ECLI:NL:GHAMS:2022:2417

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
23 augustus 2022
Publicatiedatum
19 augustus 2022
Zaaknummer
200.287.147/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid van de Nederlandse rechter in octrooizaken en aanhouding in afwachting van Europees onderzoek

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Amsterdam diende, hebben de appellanten Synthon B.V. en Synthon S.R.O. vorderingen ingesteld tegen Teva Pharmaceuticals Europe B.V. en Teva Pharmaceutical Industries Ltd. De kern van het geschil betreft de vraag of de Nederlandse rechter bevoegd is om kennis te nemen van de vorderingen die zijn gebaseerd op onrechtmatige daad en ongerechtvaardigde verrijking, in het licht van de handhaving van octrooien door Teva c.s. in verschillende landen. De appellanten stellen dat Teva c.s. onrechtmatig hebben gehandeld door te trachten de markttoegang van hun generieke geneesmiddel te vertragen door het onterecht handhaven van octrooien. Het hof heeft de zaak aangehouden in afwachting van een beschikking van de Europese Commissie, die een onderzoek uitvoert naar mogelijk concurrentieverstorend gedrag van Teva c.s. met betrekking tot het geneesmiddel Copaxone. Het hof oordeelt dat er voldoende samenhang is tussen de vorderingen tegen Teva B.V. en Teva Ltd. om de internationale bevoegdheid van de Nederlandse rechter vast te stellen. De uitspraak van het hof benadrukt het belang van de Europese regelgeving en de noodzaak om tegenstrijdige beslissingen te voorkomen in het licht van het lopende onderzoek van de Europese Commissie.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.287.147/01
zaak- en rolnummer rechtbank Amsterdam : C/13/652159 /HAZA 18-789
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 23 augustus 2022
inzake

1.SYNTHON B.V,

gevestigd te Nijmegen,
2. de rechtspersoon naar vreemd recht
SYNTHON S.R.O.,
gevestigd te Blansko, Tsjechië,
appellanten,
geïntimeerden in incidenteel appel,
advocaat: mr. R.P.J.L. Tjittes te Den Haag,
tegen

1.TEVA PHARMACEUTICALS EUROPE B.V.,

gevestigd te Amsterdam,
2. de rechtspersoon naar vreemd recht
TEVA PHARMACEUTICAL INDUSTRIES LTD.,
gevestigd te Petach Tikva, Israël,
geïntimeerden,
appellanten in incidenteel appel,
advocaat: mr. S.C. Dack te Amsterdam.
Partijen worden hierna Synthon B.V., Synthon s.r.o., Teva B.V. en Teva Ltd. genoemd. Synthon B.V. en Synthon s.r.o. tezamen worden aangeduid als Synthon c.s. en Teva Europe en Teva International tezamen als Teva c.s.

1.De zaak in het kort

Synthon c.s. hebben op onrechtmatige daad en ongerechtvaardigde verrijking gestoelde vorderingen ingesteld tegen Teva c.s.. Zij leggen daaraan ten grondslag dat Teva c.s. hebben geprobeerd te bewerkstelligen dat Synthon c.s. en hun klant Alvolgen de generieke versie van een bepaald geneesmiddel niet of zo laat mogelijk op de markt zouden kunnen brengen door (betrokkenheid bij) het ten onrechte handhaven van octrooien met betrekking tot dat geneesmiddel.
Dit arrest gaat over de vraag of de Nederlandse rechter bevoegd is kennis te nemen van de vorderingen tegen Teva Ltd. en over de vraag of de procedure moet worden aangehouden in verband met lopend onderzoek van de Europese Commissie naar mogelijk concurrentieverstorend gedrag van Teva c.s. met betrekking tot Copaxone (de merknaam waaronder Teva c.s. het bedoelde geneesmiddel vermarkt).

2.Het geding in hoger beroep

Synthon c.s. zijn bij dagvaarding van 23 juni 2020 in hoger beroep gekomen van een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 25 maart 2020, onder bovenvermeld zaak- en rolnummer gewezen tussen Synthon c.s. als eiseressen en Teva c.s. als gedaagden.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- incidentele vordering tot aanhouding tevens memorie van grieven, met producties,
- memorie van antwoord tevens memorie van grieven in voorwaardelijk incidenteel appel, met producties;
- memorie van antwoord in voorwaardelijk incidenteel appel, met producties.
Partijen hebben de zaak ter zitting van 30 mei 2022 doen bepleiten door hun advocaten voornoemd en mr. H. Boom (Synthon c.s.) en [naam 1] en [naam 2] (Teva c.s.), ieder aan de hand van pleitnotities waarvan exemplaren zijn overgelegd. Beide partijen hebben nog producties in het geding gebracht en, op verzoek van het hof, een ‘skeleton argument’.
Naar aanleiding van het verzoek om aanhouding heeft het hof, voorafgaand aan de zitting, op de voet van artikel 15 van verordening 1/2003 van de Raad van 16 december 2002 betreffende de uitvoering van de mededingingsregels van de artikelen 81 en 82 van het Verdrag, bij de Europese Commissie geïnformeerd of er een onderzoek gaande is naar mogelijk concurrentieverstorend gedrag van Teva c.s. met betrekking tot Copaxone en, zo ja, in welk stadium dat onderzoek verkeert. Tijdens de zitting heeft de voorzitter namens het hof medegedeeld dat het hof heeft vernomen dat het onderzoek loopt en dat onbekend is wanneer het is afgerond.
Ten slotte is arrest gevraagd.
Synthon c.s. hebben in de hoofdzaak in principaal appel geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en – voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad – haar vorderingen zal toewijzen, met beslissing over de proceskosten. In het incident hebben zij geconcludeerd dat het hof – uitvoerbaar bij voorraad – de procedure zal aanhouden totdat het onderzoek van de Europese Commissie zal zijn afgerond en de in dat verband door de Europese Commissie te nemen beslissingen onherroepelijk zijn geworden, dan wel tot een door partijen gezamenlijk te bepalen eerder of later gelegen moment.
Teva c.s. hebben in de hoofdzaak in principaal appel geconcludeerd dat het hof de vorderingen van Sython c.s. zal afwijzen en het bestreden vonnis zal bekrachtigen, met – uitvoerbaar bij voorraad – veroordeling van Teva c.s. in de daadwerkelijke kosten van het geding in hoger beroep. In het incident hebben zij geconcludeerd, naar het hof begrijpt, tot afwijzing van de vordering tot aanhouding.
In incidenteel appel hebben Teva c.s. geconcludeerd tot bekrachtiging van het bestreden vonnis, onder verbetering van de gronden, met veroordeling van Synthon c.s. in de daadwerkelijke kosten van het geding in hoger beroep.
Synthon c.s. hebben in incidenteel appel geconcludeerd tot afwijzing daarvan, met veroordeling van Teva c.s. in de kosten van het geding in incidenteel appel.
Beide partijen hebben in hoger beroep bewijs van hun stellingen aangeboden.

3.Feiten

De rechtbank heeft in het bestreden vonnis onder 2.1 t/m 2.7 de feiten weergegeven die zij tot uitgangspunt heeft genomen. Voor zover deze feiten in hoger beroep niet in geschil zijn, dienen zij ook het hof tot uitgangspunt. Waar nodig aangevuld met andere feiten die als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende betwist zijn komen vast te staan, komen de feiten neer op het volgende.
3.1
Synthon B.V. is een Nederlands farmaceutisch bedrijf dat geneesmiddelen ontwikkelt en produceert. Synthon s.r.o. is een Tsjechische zustervennootschap van Synthon B.V. Alvogen is een afnemer van producten van Synthon B.V.
3.2
Teva B.V. en Teva Ltd. behoren tot het internationaal actieve farmaceutische Teva concern. Teva Ltd. Staat aan het hoofd van dit Teva concern.
3.3
Teva Ltd. was exclusief licentiehoudster van het octrooi EP 0 762 888 (hierna: EP 888 ) betreffende een geneesmiddel dat gebruikt wordt voor de behandeling van een bepaalde vorm van multiple sclerose. Dit octrooi liep af op 23 mei 2015. Het Tsjechische nationale equivalent van EP 888 is het octrooi CZ 292247 (hierna: CZ 247 ). Verder was Teva Ltd. Houder van de op dezelfde aanvraag gebaseerde octrooien EP 1 799 703 (hierna: EP 703 ), de daarvan afgesplitste EP 2 177 528 (hierna: EP 528 ) en de van EP 528 afgesplitste EP 2 361 924 (hierna: EP 924 ). De Tsjechnische Kamer van Beroep van het Europees Octrooi Bureau heeft op 10 februari 2015 EP 703 , op 14 oktober 2015 EP 528 en op 12 september 2017 EP 924 herroepen.
3.4
Teva B.V. is verantwoordelijk voor het op de markt brengen van de producten van het Teva concern in Europa. Copaxone is de merknaam waaronder het Teva concern het geneesmiddel op de markt brengt.
3.5
Synthon c.s. hebben een generieke versie van het geneesmiddel ontwikkeld. Dit geneesmiddel werd geproduceerd in een productiefaciliteit in Tsjechië. Alvogen heeft dit product onder de naam Remurel in enkele Europese landen op de markt gebracht, of was van plan dit te doen.
3.6
Op grond van CZ 247 en/of de (de relevante nationale delen van) EP 528 en/of EP 924 zijn handhavingsmaatregelen getroffen tegen Synthon s.r.o in Tsjechië en tegen Alvogen in Kroatië, Slovenië, Estland, Letland en Slowakije. De in de vorige zin genoemde landen worden hierna tezamen aangeduid als ‘de betrokken landen’. Alle rechtshandelingen die ten behoeve van deze handhavingsmaatregelen zijn getroffen, hebben op naam van Teva Ltd plaatsgevonden. Alle opgelegde verboden en maatregelen zijn inmiddels weer opgeheven.
3.7
Synthon c.s. hebben op enig moment een productiefaciliteit in Argentinië opgericht, waar het geneesmiddel (ook) kon worden geproduceerd.
3.8
Op 4 maart 2021 heeft de Europese Commissie een persbericht uitgebracht met de titel ‘
Antitrust: Commission opens formal investigation into possible anticompetitive conduct of Teva in relation to a blockbuster multiple sclerosis medicine’.Daarin staat onder meer:
“The European Commission has opened a formal antitrust investigation to assess whether the pharmaceutical company Teva has illegally delayed the market entry and uptake of medicines that compete with its blockbuster multiple sclerosis drug Copaxone. The Commission will investigate whether Teva has abused a dominant market position in breach of EU antitrust rules. (…)
Copaxone, Teva's bestselling drug, is widely used for the treatment of relapsing forms of multiple sclerosis and contains the active pharmaceutical ingredient glatiramer acetate. In 2015, Teva's basic patent covering glatiramer acetate expired. The Commission will investigate whether, following the patent expiry, Teva may have artificially extended the market exclusivity of Copaxone by strategically filing and withdrawing divisional patents, repeatedly delaying entry of its generic competitor who was obliged to file a new legal challenge each time. Divisional patents originate from a broader "parent" patent and may cover significantly overlapping inventions,
sometimes allowing the patentee to multiply the patent barriers that a generic competitor needs to overcome to enter the market.
In addition, the Commission will also examine whether Teva may have pursued a communication campaign to unduly hinder the use of competing glatiramer acetate products. The Commission has indications that Teva's campaign, primarily directed at healthcare institutions and professionals, may have targeted competing products to create a false perception of health risks associated with their use, even following the approval of these medicines by competent public health authorities.
If proven, Teva's behaviour may amount to an abuse of dominant position and infringe Article 102 of the Treaty on the Functioning of the European Union (TFEU) and Article 54 of the European Economic Area (EEA) Agreement.
This is the Commission's first formal investigation into potential abuses relating to the misuse of patent procedures and exclusionary disparagement of competing products in the pharmaceutical industry.
The Commission will now carry out its in-depth investigation as a matter of priority. The opening of formal proceedings does not prejudge the outcome of the investigation.
(…)
More information on this investigation will be available on the Commission's competition website, in the public case register under the case number AT.40588.”

4.Beoordeling

4.1
Naar aanleiding van de handhavingsmaatregelen op basis van de octrooien in de betrokken landen, vorderen Synthon c.s. in de hoofdzaak verklaringen voor recht. Die strekken ertoe vast te stellen dat Teva Europe en/althans Teva Ltd. Onrechtmatig heeft/hebben gehandeld jegens Synthon B.V. en Synthon s.r.o. en ongerechtvaardigd is/zijn verrijkt ten koste van Synthon B.V., dat zij aansprakelijk zijn voor de dientengevolge geleden schade van Synthon B.V. en/of Synthon s.r.o. en (hoofdelijk) worden veroordeeld tot vergoeding van die schade. Synthon c.s. leggen hieraan ten grondslag dat Teva c.s. hebben geprobeerd te bewerkstelligen dat Synthon c.s. en hun klant Alvolgen de generieke versie van het geneesmiddel niet of zo laat mogelijk op de markt zouden kunnen brengen door (betrokkenheid bij) het ten onrechte handhaven van octrooien met betrekking tot het geneesmiddel. Zij stellen voorts dat Synthon B.V. ongerechtvaardigd is verrijkt door deze handhavingsacties.
4.2
De rechtbank heeft zich onbevoegd verklaard om kennis te nemen van de vorderingen tegen Teva Ltd. en de vorderingen tegen Teva B.V. afgewezen. De grieven van Synthon c.s. richten zich tegen deze beslissing en de daaraan ten grondslag gelegde motivering. Daarnaast vorderen zij in het incident aanhouding van de procedure.
Internationale bevoegdheid
4.3
Grief 1 richt zich tegen de onbevoegd verklaring van de rechtbank om kennis te nemen van de vorderingen tegen Teva Ltd. Synthon c.s. betogen met name dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de vordering jegens Teva B.V. (de ankergedaagde) ‘kennelijk ondeugdelijk’ is.
4.4
Het hof stelt voorop dat de regels van internationaal bevoegdheidsrecht van openbare orde zijn en derhalve ambtshalve moeten worden toegepast. De rechter dient zich bij de beantwoording van de vraag of hij rechtsmacht heeft niet te beperken tot de stellingen van de eiser, maar dient ook acht slaan op de stellingen van de gedaagde en op de beschikbare gegevens over de werkelijk tussen partijen bestaande rechtsverhouding; de internationale rechtsmacht mag dus niet worden aangenomen op basis van alleen de door de eiser gekozen grondslag van zijn vordering.
4.5
Bij gebreke van een toepasselijk verdrag of ander unierechtelijk of internationaalrechtelijk instrument, wordt de internationale bevoegdheid in deze zaak beheerst door de commune Nederlandse bevoegdheidsregels. Terecht niet in geschil is dat de Nederlandse rechter bevoegd is om kennis te nemen van de vorderingen tegen de in Nederland gevestigde rechtspersoon Teva B.V. Op grond van art. 7 lid 1 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) heeft de Nederlandse rechter rechtsmacht ten aanzien van haar medegedaagde Teva Ltd., mits tussen de vorderingen tegen Teva B.V. en Teva Ltd een zodanige samenhang bestaat, dat redenen van doelmatigheid een gezamenlijke behandeling rechtvaardigen.
4.6
Uit de stellingen van Synthon c.s. volgt dat sprake is van een zodanige samenhang tussen de vorderingen tegen Teva B.V. en Teva Ltd dat redenen van doelmatigheid een gezamenlijke behandeling van de vorderingen van Synthon c.s. rechtvaardigen. De vorderingen tegen Teva c.s. zijn namelijk grotendeels gegrond op hetzelfde feitencomplex (handhaving van de octrooien in de betrokken landen). Op basis daarvan zijn samenhangende vorderingen ingesteld die kunnen leiden tot een hoofdelijke aansprakelijkheid. Hieruit volgt dat eenzelfde situatie, feitelijk en rechtens, aan de orde is. Met gezamenlijke behandeling van deze vorderingen wordt voorkomen dat verschillende rechters ter zake daarvan dezelfde vragen moeten beantwoorden en tegenstrijdige beslissingen (kunnen) geven over de hoofdelijke aansprakelijkheid.
4.7
De stellingen van Teva c.s. leiden niet tot een andere conclusie. Gezien de feitelijke onderbouwing van de vorderingen van Synthon c.s. kan niet worden gezegd dat Teva c.s. alleen samen door Synthon c.s. in deze procedure zijn betrokken om bevoegdheid te creëren tegen Teva Ltd., omdat de vorderingen van Synthon c.s. jegens Teva B.V., zoals Teva c.s. betogen, evident niet toewijsbaar zijn. Het hof neemt hierbij in aanmerking dat het aanbrengen van de zaak voor de Nederlandse rechter in deze context alleen als misbruik van de bevoegdheidsbepalingen kan worden aangemerkt als toewijzing redelijkerwijs reeds op voorhand uitgesloten moet worden geacht. Naar het oordeel van het hof heeft Teva c.s., mede bezien in het licht van de omstandigheid dat Teva Ltd. de topvennootschap is van het concern waartoe Teva B.V. behoort, onvoldoende gesteld om te kunnen concluderen dat dat het geval is. De vraag of de vorderingen van Synthon c.s. gegrond zijn zal in de hoofdzaak beslist worden en behoeft geen beantwoording in het kader van de vraag of de Nederlandse rechter internationaal bevoegd is.
4.8
De bevoegdheid van de Nederlandse rechter was voor Teva Ltd. ook te voorzien. Als veronderstellenderwijs wordt aangenomen dat Synthon c.s. terecht stellen dat Teva c.s. met (hun betrokkenheid bij) de handhavingsmaatregelen in de betrokken landen onrechtmatig hebben gehandeld jegens Synthon c.s. en hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de door Synthon c.s. gestelde schade, maakt de door Synthon c.s. gestelde betrokkenheid bij deze handhavingsmaatregelen van Teva B.V. als Europees hoofdkantoor van het Teva concern het redelijkerwijs voorzienbaar voor Teva Ltd. dat zij samen met Teva B.V. voor de Nederlandse rechter zou kunnen worden gedaagd voor de gestelde onrechtmatige handhavingsmaatregelen in de betrokken landen in Europa.
4.9
Het beroep van Teva c.s. op het arrest Turner/Grovit (HvJEU 27 april 2004, ECLI:EU:C:2004:228) gaat niet op, aangezien de beslissing over de gegrondheid van de vorderingen van Synthon c.s. niet zonder meer vergt dat de Nederlandse rechter zich uitlaat over de juistheid van de door de rechters in de betrokken landen gedane uitspraken aangaande de handhavingsmaatregelen van Teva Ltd. als octrooihouder. Anders dan Teva c.s. betogen, kan uit dit arrest niet worden afgeleid dat – voor zover aan de orde in deze procedure – beoordeling van de vraag of het instellen van de inbreukprocedure bij de rechter van een andere EU-lidstaat misbruik van recht oplevert uitsluitend is voorbehouden aan de nationale rechterlijke instanties van de landen waarin de handhaving plaatsvond. Steun voor dit standpunt van Teva c.s. kan ook niet worden gevonden in het door hen aangehaalde arrest Bayer/Gedeon Richter (HvJEU 12 september 2019, ECLI:EU:C:2019:722).
4.1
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de Nederlandse rechter op grond van art. 7 lid 1 Rv internationaal bevoegd is kennis te nemen van de vorderingen tegen Teva Ltd. Grief 1 slaagt.
De incidentele vordering tot aanhouding
4.11
Gezien het persbericht van de Europese Commissie is onderzoek gaande naar mogelijk concurrentieverstorend gedrag van Teva c.s. met betrekking tot Copaxone, dat mede betrekking (kan) hebben op de feitelijke grondslag van de vorderingen van Synthon c.s. in deze procedure, waarin Synthon c.s. stellen dat Teva c.s. met de handhaving van de octrooien in de betrokken landen hebben geprobeerd te bewerkstelligen dat Synthon c.s. en hun klant Alvolgen de generieke versie van het geneesmiddel niet of zo laat mogelijk op de markt zouden kunnen brengen. Dat onderzoek is nog niet afgerond. Bij deze stand van zaken is het niet uitgesloten dat beslissingen in deze procedure strijdig kunnen zijn met de beschikking die de Europese Commissie zal geven naar aanleiding van het nu lopende onderzoek. Met de door Synthon c.s. in het incident gevorderde aanhouding van de procedure worden dergelijke tegenstrijdige beslissingen voorkomen. Er zijn geen voldoende zwaarwegende bezwaren tegen aanhouding gebleken. Het hof zal de procedure daarom (in ieder geval) aanhouden tot de beschikking van de Europese Commissie. Als deze beschikking is genomen, dient de meest gerede partij de zaak dan op te brengen en het hof daarover te informeren. Partijen zullen daarna in de gelegenheid worden gesteld om zich uit te laten over eventuele voortzetting van deze procedure in het licht van die beschikking.
4.12
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

5.Beslissing

Het hof:
houdt de procedure aan tot het moment van publicatie van de beschikking van de Europese Commissie naar aanleiding van het lopende onderzoek naar mogelijk concurrentieverstorend gedrag van Teva c.s. met betrekking tot Copaxone;
bepaalt dat de meest gerede partij de zaak kan opbrengen nadat deze beschikking is gepubliceerd, waarna partijen in de gelegenheid zullen worden gesteld zich bij akte uit te laten over eventuele voortzetting van deze procedure in het licht van deze beschikking;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. P.F.G.T. Hofmeijer-Rutten, C.A.H.M. ten Dam en L. Alwin en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 23 augustus 2022.