ECLI:NL:GHAMS:2022:2376
Gerechtshof Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep echtscheiding en verzoek tot schorsing van alimentatie en woningverdeling
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een echtscheiding en een verzoek tot schorsing van de werking van de beschikking met betrekking tot alimentatie en de verdeling van de echtelijke woning. De vrouw, verzoekster in hoger beroep, heeft in eerste aanleg de echtscheiding aangevraagd, maar stelt nu dat zij nooit heeft willen scheiden. Het hof oordeelt dat de vrouw niet-ontvankelijk is in haar hoger beroep ten aanzien van de echtscheiding, omdat zij zelf het verzoek tot echtscheiding heeft ingediend. De vrouw heeft ook verzocht om schorsing van de uitvoerbaar bij voorraad verklaarde beschikking van de rechtbank, die onder andere de kinderalimentatie en partneralimentatie regelt. Het hof overweegt dat het belang van de kinderen bij stabiliteit van hun woonsituatie zwaarder weegt dan het belang van de man bij een spoedige verkoop van de woning. Daarom schorst het hof de werking van de beschikking ten aanzien van de verdeling van de woning tot zes maanden na de inschrijving van de echtscheidingsbeschikking. Het verzoek van de vrouw tot schorsing van de alimentatie wordt afgewezen, omdat zij onvoldoende heeft onderbouwd dat zij in een noodsituatie verkeert. De beslissing van het hof is op 16 augustus 2022 openbaar uitgesproken.