ECLI:NL:GHAMS:2022:2321

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
9 augustus 2022
Publicatiedatum
12 augustus 2022
Zaaknummer
200.305.849/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Tussenbeschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bepaling ouderschap en aanhouding kinderalimentatie in hoger beroep

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 9 augustus 2022 een tussenbeschikking gegeven in een hoger beroep betreffende de vaststelling van het ouderschap en de kinderalimentatie. De man, verzoeker in hoger beroep, heeft in eerste aanleg verzocht om DNA-onderzoek om vast te stellen of hij de biologische vader is van het kind. De rechtbank had eerder bepaald dat de man in de kosten van het onvoltooide DNA-onderzoek moest bijdragen en een maandelijkse bijdrage voor de verzorging van het kind moest betalen. De man heeft echter op de regiezitting aangegeven niet bereid te zijn om mee te werken aan het DNA-onderzoek, wat leidde tot de conclusie dat het hof geen aanleiding zag om het onderzoek ambtshalve voort te zetten. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank bekrachtigd, waarbij het ouderschap van de man is vastgesteld en hij is veroordeeld in de kosten van het DNA-onderzoek. De zaak met betrekking tot de kinderalimentatie is aangehouden voor verdere behandeling door de meervoudige kamer. Partijen zijn verzocht om hun verhinderdata door te geven en aanvullende financiële stukken in te dienen. De bijzondere curator is ontslagen van haar werkzaamheden. De beslissing is openbaar uitgesproken door de voorzitter van het hof.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
Zaaknummer: 200.305.849/ 01
Zaaknummer rechtbank: C/15/313175 / FA RK 21-790
Beschikking van de enkelvoudige kamer van 9 augustus 2022 inzake
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: de man,
advocaat: mr. F. Özdemir-Sahin te Amsterdam,
en
[verweerster] ,
wonende te [woonplaats] ,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. L.N. Hermes te Noord-Scharwoude.
Als belanghebbende is mede aangemerkt: de minderjarige [naam] (hierna: [kind] ).

1.Het verloop van het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Noord-Holland (locatie Alkmaar) (hierna: de rechtbank) van 24 november 2021, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
De man is op 25 januari 2022 in hoger beroep gekomen van de beschikking van 24 november 2021.
2.2
De vrouw heeft op 15 april 2022 een verweerschrift ingediend.
2.3
Op 11 juli 2022 heeft een regiezitting plaatsgevonden bij de enkelvoudige kamer. Verschenen zijn:
- de advocaat van de man;
- de vrouw, bijgestaan door haar advocaat;
- mr. L.S. Zomers, advocaat te Alkmaar, in haar hoedanigheid van bijzondere curator over [kind] .
De man is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet in persoon verschenen.

3.De feiten

3.1
[kind] is geboren op [geboortedatum] . De vrouw is zijn moeder. Zij oefent alleen het gezag uit over [kind] .
3.2
Bij beschikking van 12 mei 2021 heeft de rechtbank mr. L.S. Zomers benoemd tot bijzondere curator over [kind] .
3.3
Bij beschikking van 10 september 2021 heeft de rechtbank een kenmerkenonderzoek middels DNA gelast ter beantwoording van de vraag of de man de biologische vader is van [kind] . Verilabs is tot deskundige benoemd.
De verdere behandeling van het verzoek van de vrouw is aangehouden in afwachting van het rapport van Verilabs.
3.4
Bij brief van 25 oktober 2021 heeft Verilabs de rechtbank bericht dat zij van de vrouw en [kind] inmiddels DNA-materiaal in bezit had. Verilabs heeft niets vernomen van de man. Het door de rechtbank bevolen DNA-onderzoek is derhalve niet mogelijk gebleken.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking is, voor zover thans van belang, op verzoek van de vrouw het ouderschap van de man betreffende [kind] vastgesteld. De man is in de kosten van het onvoltooide DNA-onderzoek veroordeeld, ter hoogte van € 110,-.
Daarnaast is een door de man te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [kind] bepaald van € 155,- per maand met ingang van 10 februari 2021.
4.2
De man verzoekt, met wijziging cq vernietiging van de bestreden beschikking in zoverre, te bepalen dat het DNA-onderzoek dient te worden voortgezet en Verilabs hiertoe opdracht te geven met de bepaling dat de kosten van het DNA-onderzoek tussen partijen bij helfte worden gedeeld.
Indien uit het DNA-onderzoek blijkt dat de man de verwekker is van [kind] , verzoekt de man het verzoek van de vrouw ten aanzien van de bijdrage af te wijzen, althans de bijdrage op een zodanig bedrag en met ingang van een zodanige datum vast te stellen als het hof juist zal achten.
4.3
De vrouw verzoekt de verzoeken van de man af te wijzen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Hoewel de man in zijn beroepschrift heeft gesteld alsnog bereid te zijn om mee te werken aan DNA-onderzoek, is op de regiezitting gebleken dat de man toch niet bereid is om DNA af te laten afnemen teneinde antwoord te krijgen op de vraag of hij de biologische vader is van [kind] . Volgens de advocaat van de man heeft de man nog steeds twijfels of hij de biologische vader is van [kind] , maar hij beschikt niet over de financiële middelen om een verwantschapsonderzoek te betalen. Daarom heeft de man zijn verzoek ten aanzien van de bepaling dat het DNA-onderzoek dient te worden voortgezet ter zitting ingetrokken.
5.2
Het inleidend verzoek van de vrouw in de onderhavige zaak heeft, voor zover dat ziet op de vaststelling van het ouderschap van de man, betrekking op een rechtsgevolg dat niet ter vrije bepaling van partijen staat. Op grond van artikel 149 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) heeft de rechter in zulke gevallen steeds ook ambtshalve de bevoegdheid bewijs te verlangen, waaronder in voorkomende gevallen bewijs door deskundigen op de voet van artikel 194 lid 1 Rv.
De vrouw heeft het hof verzocht geen gebruik te maken van deze ambtshalve bevoegdheid. De man heeft meerdere kansen gekregen om mee te werken aan DNA-onderzoek en heeft telkens verzuimd.
5.3
De bijzondere curator heeft ter zitting de twijfels van de vrouw gedeeld over de bereidheid van de man om mee te werken aan DNA-onderzoek indien het hof dat onderzoek zou gelasten. Het is in het belang van [kind] dat hij zekerheid krijgt, maar gezien de houding van de man tot nu toe is het onwaarschijnlijk dat hij alsnog zijn medewerking zal verlenen.
5.4
Met de bijzondere curator is het hof eens dat het belang van [kind] ermee gediend is dat met behulp van DNA-onderzoek komt vast te staan of de man al dan niet zijn biologische vader is, maar uit de houding van de man tot dusver blijkt van te weinig bereidheid om daaraan mee te werken. De man is ter zitting van de rechtbank op 8 september 2021 noch op de regiezitting van het hof in persoon verschenen. Op de herhaalde uitnodigingen van Verilabs is de man niet ingegaan. Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting ziet het hof onvoldoende aanleiding om ambtshalve (voortzetting van het) DNA-onderzoek te gelasten. Dan resteert slechts de enkele stelling van de man dat volgens hem de vrouw in de periode van conceptie ook met anderen dan hem gemeenschap heeft gehad. De vrouw heeft die stelling gemotiveerd weersproken en tegen deze achtergrond had de man niet kunnen volstaan met die blote stelling. Het hof zal daarom de bestreden beschikking op het punt van het ouderschap van de man en de kosten van het onvoltooide DNA-onderzoek bekrachtigen.
5.5
Het hof zal een nieuwe datum voor een mondelinge behandeling vaststellen waarop de zaak met betrekking tot de kinderbijdrage door de meervoudige kamer inhoudelijk kan worden behandeld.
5.6
Partijen wordt verzocht hun verhinderdata voor de periode van september 2022 tot en met januari 2023 door te geven.
Beiden hebben reeds financiële stukken in het geding gebracht. In aanvulling daarop dient de man de jaaropgave 2021 van zijn bijstandsuitkering over te leggen. Daarnaast dient hij stukken in het geding te brengen waaruit blijkt dat hij bijdraagt in de kosten van zijn [dochter] - zoals hij stelt -, alsmede stukken aan de hand waarvan de behoefte van [dochter] (die volgens de man € 189,30 per maand bedraagt) kan worden bepaald, daaronder begrepen financiële stukken van de moeder van [dochter] .
De vrouw dient de drie meest recente specificaties van haar WIA-uitkering over te leggen.
5.6
Nu de bijzondere curator haar taak heeft vervuld, zal het hof haar ontslaan van haar werkzaamheden, als na te melden.
5.7
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

6.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking waarvan beroep voor zover daarbij het ouderschap van de man betreffende [naam] is vastgesteld en de man in de kosten van het DNA-onderzoek is veroordeeld;
verwijst de zaak voor het overige naar de meervoudige kamer en bepaalt dat de griffier partijen zal oproepen voor een mondelinge behandeling tegen een nog nader te bepalen zittingsdatum;
verzoekt partijen dientenbehoeve hun verhinderdata op te geven voor de periode van september 2022 tot en met december 2023;
beveelt partijen de onder 5.5 vermelde stukken uiterlijk tien dagen voor de te bepalen zitting in vijfvoud over te leggen;
ontslaat de bijzondere curator mr. L.S. Zomers van haar werkzaamheden met ingang van de datum dat deze beschikking in kracht van gewijsde gaat;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.V.T de Bie als voorzitter in tegenwoordigheid van de griffier en is op 9 augustus 2022 in het openbaar uitgesproken door de voorzitter.