ECLI:NL:GHAMS:2022:2407

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
18 augustus 2022
Publicatiedatum
18 augustus 2022
Zaaknummer
23-003498-21
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter in de zaak van straatroof met geweld

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 3 augustus 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 24 december 2021 was gewezen. De verdachte, geboren in 2000, heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis waarin hij was veroordeeld voor straatroof. De tenlastelegging omvatte het wegnemen van een mobiele telefoon van een slachtoffer op de openbare weg, vergezeld van geweld. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte enigszins verminderd toerekeningsvatbaar is, wat van invloed is op de strafmaat. De politierechter had de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, maar de advocaat-generaal heeft in hoger beroep een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden en een taakstraf van 100 uren geëist. Het hof heeft de verdachte uiteindelijk veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden en een taakstraf van 100 uren, met inachtneming van de psychische problemen van de verdachte en zijn bereidheid om hulp te aanvaarden. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en opnieuw recht gedaan, waarbij het bewezenverklaarde als strafbaar is gekwalificeerd. De beslissing is genomen op basis van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is gepleegd, evenals de persoonlijke situatie van de verdachte.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003498-21
datum uitspraak: 3 augustus 2022
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 24 december 2021 in de strafzaak onder parketnummer 13-259914-21 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ([geboorteland]) op [geboortedag] 2000,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 3 augustus 2022.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsvrouw naar voren hebben gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 27 september 2021 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, op de Parnassusweg, in elk geval op de openbare weg, een (mobiele) telefoon, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door;
- die telefoon uit de handen van die [slachtoffer] te grijpen en/of te grissen en/of
- die [slachtoffer] bij diens overhemd en/of colbert te pakken en/of
- met die [slachtoffer] in een worsteling en/of een gevecht op de grond te geraken en/of
- die [slachtoffer] vervolgens (met kracht) met gebalde vuist tegen en/of in diens gezicht en/of zijn (achter)hoofd te stompen en/of te slaan.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 27 september 2021 te Amsterdam, op de Parnassusweg, een mobiele telefoon die aan [slachtoffer] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen, welke diefstal werd vergezeld en gevolgd van geweld tegen die [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door;
- die telefoon uit de handen van die [slachtoffer] te grissen en
- die [slachtoffer] bij diens overhemd en/of colbert te pakken en
- met die [slachtoffer] in een worsteling op de grond te geraken en
- die [slachtoffer] vervolgens met kracht met gebalde vuist tegen diens gezicht en zijn achterhoofd te stompen en/of te slaan.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
diefstal, vergezeld en gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straffen

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden, met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot gevangenisstraf voor de duur van vier maanden, geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, en daarnaast een taakstraf voor de duur van 100 uren, subsidiair 50 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest.
De raadsvrouw heeft ten aanzien van de strafoplegging verzocht te volstaan met een voorwaardelijke gevangenisstraf en daarnaast een taakstraf op te leggen. Zij heeft verzocht daarbij rekening te houden met de psychische problemen die de verdachte ten tijde van het ten laste gelegde feit had. Er was sprake van een psychotisch toestandsbeeld, dat ook al eerder door de psychiater in 2020 was vastgesteld. De familie van de verdachte heeft direct de GGZ ingeschakeld, waarna hij vanaf 28 september 2021 door het FACT team is begeleid.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal met geweld op de openbare weg door de mobiele telefoon van aangever uit diens hand te grissen. Als de aangever de verdachte vervolgens achterna rent, pakt de verdachte de aangever bij zijn kleding en trekt hij hem naar de grond. Daarna geeft de verdachte de aangever met zijn vuist meerdere klappen tegen zijn hoofd.
De aangever is erg geschrokken van deze gebeurtenis die zich voor hem volledig onverwacht en op klaarlichte dag voordeed en hij heeft daarbij letsel opgelopen. De ervaring leert dat slachtoffers van een dergelijk feit daarvan nog lang last kunnen houden en dat zo’n feit bovendien gevoelens van onveiligheid in de samenleving veroorzaakt.
Het hof acht, net als de advocaat-generaal, de verdachte enigszins verminderd toerekeningsvatbaar, zodat het bewezen geachte feit de verdachte enigszins verminderd wordt toegerekend.
Voor een straatroof met dit soort geweld wordt veelal een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden opgelegd. Het hof ziet, net als de advocaat-generaal, aanleiding om nu af te zien van het opleggen van een onvoorwaardelijke vrijheidsbenemende straf die hoger is dan de tijd die de verdachte in deze strafzaak reeds in voorarrest heeft doorgebracht. Het hof neemt daarbij in aanmerking dat het feit de verdachte enigszins verminderd kan worden toegerekend en de verdachte nauwelijks justitiële documentatie heeft. Ook betrekt het hof daarbij dat de verdachte nog steeds ernstige psychische problemen heeft waarvoor hij wordt behandeld en dat hij op de zitting heeft verklaard dat hij hulp wil aanvaarden. Het hof verwacht dat een werkstraf gecombineerd met een voorwaardelijke gevangenisstraf naast de behandeling kan helpen om zijn leven een positieve wending te geven en op die manier ook te voorkomen dat hij weer een strafbaar feit pleegt.
Het hof acht alles afwegende een taakstraf met daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf, beide van de hierna te noemen duur, passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 63 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
100 (honderd) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
50 (vijftig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. P.C. Römer, mr. E. de Greeve en mr. W.S. Ludwig, in tegenwoordigheid van mr. M. Boelens, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 3 augustus 2022.