ECLI:NL:GHAMS:2022:2355

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
2 augustus 2022
Publicatiedatum
16 augustus 2022
Zaaknummer
200.303.650/ 01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake gezamenlijk gezag en zorgregeling tussen ouders na echtscheiding

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 2 augustus 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de gezamenlijke uitoefening van het gezag en de zorgregeling tussen de ouders van vier kinderen. De vrouw, verzoekster in hoger beroep, had eerder verzocht om eenhoofdig gezag over haar oudste kind, terwijl de man, verweerder, verzocht om gezamenlijk gezag over de jongste twee kinderen. De rechtbank had in een eerdere beschikking de verzoeken van de vrouw afgewezen en de man gezamenlijk met de vrouw belast met het gezag over de jongste kinderen. De vrouw was het hier niet mee eens en ging in hoger beroep.

Tijdens de mondelinge behandeling op 10 juni 2022 werd duidelijk dat de communicatie tussen de ouders ernstig verstoord was, wat leidde tot grote spanningen en problemen in de omgang. De Raad voor de Kinderbescherming was ook betrokken bij de procedure. Het hof heeft vastgesteld dat, ondanks de communicatieproblemen, er geen onaanvaardbaar risico was dat de kinderen klem of verloren zouden raken tussen de ouders. Het hof oordeelde dat de rechtbank terecht het verzoek van de man om gezamenlijk gezag over de jongste kinderen toe te wijzen, en het verzoek van de vrouw om eenhoofdig gezag over het oudste kind af te wijzen, heeft gedaan.

De beslissing van het hof houdt in dat de beschikking van de rechtbank wordt bekrachtigd, en dat beide ouders hun eigen proceskosten moeten dragen. Het hof heeft ook verzocht om een afschrift van de uitspraak naar de rechtbank te sturen voor het openbaar register. Deze uitspraak benadrukt het belang van gezamenlijke gezagsuitoefening en de noodzaak van goede communicatie tussen ouders na een scheiding.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
Zaaknummer: 200.303.650/ 01
Zaaknummer rechtbank: C/13/677949 / FA RK 19-1852 en C/13/705885 / FA RK 21/5005
(HP/ID)
Beschikking van de meervoudige kamer van 2 augustus 2022 inzake
[de vrouw] ,
wonende te [plaats A] ,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. A. Hashem Jawaheri te Amsterdam,
en
[de man] ,
wonende te [plaats A] ,
verweerder in hoger beroep,
verder te noemen: de man,
advocaat: mr. W.H. Boomstra te Amsterdam.
In zijn adviserende taak is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
locatie: [plaats A] ,
hierna te noemen: de raad.

1.Het verloop van het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) van 1 oktober 2021, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
De vrouw is op 8 december 2021 in hoger beroep gekomen van een gedeelte van de beschikking van 1 oktober 2021.
2.2
De man heeft op 22 februari 2022 een verweerschrift ingediend.
2.3
Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:
- een bericht van de zijde van de vrouw van 10 januari 2022 met bijlage;
- een bericht van de zijde van de vrouw van 14 januari 2022 met bijlage;
- een bericht van de zijde van de man van 1 juni 2022 met bijlage.
2.4
De mondelinge behandeling heeft op 10 juni 2022 plaatsgevonden. Verschenen zijn:
- de vrouw, bijgestaan door haar advocaat;
- de man, bijgestaan door mr. K.J. de Vaan, advocaat te Amsterdam, waarnemend voor mr. Boomstra voornoemd;
- de raad, vertegenwoordigd door de heer V.D. Aelbers.

3.De feiten

3.1
Partijen (hierna: de ouders) zijn gehuwd [in] 2002. Uit hun huwelijk zijn geboren:
- [kind 1] (hierna: [kind 1] ), [in] 2004, en
- [kind 2] (hierna: [kind 2] ), [in] 2008.
Het huwelijk van de ouders is op 3 november 2009 ontbonden door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand. Na de echtscheiding hebben de ouders weer een relatie met elkaar gekregen. Uit die relatie zijn geboren:
- [kind 3] (hierna: [kind 3] ), [in] 2012, en
- [kind 4] (hierna: [kind 4] ), [in] 2019.
De man heeft [kind 3] en [kind 4] erkend.
De relatie van de ouders is in 2019 beëindigd.
3.2
Bij beschikking van 5 februari 2020 heeft de rechtbank een voorlopige zorgregeling vastgesteld tussen de man en de vier kinderen.
3.3
Bij beschikking van 5 juni 2020 heeft de rechtbank de behandeling van de verzoeken van de man ten aanzien van gezag en omgang aangehouden in afwachting van het verloop van het hulpverleningstraject Ouderschap Blijft van Altra.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking is, voor zover thans van belang, op verzoek van de man bepaald dat de ouders gezamenlijk met de uitoefening van het gezag over [kind 3] en [kind 4] worden belast. Het verzoek van de vrouw tot vaststelling van eenhoofdig gezag ten aanzien van [kind 1] en [kind 2] is afgewezen.
Daarnaast heeft de rechtbank een voorlopige zorgregeling vastgesteld tussen de man en [kind 3] en [kind 4] en het verzoek tot vaststelling van een definitieve zorgregeling aangehouden tot een nader te bepalen datum.
4.2
De vrouw verzoekt, met vernietiging van de bestreden beschikking in zoverre, haar verzoek om haar met het eenhoofdig gezag over [kind 2] te belasten alsnog toe te wijzen en het verzoek van de man om hem gezamenlijk met de vrouw te belasten met het gezag over [kind 3] en [kind 4] alsnog af te wijzen.
Ook heeft de vrouw het hof verzocht anders te beslissen over de zorgregeling tussen de man en [kind 3] en [kind 4] , met vernietiging van de bestreden beschikking op dit punt.
4.3
De man verzoekt de bestreden beschikking te bekrachtigen, eventueel met verbetering van gronden, en de vrouw te veroordelen in de kosten van de procedure in hoger beroep.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Na de bestreden beschikking is bij beschikking van de rechtbank van 4 mei 2022 een nieuwe voorlopige zorgregeling bepaald tussen de man en de jongste twee kinderen en is het verzoek tot vaststelling van een definitieve zorgregeling (wederom) aangehouden in afwachting van de resultaten van een door partijen te starten traject (Ouderschap Blijft) om hun communicatie te verbeteren.
Ter zitting in hoger beroep heeft de vrouw haar verzoek ten aanzien van de zorgregeling tussen de man en de jongste twee kinderen ingetrokken. Op dat verzoek behoeft dus niet meer te worden beslist.
5.2
Ter beoordeling liggen nog voor de grieven van de vrouw ten aanzien van het gezag over [kind 2] , [kind 3] en [kind 4] . Kort gezegd wil de vrouw het eenhoofdig gezag over hen krijgen (in het geval van [kind 2] ) dan wel behouden (in het geval van [kind 3] en [kind 4] ), omdat zij en de man ernstige communicatieproblemen hebben die maken dat zij niet kunnen overleggen over belangrijke aangelegenheden. De vrouw vreest dat de kinderen klem of verloren zullen raken als zij het gezag met de man moet delen dan wel dat – naar het hof begrijpt - gezamenlijk gezag anderszins in strijd is met hun belang.
De man heeft verweer gevoerd en de raad heeft zich ter zitting in hoger beroep gerefereerd aan het oordeel van het hof.
5.3
Uit de stukken en het verhandelde ter zitting blijkt dat de relatie tussen de ouders ernstig is verstoord. Zij hebben grote moeite om (constructief) met elkaar te communiceren, onder andere vanwege een gebrek aan vertrouwen over en weer. Verder speelt tussen hen de kwestie wie van beiden het huurrecht van de gezamenlijke woning krijgt. Dit zorgt voor grote spanningen. Onder andere die kwestie heeft in mei 2021 geleid tot opschaling door het Ouder- en Kind Team naar Jeugdbescherming Regio [plaats A] . Laatstgenoemde heeft vervolgens hulpverlening ingezet die tot op heden niet heeft gezorgd voor een betere verstandhouding tussen de ouders. Een poging om met Ouderschap Blijft aan de slag te gaan, is gestrand. Inmiddels zijn de ouders toch bereid een tweede poging te wagen. Ter zitting is gebleken dat de vrouw zich al heeft aangemeld bij Timon. De man heeft toegezegd zich ook te zullen aanmelden. Als de ouders dit keer wel erin slagen het traject Ouderschap Blijft te voltooien, zijn zij naar verwachting beter in staat beslissingen van enig belang in gezamenlijk overleg te nemen. Dat zij bereid zijn een nieuwe poging te doen, maakt in ieder geval dat het hof nog voldoende kansen ziet voor gezamenlijke gezagsuitoefening. Daarom kan in dit stadium niet worden gezegd dat de problemen tussen de ouders zo ernstig zijn dat er een onaanvaardbaar risico is dat de kinderen klem of verloren raken tussen de ouders en dat niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd verbetering zal komen dan wel dat eenhoofdig gezag van de vrouw anderszins in het belang van de kinderen noodzakelijk is (artikel 253c lid 2 Burgerlijk Wetboek en artikel 253n jo. artikel 251a Burgerlijk Wetboek). Weliswaar is het belemmerend dat de ouders niet rechtstreeks met elkaar kunnen of willen communiceren, maar dat heeft er niet toe geleid dat er geen beslissingen over de kinderen konden worden genomen. Anders dan de vrouw stelt, is niet gebleken dat de man gezagsbeslissingen van de vrouw heeft gefrustreerd. Hij heeft het toestemmingformulier voor een buitenlandse reis van [kind 2] binnen enkele dagen ondertekend retour gestuurd en ook voor de verlenging van het paspoort van [kind 3] heeft de man zijn toestemming gegeven. De vrouw wordt in die zin dus niet belemmerd in haar taak als verzorgende ouder.
Wanneer tot slot in aanmerking wordt genomen dat het uitgangspunt van de wet is dat gezag over kinderen door de ouders gezamenlijk wordt uitgeoefend, komt het hof tot de conclusie dat de rechtbank terecht het verzoek van de man om hem gezamenlijk met het gezag over [kind 3] en [kind 4] te belasten heeft toegewezen en ook terecht het verzoek van de vrouw om het gezamenlijk gezag over [kind 2] te beëindigen en haar met het eenhoofdig gezag te belasten heeft afgewezen. Het hof zal de beschikking waarvan beroep op deze punten dus bekrachtigen.
5.4
Nu de ouders (gewezen) echtgenoten zijn en de procedure het gezag over hun minderjarige kinderen betreft, dienen zij allebei de eigen proceskosten te dragen. Het verzoek van de man tot een kostenveroordeling van de vrouw zal dan ook worden afgewezen.
5.5
Dit leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking waarvan beroep voor zover de ouders daarbij gezamenlijk met het gezag over [kind 3] en [kind 4] zijn belast;
bekrachtigt de beschikking waarvan beroep voor zover daarbij het verzoek van de vrouw om haar met het eenhoofdig gezag te belasten over [kind 2] , is afgewezen;
wijst af het in hoger beroep meer of anders verzochte.
verzoekt de griffier krachtens het bepaalde in het Besluit gezagsregisters een afschrift van deze uitspraak toe te zenden aan de griffier van de rechtbank Amsterdam, afdeling civiel recht, team familie- en jeugdrecht, ter attentie van het openbaar register.
Deze beschikking is gegeven door mr. A. van Haeringen, mr. J.M.C. Louwinger-Rijk en mr. A.R. van Wieren, bijgestaan door mr. F.J.E. van Geijn als griffier, en is op 2 augustus 2022 in het openbaar uitgesproken door de voorzitter.