Uitspraak
1.[geïntimeerde 1] ,
[geïntimeerde 2],
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 23 augustus 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van de kamer voor gerechtsdeurwaarders te Amsterdam. De gerechtsdeurwaarder had op 25 oktober 2021 een beroepschrift ingediend tegen een eerdere beslissing van de kamer van 21 september 2021, waarin de kamer het verzet van klagers deels gegrond en deels ongegrond had verklaard. De kamer had de gerechtsdeurwaarder berispt en hem veroordeeld tot betaling van kosten. De gerechtsdeurwaarder stelde dat hij het beroepschrift tijdig had verzonden, maar het hof oordeelde dat het beroepschrift te laat was ingediend. De beroepstermijn was verlopen op 22 oktober 2021, terwijl het beroepschrift pas op 25 oktober 2021 door de griffie was ontvangen. Het hof benadrukte dat de rechtszekerheid vereist dat strikt wordt vastgehouden aan wettelijke beroepstermijnen en dat het risico van een te late indiening bij de appellant ligt. De gerechtsdeurwaarder had geen bijzondere omstandigheden kunnen aanvoeren die de termijnoverschrijding verschoonbaar maakten. Het hof verklaarde de gerechtsdeurwaarder daarom niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep.