ECLI:NL:GHAMS:2022:2345

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
23 augustus 2022
Publicatiedatum
16 augustus 2022
Zaaknummer
200.301.645/01 GDW
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van een gerechtsdeurwaarder in hoger beroep wegens te late indiening beroepschrift

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 23 augustus 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van de kamer voor gerechtsdeurwaarders te Amsterdam. De gerechtsdeurwaarder had op 25 oktober 2021 een beroepschrift ingediend tegen een eerdere beslissing van de kamer van 21 september 2021, waarin de kamer het verzet van klagers deels gegrond en deels ongegrond had verklaard. De kamer had de gerechtsdeurwaarder berispt en hem veroordeeld tot betaling van kosten. De gerechtsdeurwaarder stelde dat hij het beroepschrift tijdig had verzonden, maar het hof oordeelde dat het beroepschrift te laat was ingediend. De beroepstermijn was verlopen op 22 oktober 2021, terwijl het beroepschrift pas op 25 oktober 2021 door de griffie was ontvangen. Het hof benadrukte dat de rechtszekerheid vereist dat strikt wordt vastgehouden aan wettelijke beroepstermijnen en dat het risico van een te late indiening bij de appellant ligt. De gerechtsdeurwaarder had geen bijzondere omstandigheden kunnen aanvoeren die de termijnoverschrijding verschoonbaar maakten. Het hof verklaarde de gerechtsdeurwaarder daarom niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep.

Uitspraak

beslissing
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer : 200.301.645/01 GDW
nummers eerste aanleg : C/13/677919 / DW RK 20/4
C/13/684154 / DW RK 20/238 (verzet)
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 23 augustus 2022
inzake
[appellant],
gerechtsdeurwaarder te [vestigingsplaats] ,
appellant,
tegen

1.[geïntimeerde 1] ,

wonend te [woonplaats 1] ,
2.
[geïntimeerde 2],
wonend te [woonplaats 2] ,
geïntimeerden,
gemachtigde: mr. P.P. Bergers, advocaat te Barendrecht.
Partijen worden hierna de gerechtsdeurwaarder en klagers genoemd.

1.Het geding in hoger beroep

1.1.
De gerechtsdeurwaarder heeft op 25 oktober 2021 een beroepschrift – met bijlagen – bij het hof ingediend tegen de beslissing van de kamer voor gerechtsdeurwaarders te Amsterdam (hierna: de kamer) van 21 september 2021 (ECLI:NL:TGDKG:2021:142). De kamer heeft in de bestreden beslissing het verzet van klagers deels gegrond en voor het overige ongegrond verklaard, de beslissing van de voorzitter van de kamer vernietigd en klachtonderdeel e. gegrond en de overige klachtonderdelen ongegrond verklaard. Aan de gerechtsdeurwaarder is de maatregel van berisping opgelegd. Voorts heeft de kamer de gerechtsdeurwaarder veroordeeld in de kosten (€ 50,- aan griffierecht klagers, € 350,- aan proceskosten klagers en € 1.500,- aan kosten van behandeling van de klacht door de kamer).
1.2.
Klagers hebben op 27 januari 2022 een verweerschrift bij het hof ingediend met daarin hun standpunt over de ontvankelijkheid van de gerechtsdeurwaarder in hoger beroep.
1.3.
Het hof heeft van de kamer de stukken van de eerste aanleg ontvangen.
1.4.
De zaak is behandeld op de openbare terechtzitting van het hof van 23 juni 2022. De gerechtsdeurwaarder is verschenen en heeft het woord gevoerd. De gemachtigde van klagers heeft het hof vooraf laten weten dat hij en klagers niet ter zitting zouden verschijnen, omdat het beroep van de gerechtsdeurwaarder niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.

2.De ontvankelijkheid van de gerechtsdeurwaarder in het hoger beroep

2.1.
De beslissing van de kamer van 21 september 2021 is aan de gerechtsdeurwaarder verzonden als bijlage bij een brief van een medewerkster van de kamer, welke brief is gedagtekend op 22 september 2021. Op grond van artikel 45 lid 1 van de Gerechtsdeurwaarderswet dient het hoger beroep van de gerechtsdeurwaarder binnen dertig dagen na dagtekening van deze brief te zijn ingesteld. De beroepstermijn is dus gaan lopen op donderdag 23 september 2021 en geëindigd aan het einde van vrijdag 22 oktober 2021. Het beroepschrift van de gerechtsdeurwaarder is op maandag 25 oktober 2021 door de griffie van het hof ontvangen. Het beroepschrift is dus te laat ingediend.
2.2.
De rechtszekerheid vergt dat strikt de hand wordt gehouden aan wettelijke beroepstermijnen. Het risico dat een beroepschrift na het verstrijken van de beroepstermijn ter griffie van het hof inkomt ligt bij de appellant, in dit geval de gerechtsdeurwaarder. Slechts onder bijzondere omstandigheden kan op dit uitgangspunt een uitzondering worden gemaakt. Het is aan de gerechtsdeurwaarder om bijzondere omstandigheden aan te voeren op grond waarvan de termijnoverschrijding verschoonbaar zou zijn.
2.3.
De gerechtsdeurwaarder heeft aangevoerd dat hij het beroepschrift tijdig heeft verstuurd, te weten op 21 oktober 2021 per aangetekende post (waarvan hij ook bewijs heeft overgelegd). Dit kan echter niet worden aangemerkt als een bijzondere omstandigheid zoals hiervoor bedoeld. Ook bij het aangetekend versturen via PostNL bestaat onvoldoende zekerheid dat het poststuk de volgende (bezorg)dag ter griffie van het hof zou zijn binnengekomen. De gerechtsdeurwaarder heeft met zijn handelwijze zelf het risico genomen dat zijn beroepschrift mogelijk buiten de beroepstermijn door de griffie van het hof zou worden ontvangen. Wanneer de gerechtsdeurwaarder zeker had willen zijn van tijdige ontvangst door het hof, had hij zijn beroepschrift kunnen (laten) bezorgen door afgifte aan de Centrale Balie van het hof. Ook zou hij op de laatste dag van de termijn telefonisch hebben kunnen informeren of het beroepschrift tijdig was ontvangen en bij (nog) geen ontvangst aanvullende maatregelen hebben kunnen treffen.
2.4.
Voorts heeft de gerechtsdeurwaarder ter zitting naar voren gebracht dat hij in de periode dat de beroepstermijn liep in afwachting was van een beslissing van de kamer op zijn verzoek de beslissing ambtshalve te herzien omdat deze berustte op onjuiste gegevens. Het eerste contact van de gerechtsdeurwaarder met de kamer hierover was op 8 oktober 2021. Omdat hij daarna niets meer van de kamer had vernomen, heeft de gerechtsdeurwaarder op 21 oktober 2021 (de een na laatste dag van de beroepstermijn) om 12:28 uur opnieuw een e-mail met het verzoek tot herziening aan de kamer gestuurd. Aan het einde van die dag (om 18:23 uur) heeft de kamer de gerechtsdeurwaarder geïnformeerd dat diens verzoek niet zag op “een fout die kwalificeert als een kennelijke fout die zich voor eenvoudig herstel leent”. De kamer is daarom niet overgegaan tot herstel van de beslissing van 21 september 2021.
2.5.
Het hof is van oordeel dat ook het vorenstaande geen bijzondere omstandigheid is op grond waarvan de termijnoverschrijding verschoonbaar is te achten. Inderdaad bestond de mogelijkheid dat het instellen van hoger beroep niet nodig zou zijn als de kamer een herstelbeslissing zou geven, maar die mogelijkheid rechtvaardigt geen uitzondering op de strikte beroepstermijn van dertig dagen. Ook voor deze omstandigheid geldt dat de gerechtsdeurwaarder tot het allerlaatste moment heeft gewacht met het verkrijgen van uitsluitsel van de kamer over zijn verzoek tot herziening. De gevolgen van die keuze moeten voor rekening van de gerechtsdeurwaarder blijven.
2.6.
Van feiten of omstandigheden die de overschrijding van de beroepstermijn verschoonbaar doen zijn, is het hof dus niet gebleken. De gerechtsdeurwaarder zal daarom nietontvankelijk worden verklaard in zijn hoger beroep.

3.Beslissing

Het hof verklaart de gerechtsdeurwaarder niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep tegen de beslissing van de kamer van 21 september 2021.
Deze beslissing is gegeven door mrs. J.C.W. Rang, L.J. Saarloos en A.W. Jongbloed en in het openbaar uitgesproken op 23 augustus 2022 door de rolraadsheer.