Uitspraak
,
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft verzoeker op 22 juni 2022 een verzoek tot wraking ingediend tegen mr. E. van Die, de voorzitter van de beklagkamer, in een lopende strafzaak. Voorafgaand aan de mondelinge behandeling ontving de wrakingskamer een schriftelijke reactie van de raadsheer, waarin hij het verzoek tot wraking afwees. De mondelinge behandeling vond plaats op 17 augustus 2022, waarbij verzoeker zijn verzoek nader toelichtte. Ook mr. W.H.J. Freijsen, advocaat-generaal bij het gerechtshof Amsterdam, was aanwezig en pleitte voor afwijzing van het verzoek. De wrakingskamer kondigde aan binnen vier weken uitspraak te doen.
Enkele uren na de zitting ontving het hof echter een e-mail van verzoeker waarin hij zijn wrakingsverzoek introk. De wrakingskamer interpreteerde deze intrekking als een aanwijzing dat verzoeker niet langer een beslissing op zijn verzoek wenste. Gezien deze intrekking en het ontbreken van enig rechtens te respecteren belang, besloot de wrakingskamer verzoeker niet-ontvankelijk te verklaren in zijn verzoek tot wraking. De beslissing werd op 18 augustus 2022 genomen door de rechters mr. P.F.E. Geerlings, mr. J.F. Aalders en mr. L. Alwin, in aanwezigheid van griffier mr. B. van Vliet, die niet in staat was de beslissing mede te ondertekenen.