ECLI:NL:GHAMS:2022:2400

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
14 juli 2022
Publicatiedatum
18 augustus 2022
Zaaknummer
K21/230379
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing beklag ter zake van mishandeling na mediation

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 14 juli 2022 uitspraak gedaan in een beklagprocedure. Klager had een klaagschrift ingediend tegen de beslissing van de officier van justitie van het arrondissementsparket Amsterdam, die had besloten geen strafvervolging in te stellen tegen beklaagde wegens mishandeling. Het hof ontving het klaagschrift op 13 oktober 2021 en heeft de zaak behandeld in raadkamer. Tijdens de behandeling op 30 juni 2022 heeft klager, bijgestaan door een medewerker van de Strafrechtswinkel Amsterdam, zijn beklag toegelicht. Beklaagde was ook aanwezig, bijgestaan door zijn advocaat, mr. D. Hwang.

De advocaat-generaal had in een verslag van 28 december 2021 geadviseerd het beklag af te wijzen. Het hof heeft kennisgenomen van verschillende stukken, waaronder het klaagschrift, het verslag van de advocaat-generaal, en het proces-verbaal van de raadkamerbehandeling. Klager had aangifte gedaan van mishandeling door beklaagde op 9 september 2020. De officier van justitie had de zaak voorwaardelijk geseponeerd met een proeftijd van één jaar, omdat hij van mening was dat het gedrag van klager mede de oorzaak was van het handelen van beklaagde.

Het hof heeft beoordeeld of er voldoende belang is bij het instellen van strafrechtelijke vervolging. Het hof concludeert dat de beslissing van de officier van justitie om de zaak niet aan de strafrechter voor te leggen, maar voorwaardelijk te seponeren, billijk is. Het hof wijst erop dat een dergelijk sepot preventieve werking heeft en dat er geen aanwijzingen zijn dat beklaagde in herhaling zal vervallen. Gezien de omstandigheden is het hof van oordeel dat voortzetting van de vervolging onvoldoende toegevoegde waarde heeft. Het beklag is ongegrond verklaard en het hof heeft het beklag afgewezen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
beklagkamer
rekestnummer K21/230379
Beschikking op het beklag van:
[klager],
wonende te [plaats],
klager.

1.Het beklag

Het hof heeft op 13 oktober 2021 het klaagschrift ontvangen. Het beklag richt zich tegen de beslissing van de officier van justitie bij het arrondissementsparket Amsterdam om geen strafvervolging in te stellen tegen
[beklaagde](hierna: beklaagde) ter zake van mishandeling.

2.Het verslag van de advocaat-generaal

Bij verslag van 28 december 2021 heeft de advocaat-generaal het hof in overweging gegeven het beklag af te wijzen.

3.De voorhanden stukken

Het hof heeft kennisgenomen van:
- het klaagschrift;
- het verslag van de advocaat-generaal;
- het dossier van de politie;
- het proces-verbaal van de raadkamerbehandeling op 24 februari 2022 waarbij de zaak met
instemming van klager en beklaagde is verwezen naar het mediationbureau;
- het beëindigingsbericht mediation van 20 maart 2022 waaruit blijkt dat de mediation is geëindigd
zonder vaststellingsovereenkomst.

4.De behandeling in raadkamer

Het hof heeft klager opnieuw in de gelegenheid gesteld op 30 juni 2022 het beklag toe te lichten. Klager is, bijgestaan door [naam], werkzaam bij de Strafrechtswinkel Amsterdam, in raadkamer verschenen en heeft het beklag toegelicht en gehandhaafd.
Voorts heeft het hof beklaagde in de gelegenheid gesteld op 30 juni 2022 op een ander tijdstip te worden gehoord. Beklaagde is, bijgestaan door mr. D. Hwang, advocaat te Amsterdam, in raadkamer verschenen en heeft het hof verzocht de klacht af te wijzen.
De advocaat-generaal is bij de behandelingen in raadkamer aanwezig geweest. In hetgeen in raadkamer naar voren is gekomen heeft deze geen aanleiding gevonden de conclusie in het verslag te herzien.

5.De beoordeling van het beklag

Uit het dossier komt het volgende naar voren
Klager heeft aangifte gedaan van mishandeling door beklaagde op 9 september 2020 te Amsterdam.
Voor de weergave van de overige feitelijke uitgangspunten die van belang zijn voor de beoordeling verwijst het hof naar de inhoud van het verslag.
De officier van de justitie heeft de zaak voorwaardelijk geseponeerd met een proeftijd van 1 jaar,
omdat hij van oordeel is dat het gedrag en/of de houding van klager mede de oorzaak is van het handelen van beklaagde.
Beoordelingskader
Het hof heeft te beoordelen of de strafrechter die over deze zaak zou moeten oordelen – al dan niet na nader onderzoek – zou kunnen komen tot een veroordeling voor enig strafbaar feit. Daarnaast moet het hof beoordelen of er, gelet op alle omstandigheden, voldoende belang is bij het alsnog instellen van strafrechtelijke vervolging. Indien het antwoord op beide vragen bevestigend luidt, zal een bevel tot vervolging worden gegeven.
De overwegingen van het hof
Het hof is van oordeel dat gezien de omstandigheden waaronder het feit is begaan de beslissing van de officier van justitie om deze zaak niet aan de strafrechter voor te leggen maar voorwaardelijk te seponeren met een proeftijd van een jaar gebillijkt kan worden.
De ervaring leert dat van een dergelijk sepot preventieve werking uitgaat. Betrokkene weet immers dat bij herhaling van een dergelijk feit niet alleen vervolging zal plaats vinden van het nieuwe feit, maar dat daarbij ook het oude feit betrokken zal worden. Er zijn geen aanwijzingen die voorshands aannemelijk maken dat beklaagde in herhaling zal vervallen. Het hof is daarom van oordeel dat voortzetting van de vervolging van beklaagde onvoldoende toegevoegde waarde heeft, mede nu niet te verwachten valt dat de strafrechter, indien hij tot een veroordeling zou komen, aan beklaagde nog een substantiële straf zal opleggen.
Het hof is dan ook van oordeel dat er goede redenen zijn om in deze zaak geen vervolging te gelasten. Het beklag is ongegrond.
Het hof zal daarom als volgt beslissen.

6.De beslissing

Het hof wijst het beklag af.
Deze beschikking, waartegen voor betrokkenen geen rechtsmiddel openstaat, is gegeven op
14 juli 2022 door mrs. E. van Die, voorzitter, D. Radder en M. van der Horst, raadsheren, in tegenwoordigheid van J.K. Krijnen, griffier, en, bij afwezigheid van de voorzitter, ondertekend door de oudste raadsheer en de griffier.