ECLI:NL:GHAMS:2022:2312
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Benoeming bewindvoerder en geschiktheid van familieleden in het civiel recht
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Amsterdam, gaat het om de benoeming van een bewindvoerder voor een rechthebbende die onder bewind is gesteld vanwege haar geestelijke of lichamelijke toestand. De rechthebbende, geboren op 23 maart 1945, heeft geen kinderen en is niet getrouwd. In eerste aanleg heeft de kantonrechter op 31 maart 2021 een professionele bewindvoerder benoemd, maar de broer van de rechthebbende, die als verzoeker optreedt, verzoekt in hoger beroep om zelf benoemd te worden tot bewindvoerder. Hij stelt dat de rechthebbende hem heeft aangegeven dat zij wil dat hij haar bewindvoerder wordt en dat hij bereid is deze rol op zich te nemen.
Tijdens de mondelinge behandeling op 21 april 2022 is de broer van de rechthebbende verschenen, bijgestaan door zijn advocaat, evenals de huidige bewindvoerder. De broer heeft zijn bezwaren tegen de benoeming van de professionele bewindvoerder uiteengezet, waarbij hij aanvoert dat de samenwerking met de huidige bewindvoerder niet goed verloopt. De bewindvoerder heeft echter verklaard dat de rechthebbende financieel goed staat en dat de administratie op orde is, maar dat er problemen zijn geweest met de afwikkeling van de huurwoning.
Het hof heeft de situatie beoordeeld en geconcludeerd dat er grote twijfels bestaan over de geschiktheid van de broer als bewindvoerder. Ondanks de wettelijke voorkeur voor familieleden bij de benoeming van een bewindvoerder, heeft het hof vastgesteld dat de broer niet voldoende inzicht heeft getoond in wat goede en tijdige bewindvoering inhoudt. Het hof heeft daarom besloten om de bestreden beschikking van de kantonrechter te bekrachtigen, waarbij de huidige bewindvoerder in functie blijft.