zij doordeweeks bij de vrouw en in het weekend bij de man. Per 1 augustus 2022 zal zij begeleid gaan wonen bij [stichting 1] .
3.5
Bij de stukken bevindt zich een rapport van de raad van 12 mei 2022. Daarin heeft de raad geadviseerd, voor zover thans van belang, het verzoek van de man om hem vervangende toestemming te verlenen om met [kind 2] naar Italië te verhuizen toe te wijzen en over de daarbij behorende zorgregeling advies uitgebracht.
3.6
[kind 2] is op 17 mei 2022 onder toezicht gesteld van de GI voor de duur van vier maanden.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden uitspraak is, voor zover thans van belang, het verzoek van de man tot het verlenen van vervangende toestemming om in de eerste week van de zomervakantie van 2022 met [kind 2] naar [plaats 1] dan wel naar [plaats 2] te Italië te verhuizen, afgewezen.
Verder is de zorgregeling uit het ouderschapsplan en het vonnis van 9 februari 2022 op verzoek van de man gewijzigd als volgt. Indien de man zonder de kinderen naar Italië verhuist, verblijft [kind 2] eenmaal per kwartaal gedurende een lang weekend bij de man in Italië alsmede de helft van de vakanties, in onderling overleg te bepalen, met de bepaling dat de vrouw de kinderen naar Schiphol brengt en ophaalt en waarbij de vliegtickets voor rekening van de man komen.
[kind 2] verblijft (het hof begrijpt: indien of zolang de man nog in Nederland woont) ieder weekend van zaterdag 11.00 uur tot zondag 17.00 uur bij de vrouw, alsmede de helft van de vakanties en feestdagen, in onderling overleg te bepalen. [kind 2] verblijft in de zomervakantie van 2022 de eerste drie weken bij de man en de laatste drie weken bij de vrouw.
4.2
De man verzoekt, met vernietiging van de bestreden beschikking in zoverre, zijn verzoek ten aanzien van de vervangende toestemming voor verhuizing met [kind 2] naar [plaats 1] in Italië toe te wijzen.
Hij verzoekt daarnaast de zorgregeling als volgt te wijzigen:
- [kind 2] verblijft (uitgaande van de situatie dat de man in de zomer van 2022 naar Italië zal verhuizen en vervangende toestemming krijgt voor de verhuizing van [kind 2] ) zolang zij nog in Nederland zijn/tot aan de verhuizing ieder weekend van zaterdag 11.00 uur tot zondag 17.00 uur bij de vrouw;
- [kind 2] verblijft, bij toewijzing van het verzoek van de man, met ingang van het vierde kwartaal van 2022 eenmaal per kwartaal een weekend van vrijdag tot en met maandag bij de vrouw in Nederland, althans een zodanige regeling te bepalen waarbij de man [kind 2] naar de vrouw brengt en bij haar ophaalt dan wel dat de vrouw [kind 2] op Schiphol ophaalt;
[kind 2] verblijft indien zij mag meeverhuizen tijdens de zomervakantie van 2022 de eerste drie (of vier) weken bij de vrouw in Nederland en vanaf de kerstvakantie 2022 ten minste de helft van de vakanties, in onderling overleg te bepalen, waarbij de vrouw [kind 2] op Schiphol ophaalt en terugbrengt en waarbij de man (in ieder geval) in totaal vier keer per jaar de vliegtickets voor zijn rekening neemt.
4.3
De vrouw verzoekt de bestreden beschikking te bekrachtigen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Aan het hof ligt voor of de man vervangende toestemming dient te worden verleend voor verhuizing met [kind 2] naar Italië. De man respecteert de wens van [kind 1] om in Nederland te blijven wonen. Indien de man met [kind 2] mag verhuizen, dient de zorgregeling ten aanzien van [kind 2] voorts te worden aangepast.
5.2
De Nederlandse rechter is bevoegd om van de verzoeken kennis te nemen.
De rechtbank heeft de verzoeken beoordeeld naar Nederlands recht. Daartegen is niet gegriefd, zodat toepassing van Nederlands recht ook het hof tot uitgangspunt strekt.
5.3
Ingevolge artikel 1:253a lid 1 Burgerlijk Wetboek (BW) kunnen geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het gezag op verzoek van de ouders of van één van hen aan de rechter worden voorgelegd.
Op grond van dit artikel dient het hof in een geschil als het onderhavige, waarbij de ouders met het gezamenlijk gezag over het kind belast zijn en er een verschil van mening bestaat over een verhuizing van de verzorgende ouder en het kind, een zodanige beslissing te nemen als het hof in het belang van het kind wenselijk voorkomt. Uit vaste jurisprudentie volgt dat, hoezeer het belang van het kind een overweging van de eerste orde dient te zijn bij de te verrichten afweging van belangen, andere belangen zwaarder kunnen wegen. Het hof zal bij zijn beslissing alle omstandigheden van het geval in acht dienen te nemen.
Standpunt van de man
5.4
De man wil hoe dan ook terug naar Italië, ongeacht of hij toestemming krijgt om [kind 2] mee te nemen. Ter zitting in hoger beroep heeft de man toegelicht dat hij zich niet meer op zijn plek voelt in Nederland na de laatste (zware) jaren van het huwelijk met de vrouw en vervolgens hun (voor hem plotselinge) uiteengaan. Hij voelt zich eenzaam. De man heeft geen familie en vrienden in Nederland terwijl hij in Italië over een grote familie beschikt, onder wie zijn moeder en drie zussen. De man vreest voor zijn gezondheid indien hij in Nederland zou blijven. Zowel hijzelf als de kinderen zijn ermee gebaat dat hij gelukkig is, aldus de man.
De man stelt voorts dat het ook de wens van [kind 2] is om (met hem) in Italië te wonen. [kind 2] spreekt goed Italiaans en zij heeft een warme band met haar Italiaanse familie. De man is al jaren haar stabiele, betrouwbare, belangrijkste opvoeder. [kind 2] zit nu in groep 7 en kan zich nog elders wortelen. Uiteraard zal zij de vrouw en [kind 1] missen, maar zij kunnen elkaar eens per kwartaal zien en daarnaast kunnen zij met elkaar bellen en Skypen. Bovendien zou [kind 2] de man missen indien hij zonder haar naar Italië verhuist. In Italië is een woning van de familie beschikbaar waar zij (aanvankelijk kosteloos) kunnen wonen en de man weet zich verzekerd van een baan als timmerman. Er is soortgelijke hulpverlening als de speltherapie bij [stichting 4] beschikbaar voor [kind 2] in Italië.
Als de man geen vervangende toestemming krijgt voor de verhuizing met [kind 2] naar Italië, betekent dat dat zij bij de vrouw zal gaan wonen. De man maakt zich zorgen over de psychische problemen van de vrouw die hebben gemaakt dat zij gedurende langere tijd niet beschikbaar was als opvoeder. Als de vrouw het niet aan blijkt te kunnen, komt [kind 2] in een pleeggezin terecht.
Al deze omstandigheden tezamen maken dat de raad volgens de man terecht heeft geadviseerd het verzoek van de man toe te wijzen. De man vindt het dan ook onbegrijpelijk dat de rechtbank in weerwil van dit advies hem geen toestemming heeft gegeven voor een verhuizing naar Italië met [kind 2] .
Standpunt van de vrouw
5.5
De vrouw erkent dat zij een lastige periode heeft doorgemaakt. Zij heeft nu echter de juiste hulp gevonden waarmee de kern van haar psychische problematiek is aangepakt. Het gaat aanzienlijk beter met haar en zij kan de zorg voor [kind 2] (weer) aan. Voorheen zorgde zij ook voor haar. Momenteel woont de vrouw nog in een woning waar 24 uur per dag begeleiding is, maar zij maakt van die begeleiding nauwelijks nog gebruik en zij komt in aanmerking voor een woning waar zij ambulante begeleiding kan krijgen; uiterlijk per 1 februari 2023 verhuist de vrouw daarheen. Beide woningen zijn geschikt voor [kind 2] .
De vrouw verwijst naar de verklaringen van behandelaars die - vanwege de tijdsdruk waarmee het raadsrapport tot stand is gekomen - onvoldoende bij de belangenafweging van de raad lijken te zijn betrokken. Het is mede om die reden dat de rechtbank terecht het verzoek van de man heeft afgewezen. Verder wijst de vrouw erop dat de man niet handelt in het belang van [kind 2] door zijn verhuizing koste wat het kost door te zetten terwijl hij stelt zich zorgen te maken over [kind 2] als zij weer bij de vrouw zou gaan wonen. De man zet [kind 2] te veel onder druk en hij beïnvloedt haar. Vanwege die druk is de verstandhouding van de man met [kind 1] moeizaam geworden.
De vrouw zet dan ook vraagtekens bij de wens van [kind 2] om met de man mee te verhuizen naar Italië. [kind 2] kent het land alleen van vakanties en zij kan niet overzien hoe het is om daar te wonen en naar school te gaan. Bovendien is [kind 2] niet de optie gegeven om bij de vrouw te wonen omdat nog niet duidelijk was of dat mogelijk was, zowel gezien het type woning als de pedagogische mogelijkheden van de vrouw.
De vrouw vreest dat [kind 2] , die al eens gedoubleerd heeft in groep 6, het lastig zal krijgen op school in Italië, te meer omdat zij weliswaar Italiaans spreekt, maar niet vloeiend. Bovendien zal [kind 2] moeten wennen aan een ander schoolsysteem, en werkt de man fulltime, zodat het de vraag is wie [kind 2] na school opvangt.
Tot slot is het niet in het belang van [kind 2] om haar moeder en oudere zus te moeten missen. Zij hebben een goede band met elkaar, en de vrouw en [kind 2] zien elkaar drie dagen per week. [kind 2] heeft zelf ook te kennen gegeven dat zij de vrouw juist vaker zou willen zien.
Rapport van de raad
5.6
De raad heeft in zijn rapport van 12 mei 2022 geadviseerd het verzoek van de man toe te wijzen.
Voor [kind 2] zou het goed zijn als de man niet zou verhuizen, maar nu duidelijk is dat de man niet van zijn beslissing af te brengen is, komt de raad tot de conclusie dat het in het belang van [kind 2] is dat zij met haar vader meeverhuist, althans dat haar belangen dan het minst worden geschaad. De man is voor haar de laatste jaren een stabiele, betrouwbare opvoeder geweest. Voor [kind 2] is het van belang dat die stabiliteit voortduurt. De man heeft altijd in het belang van [kind 2] gehandeld.
De raad heeft de zorg dat de vrouw, die geruime tijd geen opvoedtaken heeft gedragen, op dit moment nog onvoldoende in staat is om aan te sluiten bij de opvoedbehoeften van [kind 2] . Gezien de kwetsbaarheid van de vrouw is het de vraag of zij de volledige verzorging en opvoeding kan dragen.
De man heeft zijn verhuizing goed doordacht en voorbereid. In Italië heeft hij zijn basis en een uitgebreid netwerk. Hoewel zijn wens begrijpelijk is, baart het de raad zorgen dat de man met de uitvoering van deze wens zijn eigen belangen boven die van de kinderen stelt. Zijn besluit heeft er bovendien voor gezorgd dat er spanningen zijn opgetreden in de gezinsrelaties, niet alleen tussen de man en de vrouw, maar ook tussen de kinderen en hun ouders. Als de onderlinge strijd tussen de ouders niet verbetert, vreest de raad voor een (verdere) verstoring van hun communicatie en samenwerking. Dat geeft een somber beeld voor de toekomst waarin de fysieke afstand aanzienlijk wordt vergroot.
[kind 2] is al geruime tijd bezig met een mogelijke verhuizing. Zij spreekt de Italiaanse taal en zij heeft contact met haar familieleden aldaar. Aan de raadsonderzoeker heeft zij verteld de verhuizing leuk te vinden, maar het niet leuk te vinden dat zij haar moeder en zus dan moet missen.
Ter zitting in hoger beroep heeft de raad zijn advies gehandhaafd. Het raadsonderzoek is ondanks de tijdsdruk zorgvuldig uitgevoerd. De informatie die naderhand van informanten is verkregen over de resultaten van de behandeling van de vrouw heeft het standpunt van de raad niet gewijzigd. De raad heeft moeten kiezen tussen twee kwaden; daarbij heeft de doorslag gegeven dat de man de stabiele opvoeder van [kind 2] is, terwijl er wat de vrouw betreft niet de zekerheid is dat zij die stabiliteit kan geven. Zij heeft heel grote stappen gezet, maar of zij pedagogisch gezien in huis heeft wat [kind 2] nodig heeft, is de raad, ook na een tweede gesprek met de vrouw, onvoldoende duidelijk geworden.
Dat laat onverlet dat de raad van mening is dat de man niet steeds in het belang van [kind 2] handelt. Als hij geen toestemming krijgt om met [kind 2] te verhuizen, behoort het ook tot zijn verantwoordelijkheid om ervoor te zorgen dat [kind 2] in Nederland een goede plek heeft. Hoewel er dus haken en ogen zitten aan de kwestie, handhaaft de raad zijn advies om het verzoek van de man toe te wijzen.
Informatie van de GI
5.7
De GI heeft ter zitting in hoger beroep verklaard dat recentelijk een gesprek heeft plaatsgevonden van partijen met een mediator. Besloten is om de uitkomst van de onderhavige procedure af te wachten alvorens verdere gesprekken te plannen. De man kan de gesprekken in Italië via Zoom voortzetten.
De GI gunt [kind 2] haar beide ouders; het is dan ook verdrietig dat zij (frequent contact met) één ouder zal verliezen na de verhuizing van de man. Als [kind 2] in Nederland blijft, gaat de GI ervan uit dat [kind 2] bij de vrouw zal gaan wonen (en niet in een pleeggezin). De vrouw kan dat volgens haar behandelaars aan, en zij toont zich zeer gemotiveerd.
De GI heeft geen standpunt ingenomen over het verzoek van de man, maar heeft opgemerkt dat volgens speltherapeut [stichting 4] [kind 2] al langere tijd de wens heeft om naar Italië te gaan. [kind 2] maakt het vaak kenbaar bij [stichting 4] , maar zij zegt ook de vrouw en [kind 1] te zullen missen.
Voorgeschiedenis van partijen
5.8
Uit de stukken en het verhandelde ter zitting maakt het hof op dat zowel de man als de vrouw moeilijke jaren achter de rug heeft. De vrouw heeft een psychiatrisch verleden waarin sprake was van depressies, een angststoornis en PTSS. Toen de vrouw wegens haar psychische problemen begin 2019 drie maanden opgenomen is geweest bij [stichting 2] , heeft de man de volledige zorg voor de kinderen op zich genomen, met dien verstande dat zijn moeder uit Italië is overgekomen om hem te ondersteunen bij die zorg. Na een suïcidepoging van de vrouw op 6 mei 2019 heeft de man zich ziekgemeld op zijn werk; sindsdien is hij arbeidsongeschikt.
Begin 2021 zijn partijen uit elkaar gegaan; de kinderen bleven bij de man wonen. Sinds 8 juli 2021 woont de vrouw beschermd bij [stichting 3] in [plaats 3] . Sindsdien heeft zij meerdere behandelingen gehad, zoals intensieve traumabehandeling voor haar PTSS en cognitief-gedragstherapeutische behandeling van haar angststoornis. Ook de man en de kinderen hebben hulpverlening (gehad). [kind 2] volgt sinds augustus 2019 speltherapie bij [stichting 4] .
Noodzaak voor de verhuizing
5.9
Met de raad is het hof het eens dat het belang van [kind 2] er het meest mee gediend zou zijn als de man zijn beslissing om naar Italië terug te keren zou uitstellen, in ieder geval totdat [kind 2] (net als [kind 1] ) op eigen benen kan staan. De man stelt echter dat hij het ten behoeve van de kinderen al jaren probeert vol te houden in Nederland en dat hij dat niet meer kan opbrengen.
Met zijn toelichting in de stukken en ter zitting heeft de man voldoende duidelijk gemaakt dat hij thans, na een aantal (ook) voor hem zware jaren, waarin hij als gevolg van de gezinsomstandigheden arbeidsongeschikt is geraakt en die hem kennelijk in toenemende mate een gevoel van eenzaamheid hebben gegeven, de noodzaak voelt om op korte termijn terug te keren naar Italië, waar hij is geboren en waar hij tot 2007 heeft gewoond (waarvan de laatste jaren samen met de vrouw (en [kind 1] )). In Italië heeft de man zijn familie en een netwerk. De man heeft genoegzaam toegelicht dat het vinden van werk – de man is timmerman - geen groot probleem zal zijn.
Zijn beslissing om hoe dan ook te remigreren leidt ertoe dat [kind 2] een van haar ouders moet missen, in die zin dat haar niet-verzorgende ouder in een ander land woont. Zoals de raad ter zitting ook heeft gesteld, betreft de beslissing op het verzoek van de man een keuze uit twee kwaden, omdat er ongeacht de beslissing veel zal veranderen voor [kind 2] .
Opvoedrol partijen
5.1
Van belang is dat de man sinds drie jaar de hoofdopvoeder is van [kind 2] . Volgens de raad is de man vanaf 2017 haar belangrijkste verzorger en sinds februari 2019 droeg hij geruime tijd de volledige zorg voor haar en [kind 1] . Door de problemen waarmee de vrouw heeft geworsteld, is zij gedurende langere tijd niet goed in staat geweest voor [kind 2] te zorgen. Inmiddels gaat het beter met de vrouw. Uit de door de vrouw in het geding gebrachte verklaringen van haar behandelaars blijkt dat de behandeling goed is aangeslagen. Haar PTSS en depressieve klachten zijn volledig in remissie en er is sprake van een vroege remissie van haar paniekstoornis met agorafobie. Er is geen enkele sprake meer van suïcidaliteit. In haar brief van 16 mei 2022 spreekt de behandelaar van Overwaal, Expertisecentrum Angst, Dwang en PTSS haar bewondering uit voor de wijze waarop de vrouw haar trauma en angsten heeft overwonnen en voor het gegeven dat de onderhavige procedure niet tot een terugval heeft geleid bij haar.
Uit de verklaringen van [stichting 3] van respectievelijk 24 februari 2022 en 12 mei 2022 blijkt eveneens dat het goed gaat met de vrouw. Zij heeft minimale begeleiding nodig en er wordt toegewerkt naar een verdienwoning waar de vrouw ambulante begeleiding zal krijgen. Volgens [stichting 3] heeft de vrouw voldoende draagvlak om de zorg voor de kinderen - indien nodig - op zich te nemen.
Hoewel het prijzenswaardig is dat de vrouw zich zo heeft ingezet voor haar behandeling dat zij op het punt is gekomen dat zij nauwelijks nog begeleiding nodig heeft, dat zij door kan stromen naar een andere woning en dat de kinderen enkele dagen per week bij haar kunnen zijn, laat dit alles onverlet dat de man als gevolg van de problemen in het verleden de primaire opvoeder is geworden van [kind 2] .
Daarbij komt dat de behandelaar van de vrouw en de begeleiding van [stichting 3] weliswaar geen zorgen hebben over de vraag of de vrouw weer de volledige opvoeding en verzorging voor [kind 2] aan zou kunnen, maar dat hun verklaringen die zorg niet helemaal hebben kunnen wegnemen. Het herstel van de vrouw is van redelijk recent, na een periode van langdurige (jarenlange) psychische problemen.
De vrouw heeft van haar kant aangegeven vraagtekens te zetten bij de betrouwbaarheid en stabiliteit van de man, maar naar het oordeel van het hof is niet gebleken van feiten of omstandigheden die maken dat moet worden getwijfeld aan het vermogen van de man een stabiele opvoeder voor [kind 2] te zijn.
Het voorgaande leidt het hof tot de conclusie dat het in het belang van [kind 2] is dat zij bij de man kan blijven wonen. Dit belang weegt zwaar bij de beoordeling van het verzoek van de man.
Mening van [kind 2]
5.11
Een andere factor die voor het hof gewicht in de schaal legt, is de wens van [kind 2] zelf. Zij heeft geen gehoor gegeven aan de oproep om met de voorzitter te praten, maar zij heeft haar wens om met haar vader naar Italië te verhuizen wel neergelegd in een brief aan het hof. In die brief heeft zij geschreven dat zij heel graag naar Italië wil met de man en dat zij heel verdrietig was over de beslissing van de rechtbank. Daarnaast heeft zij aan de raadsonderzoeker verteld dat zij uitkijkt naar de verhuizing naar Italië. Ook op school heeft [kind 2] vaker aangegeven in Italië te willen wonen, al zou zij het ook lastig vinden om de vrouw en [kind 1] achter te laten. Uit informatie van de school van 2 juni 2022 blijkt dat [kind 2] in een gesprek met de intern begeleider (alsook in gesprek met haar leerkrachten) heeft verteld dat zij teleurgesteld is over de bestreden beschikking.
Voorts heeft zij aan haar hulpverlener bij [stichting 4] meermaals laten weten dat zij met de man in Italië wil wonen, zoals ook blijkt uit de rapportage van 28 februari 2022 en uit de mededeling daarover van de GI ter zitting in hoger beroep. Uiteraard kan van een kind van haar leeftijd niet worden verwacht dat zij de gevolgen van een verhuizing volledig overziet, maar dat geldt evenzeer voor de situatie waarin de man zonder haar zou verhuizen; [kind 2] moet dan de man missen, bij de vrouw wonen en met de vrouw verhuizen van [woonplaats 2] naar [woonplaats 1] . Gezien de bestendigheid waarmee [kind 2] haar wens uit tegen verschillende personen en gelet op haar leeftijd, kan haar wens niet terzijde worden geschoven; het hof hecht daar, integendeel, veel waarde aan.
Contact tussen [kind 2] en de vrouw
5.12
[kind 2] geeft niet alleen blijk van haar wens om met de man naar Italië te verhuizen, maar ook van haar verdriet om het gemis van haar moeder en haar oudere zus. Dat zij [kind 1] zal missen, acht het hof van een andere orde dan het gemis van haar moeder. [kind 1] is zeventien jaar oud en gaat per 1 augustus 2022 (begeleid) op kamers wonen. [kind 1] en [kind 2] hebben als zussen een goede band met elkaar, maar aannemelijk is dat [kind 1] gezien haar leeftijd een andere ontwikkeling doormaakt dan [kind 2] die komend schooljaar naar groep 8 zou gaan.
Zoals hiervoor is overwogen, brengt het besluit van de man mee dat [kind 2] hoe dan ook een van haar beide ouders in belangrijke mate moet missen. De afstand tussen Italië en Nederland is dusdanig groot dat duidelijk is dat van wekelijks (fysiek) contact geen sprake meer kan zijn. Dat is een groot offer dat van [kind 2] en de vrouw wordt gevraagd. Een complicerende factor daarbij is dat de complexe verhouding tussen partijen aan een goede communicatie in de weg lijkt te staan. Zij zijn het weliswaar in grote lijnen eens over de zorgregeling tussen [kind 2] en de vrouw, maar het hof spreekt de hoop uit dat de man als verzorgende ouder het de vrouw en [kind 2] gunt om zoveel mogelijk extra contact met elkaar te hebben, voor zover de school in Italië en de financiële middelen dat toestaan. Uit de stukken, waaronder het raadsrapport en de informatie van [stichting 4] , blijkt dat de man zich altijd heeft ingezet voor het welzijn van de kinderen. Het mag ervoor worden gehouden dat de man die inzet blijft tonen in het stimuleren en mogelijk maken van het contact tussen [kind 2] en de vrouw, temeer nu hij naar verwachting meer ruimte en rust zal ervaren als hij weer in Italië woont. Het hof gaat er tevens van uit dat partijen, al dan niet met behulp van de GI (de ondertoezichtstelling voor [kind 2] zal immers aflopen met haar vertrek naar Italië) de gesprekken met een mediator voortzetten en zich beiden inzetten voor een gedeeld ouderschap onder de gegeven omstandigheden.
Voorbereiding van de verhuizing
5.13
Met de raad is het hof het ook eens dat de man de verhuizing goed heeft voorbereid. Hij heeft een school voor haar gevonden en voldoende aannemelijk is dat [kind 2] haar speltherapie kan voortzetten in Italië. De man heeft ter zitting verklaard dat dergelijke therapie beschikbaar is en dat zij daarmee snel na aankomst kan starten.
De man heeft toegelicht dat hij ’s morgens [kind 2] naar school kan brengen waarna hij naar zijn werk gaat. Tijdens de siësta kunnen [kind 2] en hij samen eten waarna zij terugkeren naar school respectievelijk werk. De moeder en de zus van de man kunnen [kind 2] na school opvangen. Naast haar grootmoeder en tante zal [kind 2] andere familie in haar omgeving hebben. Zij kent de plaats waarheen zij verhuizen.
[kind 2] is twaalf jaar oud en spreekt al behoorlijk Italiaans. Niet gebleken is van feiten of omstandigheden die eraan in de weg staan dat zij – eenmaal in Italië – in rap tempo het Italiaans op het voor haar vereiste niveau zal weten te beheersen.
Gelet op al deze omstandigheden gaat het hof ervan uit dat de overgang van [kind 2] naar en de integratie in Italië redelijk soepel zou moeten kunnen verlopen.
Tot slot
5.14
[kind 2] zal niet alleen de vrouw en [kind 1] moet missen, maar ook haar familie (en vriendinnen) in Nederland. Het is voorts de vraag hoe snel [kind 2] zal kunnen wennen aan het Italiaanse schoolsysteem.
Deze omstandigheden leiden het hof echter niet tot een andere beslissing dan toewijzing van het verzoek van de man. Daarbij betrekt het hof dat [kind 2] nog enige tijd gegeven zal zijn voordat zij naar de middelbare school gaat, zodat zij de tijd heeft om te wennen, en dat een ‘ideaal’ moment voor vertrek (de vrouw heeft gewezen op de kwetsbare leeftijd van [kind 2] ) nu eenmaal niet bestaat.
Zoals reeds onderstreept door de raad en de GI brengt een beslissing in deze zaak onherroepelijk een verlies mee voor [kind 2] , maar het hof komt tot het oordeel dat toewijzing van het verzoek van de man om hem vervangende toestemming te verlenen voor een verhuizing naar Italië minder schadelijk is voor [kind 2] dan een afwijzing van dit verzoek zou zijn.
Zorgregeling
5.15
Nu het hof het verzoek van de man zal toewijzen, dient de zorgregeling tussen de vrouw en [kind 2] te worden aangepast.
Ter zitting in hoger beroep hebben partijen verklaard dat zij het erover eens zijn dat [kind 2] het laatste deel (van ten minste drie weken) van de zomervakantie van 2022 bij de ouder zal zijn bij wie zij na de vakantie gaat wonen, in dit geval de man. De man heeft verklaard dat de zomervakantie in (de betreffende regio van) Italië tot medio september 2022 duurt. Het hof gaat er dan ook vanuit dat [kind 2] met de man vakantie heeft vanaf de week van 22 augustus 2022 en dat zij voordien minstens drie weken vakantie samen met de vrouw heeft. Partijen kunnen in onderling overleg bepalen of uitbreiding met één week mogelijk is, zoals aangeboden door de man (in zijn petitum). Indien tijd resteert buiten de respectieve vakanties met haar ouders, is [kind 2] bij de vrouw overeenkomstig de huidige regeling van drie dagen per week.
5.16
Ten aanzien van de zorgregeling na de zomervakantie van 2022 is ter zitting gebleken dat partijen het erover eens zijn dat [kind 2] in ieder geval eens per kwartaal de vrouw een lang weekend in Nederland bezoekt. Volgens de man is het in Italië mogelijk om uren vrij te nemen zodat [kind 2] in staat is een lang weekend naar de vrouw te gaan buiten de vakanties om. Daarnaast kunnen [kind 2] en de vrouw elkaar zien in de schoolvakanties, met dien verstande dat Italië een langere zomervakantie kent (van twaalf weken) en minder overige vakanties. De man is bereid de Italiaanse zomervakantie bij helfte te delen met de vrouw. Ook de overige vakanties worden bij helfte gedeeld. De man zal de kosten dragen van vier omgangsmomenten per jaar.
5.17
Dit leidt tot de volgende beslissing.

6.Beslissing

Het hof:
vernietigt de bestreden uitspraak voor zover daarbij het verzoek van de man om hem vervangende toestemming te verlenen voor verhuizing met [kind 2] naar [plaats 1] dan wel [plaats 2] in Italië is afgewezen en, in zoverre opnieuw rechtdoende:
verleent de man vervangende toestemming voor verhuizing met [kind 2] naar [plaats 1] in Italië in de zomervakantie van 2022;
vernietigt de bestreden beschikking ten aanzien van de zorgregeling voor [kind 2] en, in zoverre opnieuw rechtdoende:
bepaalt, met wijziging in zoverre van het ouderschapsplan van 2 augustus 2021 en de door partijen nadien gemaakte afspraken, de navolgende zorgregeling:
- [kind 2] verblijft in de zomervakantie van 2022 gedurende drie (of in onderling overleg vier) weken bij de vrouw en – zolang [kind 2] nog in Nederland woont – in de overige weken (afgezien van de drie weken waarin zij op vakantie gaat met de man) ieder weekend van vrijdag 16.00 uur tot zondag 17.00 uur;
- [kind 2] verblijft met ingang van het vierde kwartaal van 2022 eenmaal per kwartaal een weekend van vrijdag tot en met maandag bij de vrouw in Nederland, met dien verstande dat dit ook een langer verblijf gedurende een vakantie kan zijn, waarbij de man [kind 2] naar de vrouw brengt en ophaalt dan wel de vrouw [kind 2] op Schiphol ophaalt en terugbrengt;
- [kind 2] verblijft vanaf de kerstvakantie van 2022 ten minste de helft van de vakanties bij de vrouw, in onderling overleg te bepalen, waarbij de vrouw [kind 2] op Schiphol ophaalt en terugbrengt;
- en waarbij de man (in ieder geval) in totaal vier keer per jaar de vliegtickets voor zijn rekening neemt;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.N. van de Beek, mr. J.F. Miedema en mr. L.M. Coenraad, bijgestaan door mr. F.J.E. van Geijn als griffier, en is op 19 juli 2022 in het openbaar uitgesproken door de voorzitter.
Het bovenstaande bevat de schriftelijke uitwerking van de reeds op 19 juli 2022 uitgesproken beschikking en is op 23 augustus 2022 aldus vastgesteld en door de voorzitter ondertekend.