In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 2 augustus 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van het gezamenlijk gezag van ouders over hun twee minderjarige kinderen. De vrouw, verzoekster in hoger beroep, had eerder bij de rechtbank Noord-Holland verzocht om met het eenhoofdig gezag over de kinderen te worden belast, maar dit verzoek was afgewezen. De man, verweerder in hoger beroep, had zijn medewerking aan gezagsbeslissingen meermaals onthouden, wat leidde tot een onaanvaardbaar risico dat de kinderen klem of verloren zouden raken tussen de ouders. Het hof oordeelde dat de communicatie tussen de ouders structureel problematisch was en dat de man onvoldoende betrokkenheid toonde bij de ontwikkeling van de kinderen. De Raad voor de Kinderbescherming steunde het verzoek van de vrouw, en het hof concludeerde dat het noodzakelijk was om het gezamenlijk gezag te beëindigen en de vrouw met het eenhoofdig gezag te belasten. De beschikking van de rechtbank werd vernietigd en de vrouw werd belast met het gezag over de kinderen.