ECLI:NL:GHAMS:2022:2375

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
16 augustus 2022
Publicatiedatum
16 augustus 2022
Zaaknummer
200.307.634/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van gezamenlijk gezag naar eenhoofdig gezag in het belang van de kinderen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 16 augustus 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de wijziging van het gezag over twee minderjarige kinderen, geboren uit het huwelijk van de man en de vrouw, dat in 2015 is ontbonden. De man, verzoeker in hoger beroep, heeft het gezamenlijk gezag over de kinderen willen behouden, terwijl de vrouw, verweerster in hoger beroep, verzocht heeft om het gezamenlijk gezag te beëindigen en haar alleen met het gezag te belasten. De rechtbank had eerder op 6 december 2021 al een voorlopige regeling getroffen, waarbij de man beperkte omgang had met de kinderen. Het hof heeft vastgesteld dat de communicatie tussen de ouders ernstig gebrekkig is en dat de kinderen klem en verloren raken tussen de ouders. De Raad voor de Kinderbescherming heeft geadviseerd om het gezamenlijk gezag te beëindigen, wat het hof heeft overgenomen. Het hof oordeelt dat de vrouw alleen met het gezag over de kinderen moet worden belast, omdat dit in het belang van de kinderen noodzakelijk is. De beslissing van de rechtbank is bekrachtigd, waarbij het hof benadrukt dat er geen zicht is op verbetering in de communicatie tussen de ouders en dat het gezamenlijk gezag meer conflicten zal verergeren.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
Zaaknummer: 200.307.634/01
Zaaknummer rechtbank: C13/688187/FA RK 20-5012
Beschikking van de meervoudige kamer van 16 augustus 2022 in de zaak van
[de man] ,
wonende te [plaats A] ,
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: de man,
advocaat: mr. F.J. Soriano te Amsterdam,
en
[de vrouw] ,
wonende te [plaats A] ,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. B.J. den Hartog te Amsterdam.
Als belanghebbende zijn door het hof aangemerkt:
- [kind 1] (hierna te noemen: [kind 1] );
- [kind 2] (hierna te noemen: [kind 2] ).
Als informant is door het hof aangemerkt:
Jeugdbescherming regio [plaats A] (hierna: JBRA).
In zijn adviserende taak is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
gevestigd te Den Haag,
locatie: [plaats A] ,
hierna te noemen: de raad.

1.Het verloop van het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Amsterdam van 6 december 2021, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
De man is op 7 maart 2022 in hoger beroep gekomen van de beschikking van 6 december 2021.
2.2
De vrouw heeft op 25 april 2022 een verweerschrift ingediend.
2.3
De mondelinge behandeling heeft op 27 juni 2022 plaatsgevonden. Verschenen zijn:
- de man en de vrouw, bijgestaan door hun respectievelijke advocaten;
- JBRA, vertegenwoordigd door de gezinsmanager;
- de raad, vertegenwoordigd door mevrouw V.A.S. Regout.
De advocaat van de man heeft ter zitting een pleitnota overgelegd.
2.4
De voorzitter heeft de dag na de zitting, op 28 juni 2022, met de minderjarige [kind 1] gesproken. Aan partijen is een zakelijk verslag van dit gesprek gezonden. De man heeft bij bericht van 4 juli 2022 hierop gereageerd. De vrouw heeft niet nader gereageerd op het verslag.

3.De feiten

3.1
Uit het op 2 november 2015 door echtscheiding ontbonden huwelijk van de man en de vrouw zijn geboren:
- [kind 1] , [in] 2009; en
- [kind 2] , [in] 2012.
De man en de vrouw oefenden tot de bestreden beschikking gezamenlijk het gezag uit over [kind 1] en [kind 2] (hierna gezamenlijk ook: de kinderen).
3.2
De kinderen verblijven bij de vrouw. In de in zoverre niet bestreden beschikking van 6 december 2021 is een informatieregeling bepaald en een voorlopige omgangsregeling, waarbij de man twee uur per week begeleide omgang met de kinderen heeft. JBRA is in het vrijwillig kader betrokken bij het gezin.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking is, voor zover thans van belang, het gezamenlijk gezag van partijen beëindigd en is de vrouw alleen met het gezag over de kinderen belast.
4.2
De man verzoekt, met vernietiging van de bestreden beschikking in zoverre, te bepalen dat het inleidend verzoek van de vrouw om het gezamenlijk gezag te beëindigen en haar alleen met het gezag te belasten alsnog afgewezen wordt.
4.3
De vrouw verzoekt de bestreden beschikking te bekrachtigen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Aan de orde is de vraag of het gezamenlijk gezag van partijen in stand moet blijven of dat de vrouw alleen met het gezag over [kind 1] en [kind 2] belast moet zijn.
Standpunten van partijen
5.2
De man wil samen met de vrouw het gezamenlijk gezag over [kind 1] en [kind 2] behouden. De man betwist dat de kinderen klem en verloren raken tussen de ouders door het gezamenlijk gezag. De man wil de communicatie met de vrouw verbeteren.
De man heeft, met uitzondering van het traject bij 2Learn, de vrouw nooit belemmerd in het nemen van gezagsbeslissingen. De man heeft niet willen meewerken aan het traject bij 2Learn omdat het doel was dat de man en de kinderen geen omgang meer zouden hebben.
De man voelt zich buitenspel gezet door de vrouw. De thans opgestarte begeleide omgangsregeling verloopt goed. De man wil graag een zo groot mogelijke rol in het leven van de kinderen spelen.
5.3
De vrouw stelt dat het gezamenlijk gezag van partijen op juiste gronden beëindigd is en dat haar alleen het gezag over de kinderen moet toekomen. Anders dan de man meent, is er sprake van een situatie waarbij de kinderen klem en verloren zouden raken door het gezamenlijk gezag van partijen. De vrouw verwijst naar de in rechte vaststaande beschikking van 29 februari 2019 van het hof over de zorgregeling tussen de man en de kinderen, waaruit blijkt dat er sprake is van een problematische scheiding, dat het contact tussen partijen zeer moeizaam verloopt en dat de kinderen lijden onder de spanningen. Nu de vrouw alleen het gezag uitoefent, verloopt alles rustiger. De vrouw betwist dat de man gezagsbeslissingen niet heeft tegengewerkt. De man heeft geen toestemming gegeven voor de inschrijving voor een middelbare school voor [kind 1] en werkte niet mee aan de hulpverlening. Daarnaast meent zij dat de man niet in staat is tot constructieve communicatie met haar of de hulpverlening. Samenwerking tussen partijen is dan ook niet mogelijk.
Informatie van JBRA
5.4
JBRA heeft ter zitting naar voren gebracht dat het niet zo goed gaat met de kinderen. De kinderen zitten klem tussen de ouders. Met name [kind 2] vertoont kindsignalen. Hij huilt veel op school en hij vertoont opstandig gedrag naar de vrouw toe. Ondanks de langdurige betrokkenheid van JBRA en de inzet van hulpverlening heeft de beoogde verbetering in de communicatie tussen partijen nog niet plaatsgevonden. Partijen communiceren niet met elkaar, ook niet met behulp van een derde. JBRA vindt dat het gezamenlijk gezag niet haalbaar is vanwege de slechte communicatie tussen de ouders en de escalaties tussen hen die teruggaan naar de periode dat zij nog bij elkaar waren.
Over het contact tussen de man en de kinderen heeft JBRA gemeld dat de man lange tijd geen omgang wilde omdat hij om financiële redenen eerst één van de kinderen op zijn adres ingeschreven wilde zien. De man is tijdens omgangsmomenten onder invloed van alcohol geweest en als hij geen goede dag heeft, belast hij de kinderen met zijn problemen. Om deze redenen moet de hulpverlening weten hoe het met de man gaat voordat de kinderen naar hem toe kunnen gaan en wordt de omgang begeleid. [kind 2] , die bij de man om de hoek naar school gaat, wil graag contact met zijn vader en gaat soms stiekem naar hem toe. Als hij in goeden doen is, gaat de man leuk met de kinderen om. [kind 1] wil niet meer naar zijn vader gaan, dit vanwege de alcoholproblematiek. De vrouw heeft de kinderen altijd gestimuleerd in de omgang met de man en JBRA wil graag dat er meer contact kan komen, maar dat moet dan wel rustig en veilig kunnen verlopen.
Advies van de raad
5.5
De raad heeft in de procedure die tot de bestreden beschikking heeft geleid op verzoek van de rechtbank onderzoek verricht naar de wenselijkheid van eenhoofdig gezag van de vrouw over de kinderen. De raad handhaaft het door de rechtbank gevolgde advies om in het belang van de kinderen het gezamenlijk gezag te wijzigen in eenhoofdig gezag waarbij de vrouw alleen met het gezag wordt belast. De raad heeft het hof geadviseerd de bestreden beschikking te bekrachtigen omdat [kind 2] en [kind 1] klem en verloren raken tussen hun ouders en het gezamenlijk gezag voor nog meer onrust zorgt dan de kinderen door het gebrek aan communicatie en de spanningen tussen de ouders al ervaren.
Beoordeling door het hof
5.6
Op grond van artikel 1:253n van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter op verzoek van de niet met elkaar gehuwde ouders of van een van hen het gezamenlijk gezag beëindigen als nadien de omstandigheden zijn gewijzigd. De rechter kan bepalen dat het gezag over een kind aan één van de ouders toekomt indien:
a. er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of
b. wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
5.7
Het hof stelt voorop dat het uitgangspunt van de wetgever is dat ouders het gezag gezamenlijk uitoefenen. Voor gezamenlijk gezag is vereist dat de ouders daadwerkelijk in staat zijn tot een behoorlijk overleg over zaken die de minderjarige aangaan en dat zij beslissingen van enig belang over hun kinderen in gezamenlijk overleg kunnen nemen, althans in staat zijn afspraken te maken over situaties die zich rond de kinderen (kunnen) voordoen. Het ontbreken van een goede communicatie tussen de ouders brengt niet zonder meer mee dat gezamenlijk gezag niet in het belang van het kind is.
5.8
Het hof is het eens met de beslissing van de rechtbank tot beëindiging van het gezamenlijk gezag. Daartoe is het volgende van belang.
5.9
Uit de stukken in het dossier en uit hetgeen ter zitting in hoger beroep is besproken is gebleken dat er tussen de ouders al lange tijd een zeer moeizame verstandhouding bestaat. Partijen zijn in 2015 uit elkaar gegaan en hebben sindsdien diverse hulpverleningstrajecten doorlopen om hun communicatie te verbeteren. Dit heeft echter niet tot voldoende verbetering geleid. Ter zitting in hoger beroep heeft JBRA aangegeven dat ondanks de ingezette hulpverlening partijen nog steeds kampen met echtscheidingsproblematiek en niet in staat zijn om constructief met elkaar te communiceren. De kinderen worden in de strijd tussen hun ouders betrokken en worden belast met de spanningen die tussen de ouders spelen. Het lukt de man niet om de kinderen buiten het conflict dat hij met de vrouw ervaart te houden en hij laat zich in hun bijzijn negatief uit over de vrouw, hetgeen voor de kinderen heel belastend is. [kind 2] vertoont kindsignalen waaruit blijkt dat hij last heeft van de aanhoudende strijd tussen zijn ouders. [kind 1] heeft in het gesprek met de voorzitter gezegd dat hij de afgelopen tijd waarin zijn moeder alleen het gezag had als rustig heeft ervaren. Hij denkt dat zijn moeder beter beslissingen over hem kan nemen, omdat ze goed weet wat er in zijn leven speelt. Zijn vader is wat minder goed op de hoogte. De man heeft daarop in zijn reactie op het verslag van het kindgesprek laten weten dat hij denkt dat dit aan [kind 1] door de vrouw is ingefluisterd. Het hof ziet in deze reactie een bevestiging van het wantrouwen van de man jegens de vrouw.
De vrouw heeft de laatste jaren alleen de zorg gedragen voor de kinderen en heeft laten zien te kunnen handelen in hun belang, zo staat vermeld in het door de raad aan de rechtbank uitgebrachte rapport van 30 augustus 2021. De man heeft belangrijke beslissingen niet genomen, zoals de toestemming voor noodzakelijke hulpverlening aan de kinderen. De inschrijving van [kind 1] op een middelbare school heeft eveneens vertraging opgelopen als gevolg van een gebrek aan medewerking van de kant van de man.
De man heeft gesteld dat hij de communicatie met de vrouw wil verbeteren. Echter, ter zitting in hoger beroep heeft de man desgevraagd laten weten niet te willen meewerken aan hulpverlening via het Ouder Kind Team (OKT). Deze hulpverlening acht JBRA wel noodzakelijk om tot rechtstreekse communicatie tussen partijen te kunnen komen.
5.1
Het hof is – gelet op het voorgaande - van oordeel dat de voor de uitoefening van gezamenlijk gezag minimaal noodzakelijke communicatie tussen de ouders in dit geval ontbreekt. Niet is te verwachten dat hierin binnen afzienbare tijd verbetering zal komen, nu partijen onder regie van JBRA dit al zeven jaar hebben geprobeerd en de man bovendien niet (meer) openstaat voor hulpverlening ter verbetering van de communicatie. Het hof is met de rechtbank en de raad van oordeel dat partijen zodoende niet in staat zijn tot een behoorlijke gezamenlijke gezagsuitoefening. Zoals de rechtbank heeft geoordeeld, is het in het belang van de kinderen dat er duidelijkheid en voorspelbaarheid voor hen is. Bij gezamenlijk gezag zullen de conflicten kunnen verergeren. Bij het voortduren van het gezamenlijk gezag bestaat er daarmee een onaanvaardbaar risico dat [kind 1] en [kind 2] (verder) klem of verloren zullen raken tussen partijen, terwijl er geen zicht is op voldoende verbetering binnen afzienbare tijd. De wijziging naar eenhoofdig gezag is bovendien in het belang van de kinderen noodzakelijk om gezagsbeslissingen tijdig te kunnen nemen en verdere conflicten tussen de ouders zoveel mogelijk te vermijden.
5.11
Het hof is op grond van het voorgaande van oordeel dat de rechtbank op goede gronden het gezamenlijk gezag heeft beëindigd en de vrouw alleen met het gezag over [kind 2] en [kind 1] heeft belast. Het hof zal de bestreden beschikking op dit punt dan ook bekrachtigen.

6.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de bestreden beschikking voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;
verzoekt de griffier krachtens het bepaalde in het Besluit gezagsregisters een afschrift van deze uitspraak toe te zenden aan de griffier van rechtbank Amsterdam, afdeling civiel recht, team familie- en jeugdrecht, ter attentie van het openbaar register.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.M.C. Louwinger-Rijk, mr. J.F. Miedema en mr. J.W. van Zaane, in tegenwoordigheid van mr. L.S. van Tol als griffier en is op 16 augustus 2022 in het openbaar uitgesproken door de oudste radsheer.