ECLI:NL:GHAMS:2022:2302

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
1 juli 2022
Publicatiedatum
8 augustus 2022
Zaaknummer
23/001029-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis politierechter inzake bedreiging en oplichting

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 1 juli 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1993, was in eerste aanleg veroordeeld voor bedreiging en oplichting. Het hof heeft de zaak behandeld op 23 maart en 17 juni 2022. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van 22 januari 2019. De tenlastelegging omvatte onder andere bedreiging van twee slachtoffers en oplichting door zich voor te doen als een beleggingsadviseur. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 18 november 2016 de eerste benadeelde telefonisch heeft bedreigd met de dood. De bedreigingen waren zeer ernstig en hebben veel angst veroorzaakt bij het slachtoffer. Het hof heeft de verdachte vrijgesproken van de tweede en derde tenlasteleggingen, omdat niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat hij deze feiten had gepleegd. De verdachte is wel schuldig bevonden aan de bedreiging en is hiervoor veroordeeld tot een taakstraf van 40 uren, met een bijkomende voorwaardelijke gevangenisstraf van 20 dagen. De vorderingen van de benadeelde partijen zijn afgewezen, omdat de verdachte niet schuldig is bevonden aan de feiten die de schade zouden hebben veroorzaakt. Het hof heeft de redelijke termijn van berechting overschreden en heeft dit in de strafmaat verdisconteerd.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001029-19
datum uitspraak: 1 juli 2022
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 22 januari 2019 in de strafzaak onder parketnummer 13-017883-18 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1993,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 23 maart 2022 en 17 juni 2022.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsman en de advocaat van de benadeelde partij naar voren hebben gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij, op of omstreeks 18 november 2016, te Amsterdam, in elk geval in Nederland [benadeelde 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [benadeelde 1] (telefonisch) de woorden toe te voegen "Ik weet waar je woont. Ik zal je gaan opzoeken. Ik ga je moeder dood maken. Oké ik zal je moeder dood maken gap, pas maar op. Ik weet precies waar je woont. Ik weet precies je adres" en/of "Ik kom vandaag met een paar gasten naar jouw huis toe of ik jou tegen kom of je moeder of wie dan ook ik maak je dood", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
2.
hij, op een of meer tijdstip(pen) in de periode omstreeks 19 september 2016 tot en met 20 september 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tenzamen en in vereniging met één of meer onbekend gebleven personen, althans alleen, [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling en/of verkrachting, door die [slachtoffer 1] dreigend (via whatsapp-berichten) de woorden toegevoegd "de eerste die we tegenkomen slaan we ze moederse kut weer terug in" en/of "jullie zijn de lul" en/of "de eerste die we tegenkomen is echt de lul" en/of "de eerste de we zien gaan we dood maake. Dood gaat maken" en/of "Gappie luister ik zal je sws vinden" en/of "als we jou of die jood zien worden jullie geneukt. Beter verstop je of kom je helemaal niet meer in Amsterdam" althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
3.
primairhij, op een of meer tijdstippen in de periode van 1 juli 2016 tot en met 25 januari 2018, te Amsterdam, althans in Nederland, meermalen althans eenmaal met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [benadeelde 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [benadeelde 2] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten één of meer geldbedragen en/of één of meer schulden, in elk geval enig goed, door - zich voor te doen als bonafide broker en/of docent beleggingsstrategie en/of handelaar in aandelen en/of - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid die [benadeelde 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [benadeelde 2] mede te delen en/of te doen geloven dat zijn cursisten en/of fondsen hoge rendementen behalen en/of - die [benadeelde 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [benadeelde 2] foto's en/of video's te sturen van grafieken en/of overzichten van de zogenaamde resultaten van zijn cursisten en/of fondsen en/of - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid die [benadeelde 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [benadeelde 2] mede te delen en/of te doen geloven dat [bedrijf] failliet zal gaan en/of is en/of dat [bedrijf] oplichterij en/of onbetrouwbaar is;
3.
subsidiair
hij, op een of meer tijdstippen in de periode van 1 juli 2016 tot en met 25 januari 2018, te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk één of meer geldbedrag(en), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [benadeelde 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk goed verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten als beleggingsstrategie docent en/of broker en/of handelaar in aandelen, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, reeds omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Vrijspraak feit 2

De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder feit 2 ten laste gelegd kan worden bewezenverklaard, omdat het telefoonnummer waarmee de bedreigende WhatsApp-berichten zijn gestuurd, aan de verdachte kan worden gekoppeld.
Met de raadsman is het hof van oordeel dat op basis van de processtukken en het verhandelde ter terechtzitting niet met een voor een bewezenverklaring vereiste mate van zekerheid kan worden vastgesteld dat de verdachte degene is geweest die de bewuste whatsapp-berichten heeft gestuurd en aldus de bedreigingen heeft geuit.
De verdachte moet hiervan dan ook worden vrijgesproken.

Vrijspraak feit 3

Primair tenlastegelegde
Met de advocaat-generaal en de raadsman is het hof van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen is hetgeen de verdachte onder 3 primair is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.
Subsidiair tenlastegelegde
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat bewezen kan worden dat de verdachte zich schuldig gemaakt heeft aan de tenlastegelegde verduistering. De verdachte heeft de aangevers bewogen geldbedragen aan hem over te maken die hij voor hen in een fonds zou investeren. Dit laatste heeft hij echter niet gedaan.
De raadsman heeft vrijspraak bepleit en heeft daartoe aangevoerd dat de verklaring van de verdachte, dat hij het geld van aangevers is verloren op de beurs niet onaannemelijk is. Daarom kan niet worden vastgesteld dat hij hun geld heeft verduisterd.
Het hof is van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen is hetgeen de verdachte onder 3 subsidiair is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.
Het hof overweegt hiertoe als volgt.
Op basis van het dossier kan worden vastgesteld dat aangevers [benadeelde 1], [slachtoffer 2] en [benadeelde 2] geldbedragen aan de verdachte hebben overgemaakt. De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij in ieder geval het geld van aangever [benadeelde 1] heeft belegd en dat hij dat geld is kwijtgeraakt op de beurs. Ten aanzien van de geldbedragen die aangever [slachtoffer 2] en aangever [benadeelde 2] hebben overgemaakt, heeft de verdachte verklaard dat hij niet meer weet of hij dit belegd heeft. Volgens de verdachte kunnen de door hen overgemaakte bedragen ook betrekking hebben op cursussen die hij hen heeft verkocht. Aangevers [slachtoffer 2] en [benadeelde 2] hebben verklaard dat een deel van het geld dat zij aan de verdachte hebben overgemaakt kosten betrof voor een cursus. Daarnaast zouden bedragen zou overgemaakt ten behoeve van beleggingen.
Naar het oordeel van het hof volgt uit het dossier onvoldoende dat de verdachte zich het geld van de aangevers [benadeelde 1], [slachtoffer 2] en [benadeelde 2] heeft toegeëigend. Niet staat op grond van wettige bewijsmiddelen vast dat de verdachte geld van aangevers, bestemd voor beleggingen, ondanks toezeggingen daartoe niet heeft belegd. Gelet op het dossier is redelijkerwijs niet uit te sluiten dat hij geld van [benadeelde 1] heeft belegd, en dat hij dit geld op de beurs is kwijtgeraakt. Met betrekking tot de bedragen die door [slachtoffer 2] en [benadeelde 2] aan de verdachte zijn overgelegd, is onvoldoende komen vast te staan dat die bedragen bestemd waren voor beleggingen. Niet uitgesloten is dat deze bedragen zagen op de door de verdachte aan hen verstrekte cursussen.
De verdachte zal dan ook van het onder 3 subsidiair tenlastegelegde worden vrijgesproken.

Bewijsoverweging feit 1

De raadsman heeft zich op standpunt gesteld dat de verdachte voor het onder 1 ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken, omdat er geen sprake is van een strafbare bedreiging.
Het hof verwerpt het verweer.
Aan de hand van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte tijdens een telefoongesprek op 18 november 2016, waarin een onenigheid ontstond tussen de verdachte en aangever [benadeelde 1], de tenlastegelegde woorden jegens [benadeelde 1] heeft geuit. Dit deed hij met stemverheffing en op een zeer dreigende toon. Op grond hiervan is het hof van oordeel dat de ten laste gelegde uitlatingen van de verdachte in de gegeven omstandigheden een bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht van [benadeelde 1] opleveren.
Het hof komt daarmee tot een bewezenverklaring van het onder 1 tenlastegelegde.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij, op 18 november 2016, te Amsterdam, [benadeelde 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door die [benadeelde 1] telefonisch de woorden toe te voegen "Ik weet waar je woont. Ik zal je gaan opzoeken. Ik ga je moeder dood maken. Oké ik zal je moeder dood maken gap, pas maar op. Ik weet precies waar je woont. Ik weet precies je adres" en "Ik kom vandaag met een paar gasten naar jouw huis toe of ik jou tegen kom of je moeder of wie dan ook ik maak je dood".
Hetgeen onder 1 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het onder 1 bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De politierechter heeft de verdachte voor het onder 1, 2 en 3 primair bewezenverklaarde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 100 uren subsidiair 50 dagen hechtenis.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1, 2 en 3 subsidiair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot taakstraf voor de duur van 40 uren subsidiair 20 dagen hechtenis.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte, die cursussen gaf over beleggingen, heeft zich schuldig gemaakt aan een forse bedreiging van een cursist. Na onenigheid over beleggingen die hij voor het slachtoffer zou doen, heeft de verdachte het slachtoffer telefonisch bedreigd met de dood. Dit heeft het slachtoffer veel angst ingeboezemd.
Gelet op de ernst van het feit acht het hof een taakstraf voor de duur van 50 uren passend.
Het hof heeft acht geslagen op de omstandigheid dat in deze zaak in hoger beroep de redelijke termijn van berechting als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden is overschreden. De verdachte heeft immers op 21 maart 2019 hoger beroep ingesteld en het hof wijst op 1 juli 2022 – dus ruim 3 jaren en 3 maanden later – arrest. Het hof zal deze overschrijding van de redelijke termijn met 1 jaar en 3 maanden, verdisconteren in de straf in die zin dat de taakstraf met 10 uren zal worden gematigd.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]

De benadeelde partij heeft zich ter zake van feit 3 in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 4.950,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het onder 3 bewezenverklaarde tenlastegelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in de vordering niet worden ontvangen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]

De benadeelde partij heeft zich terzake van feit 3 in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 25.000,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 5.000,00. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van € 5.000,00.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het onder 3 bewezenverklaarde tenlastegelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in de vordering niet worden ontvangen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 9, 22c, 22d, 63 en 285 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
40 (veertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
20 (twintig) dagen hechtenis.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 1] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Compenseert de kosten aldus, dat de verdachte en de benadeelde partij ieder hun eigen kosten dragen.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 2] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Compenseert de kosten aldus, dat de verdachte en de benadeelde partij ieder hun eigen kosten dragen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.L.M. van der Voet, mr. M.F.J.M. de Werd en mr. S.M.M. Bordenga, in tegenwoordigheid van mr. J. Mens, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
1 juli 2022.
Mr. Bordenga is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]