ECLI:NL:GHAMS:2022:2357

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
2 augustus 2022
Publicatiedatum
16 augustus 2022
Zaaknummer
200.306.572/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van gezamenlijk gezag over minderjarigen na echtscheiding door onvoldoende zicht op ontwikkeling door de vader

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 2 augustus 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van het gezamenlijk gezag van ouders over hun twee minderjarige kinderen. De vrouw, verzoekster in hoger beroep, had eerder bij de rechtbank Noord-Holland verzocht om met het eenhoofdig gezag over de kinderen te worden belast, maar dit verzoek was afgewezen. De man, verweerder in hoger beroep, had zijn medewerking aan gezagsbeslissingen meermaals onthouden, wat leidde tot een onaanvaardbaar risico dat de kinderen klem of verloren zouden raken tussen de ouders. Het hof oordeelde dat de communicatie tussen de ouders structureel problematisch was en dat de man onvoldoende betrokkenheid toonde bij de ontwikkeling van de kinderen. De Raad voor de Kinderbescherming steunde het verzoek van de vrouw, en het hof concludeerde dat het noodzakelijk was om het gezamenlijk gezag te beëindigen en de vrouw met het eenhoofdig gezag te belasten. De beschikking van de rechtbank werd vernietigd en de vrouw werd belast met het gezag over de kinderen.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
Zaaknummer: 200.306.572/01
Zaaknummer rechtbank: C/15/282392 / FA RK 18-6824
Beschikking van de meervoudige kamer van 2 augustus 2022 inzake
[de vrouw] ,
wonende te [woonplaats 1] ,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. A.F.M. Visscher te Volendam,
en
[de man] ,
wonende te [woonplaats 2] ,
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de man,
advocaat: mr. E.B. van Griethuysen te Haarlem .
Als belanghebbenden zijn mede aangemerkt:
- de minderjarige [minderjarige 1] (hierna te noemen: [minderjarige 1] );
- de minderjarige [minderjarige 2] (hierna te noemen: [minderjarige 2] ).
In zijn adviserende rol is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
gevestigd te Den Haag, locatie Haarlem ,
hierna te noemen: de raad.

1.Het verloop van het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem (hierna: de rechtbank) van 4 november 2021, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
De vrouw is op 2 februari 2022 in hoger beroep gekomen van een gedeelte van de beschikking van de rechtbank van 4 november 2021.
2.2
De man heeft op 1 april 2022 een verweerschrift ingediend.
2.3
Bij het hof is voorts het volgende stuk binnengekomen:
- een bericht van de zijde van de vrouw van 20 juni 2022, met bijlagen.
2.4
De mondelinge behandeling heeft op 29 juni 2022 plaatsgevonden. Verschenen zijn:
- de vrouw, bijgestaan door haar advocaat;
- de man, bijgestaan door zijn advocaat;
- de raad, vertegenwoordigd door mevrouw J. Ibrahim.
De advocaat van de vrouw heeft ter zitting een pleitnotitie overgelegd.

3.De feiten

3.1
Uit het op 11 oktober 2016 door echtscheiding ontbonden huwelijk van de man en de vrouw (hierna samen ook: de ouders) zijn geboren:
- [minderjarige 1] , [in] 2012 te [geboorteplaats] ;
- [minderjarige 2] , [in] 2015 te [geboorteplaats] .
De ouders oefenen gezamenlijk het gezag uit over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] (hierna samen ook: de kinderen). De kinderen verblijven bij de vrouw.
3.2
Bij de echtscheidingsbeschikking van 5 oktober 2016 van de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, is bepaald dat het door partijen getekende ouderschapsplan deel uitmaakt van die beschikking.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking is, voor zover thans van belang, het verzoek van de vrouw om haar met het eenhoofdig gezag over de kinderen te belasten, afgewezen.
4.2
De vrouw verzoekt, met vernietiging van de bestreden beschikking in zoverre, haar (alsnog) te belasten met het eenhoofdig gezag over de kinderen.
4.3
De man verzoekt de verzoeken van de vrouw af te wijzen, althans haar niet-ontvankelijk te verklaren en de bestreden beschikking te bekrachtigen.

5.De motivering van de beslissing

Wettelijk kader
5.1
Ingevolge artikel 1:251 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) blijven de ouders die gezamenlijk het gezag hebben na ontbinding van het huwelijk dit gezag gezamenlijk uitoefenen. Ingevolge artikel 1:253n lid 1 BW kan de rechter op verzoek van de ouders of van één van hen dit gezamenlijk gezag beëindigen indien nadien de omstandigheden zijn gewijzigd en indien:
a. er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of
b. wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
De rechter bepaalt dan aan wie van de ouders voortaan het gezag over het kind toekomt.
De standpunten
5.2
De vrouw stelt dat het beëindigen van het gezamenlijk gezag noodzakelijk is, omdat de kinderen (nog verder) klem en verloren dreigen te raken tussen de ouders. Er zijn structurele en aanhoudende communicatieproblemen tussen de ouders. De man toont geen enkele interesse in de kinderen, de omgang komt niet van de grond, de man is slecht bereikbaar en al vanaf de echtscheiding neemt de vrouw alle belangrijke beslissingen ten aanzien van de kinderen noodgedwongen zelf. De man heeft alle gelegenheid om contact op te nemen met de kinderen en dit zal niet veranderen indien de vrouw is belast met het eenhoofdig gezag, aldus de vrouw.
5.3
De man betwist dat de kinderen klem en verloren dreigen te raken tussen de ouders. Dit kan juist gebeuren indien de man nog verder uit het leven van de kinderen raakt. De man heeft nooit zijn gezag gebruikt om een beslissing tegen te houden. Er is weliswaar onenigheid geweest over de aanvraag van een nieuwe ID-kaart, maar die problemen waren niet opvoedkundig van aard. Zelfs als de kinderen klem en verloren dreigen te raken zou het in stand laten van het gezamenlijk gezag de kinderen het minst schaden. Er is sprake van ouderverstoting; de vrouw probeert de man uit het leven van de kinderen te bannen, en dat is niet in hun belang, aldus de man.
5.4
De raad heeft ter zitting in hoger beroep verklaard het verzoek van de vrouw te ondersteunen. Het verzoek doet recht aan de feitelijke situatie die zich momenteel voordoet. Ten tijde van het raadsrapport van 31 mei 2021 was de situatie nog te pril om het gezag van de man te beëindigen. De situatie is nu, ruim een jaar later, echter niet veranderd en de man is niet op de hoogte van de ontwikkelingen van de kinderen. Gebleken is dat de vrouw zich nu in allerlei bochten moet wringen om zaken omtrent de kinderen voor elkaar te krijgen. Dat is niet in hun belang. Daarnaast doet toewijzing van het verzoek van de vrouw niet af aan het eventuele contact tussen de man en de kinderen. De man blijft als vader belangrijk voor de kinderen, ook als hij geen gezag heeft, aldus de raad.
Oordeel van het hof
5.5
Het uitgangspunt van de wetgever is dat ouders het gezag gezamenlijk uitoefenen. Volgens vaste jurisprudentie brengt het ontbreken van een goede communicatie tussen de ouders niet zonder meer mee dat in het belang van het kind het gezag aan één van de ouders moet worden toegekend. Wel is voor gezamenlijk gezag vereist dat de ouders daadwerkelijk in staat zijn tot een behoorlijk overleg over zaken die de minderjarige aangaan en dat zij beslissingen (van enig belang) over hun kind in gezamenlijk overleg kunnen nemen, althans in staat zijn afspraken te maken over situaties die zich rond het kind (kunnen) voordoen, zodanig dat het kind niet klem of verloren raakt tussen de ouders.
5.6
Het hof overweegt dat de ouders reeds geruime tijd niet in staat zijn op een enigszins behoorlijke wijze met elkaar te communiceren en gezamenlijk beslissingen te nemen aangaande de kinderen. De wederzijdse bereidheid om samen te werken en gezamenlijk beslissingen te nemen ontbreekt. Vaststaat dat de man zijn medewerking aan gezagsbeslissingen meermaals heeft onthouden, zoals bij verzoeken van de vrouw om toestemming voor het aanvragen van een ID-kaart. De ouders zien beiden ook geen mogelijkheden meer om hier met hulpverlening verbetering in aan te brengen. Dit levert een wijziging van omstandigheden op, in die zin dat bij voortduring van het gezamenlijk gezag er thans een onaanvaardbaar risico is dat de kinderen klem of verloren zouden raken tussen de ouders. Het hof overweegt daarbij dat de opstelling van de man ten aanzien van de te nemen gezagsbeslissingen het risico meebrengt dat belangrijke beslissingen over de kinderen niet, of niet tijdig genomen kunnen worden. Het hof verwacht dat dat in de toekomst niet anders gaat zijn, omdat sprake lijkt van een patroon en de man ook ter zitting in hoger beroep onvoldoende inzicht in en besef toonde van zijn aandeel in de ontstane situatie. Zo stelt de man dat het hem niet lukt om toegang te krijgen tot het online schoolsysteem (Parro) van de kinderen, waarvoor hij de vrouw verantwoordelijk houdt. Hij ziet daarbij echter over het hoofd dat hij hierin ook een eigen verantwoordelijkheid heeft en actief op zoek kan gaan naar een passende oplossing, waarbij hij de school zo nodig ook zelf kan benaderen. Het hof is met de raad van oordeel dat de man onvoldoende zicht heeft op de ontwikkeling van de kinderen om beslissingen in hun belang te kunnen nemen, aangezien er gedurende een langere periode vrijwel geen contact is geweest tussen de man en de kinderen. Hierdoor is hij niet in staat om invulling te geven aan het gezag.
Het hof is op grond van het voorgaande dan ook van oordeel dat de beëindiging van het gezamenlijk gezag en het belasten van de vrouw met het eenhoofdig gezag in het belang van de kinderen noodzakelijk is. Het hof zal de bestreden beschikking op dit punt vernietigen en bepalen dat de vrouw met het eenhoofdig gezag over de kinderen wordt belast.
5.7
Dit leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

Het hof,
vernietigt de beschikking waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, en in zoverre opnieuw rechtdoende:
beëindigt het gezamenlijk gezag van de ouders over [minderjarige 1] , geboren [in] 2012 te [geboorteplaats] , en [minderjarige 2] , geboren [in] 2015 te [geboorteplaats] , en bepaalt dat aan de vrouw het gezag over hen toekomt;
verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad;
gelast de griffier krachtens het bepaalde in het Besluit gezagsregisters een afschrift van deze uitspraak toe te zenden aan de griffier van rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, afdeling civiel recht, team familie- en jeugdrecht, ter attentie van het openbaar register.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.V.T. de Bie, mr. G.W. Brands-Bottema en
mr. M. Perfors, in tegenwoordigheid van mr. T.L. Prins als griffier, en is op 2 augustus 2022 in het openbaar uitgesproken door de voorzitter.