Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.De feiten
REGIEM
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak gaat het om een hoger beroep betreffende de echtscheiding tussen de man en de vrouw, die op 27 augustus 1999 zijn getrouwd onder huwelijkse voorwaarden. De rechtbank Noord-Holland heeft op 19 februari 2020 de echtscheiding uitgesproken, welke op 9 juni 2020 is ingeschreven. De man is in hoger beroep gekomen tegen de beschikking van de rechtbank Amsterdam van 28 oktober 2020, waarin onder andere partneralimentatie en de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden zijn vastgesteld. De man heeft verzocht de hoogte van de partneralimentatie te verlagen, terwijl de vrouw in incidenteel hoger beroep verzoekt om een hogere bijdrage. Het hof heeft de financiële situatie van beide partijen beoordeeld, inclusief de draagkracht van de man en de behoefte van de vrouw. Het hof heeft vastgesteld dat de man in staat is om een lagere bijdrage van € 502,- per maand te betalen, met terugwerkende kracht vanaf 28 oktober 2020. Daarnaast is er een geschil over de waarde van de echtelijke woning en de verdeling van de gemeenschap van goederen, waaronder de speedboot en de staanplaats van de zomerwoning. Het hof heeft partijen in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten over de taxatie van de woning en de vraag of de speedboot tot het te verrekenen vermogen behoort. De beslissing over de overige verzoeken is aangehouden in afwachting van de uitkomsten van deze taxaties.