ECLI:NL:GHAMS:2022:2274

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
20 april 2022
Publicatiedatum
2 augustus 2022
Zaaknummer
23-001334-21
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van mishandeling van levensgezel door gebrek aan bewijs

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 20 april 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1982, was beschuldigd van mishandeling van zijn levensgezel op 2 januari 2021 te Zandvoort. De tenlastelegging omvatte onder andere het wurgen van de aangeefster met een nekklem en het met kracht vastpakken van haar arm en gezicht. Tijdens de zitting in hoger beroep op 6 april 2022 ontkende de verdachte de beschuldigingen en stelde hij dat het letsel van de aangeefster mogelijk door ander contact was ontstaan.

Het hof heeft vastgesteld dat er geen directe getuigen waren van de vermeende mishandeling en dat de enige belastende verklaring afkomstig was van de aangeefster zelf. Ondanks het feit dat er letsel was geconstateerd, kon het hof niet met de vereiste mate van zekerheid vaststellen dat de verdachte de mishandeling had gepleegd. Het hof oordeelde dat het bewijs niet voldeed aan het bewijsminimum en sprak de verdachte vrij van de tenlastegelegde feiten.

Daarnaast werd de vordering van de benadeelde partij, die schadevergoeding eiste, niet-ontvankelijk verklaard, aangezien de verdachte niet schuldig was bevonden aan de mishandeling. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en deed opnieuw recht door de verdachte vrij te spreken van de beschuldigingen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001334-21
datum uitspraak: 20 april 2022
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 18 mei 2021 in de strafzaak onder parketnummer 15-000404-21 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1982,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 6 april 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsman en de benadeelde partij en haar advocaat naar voren hebben gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 2 januari 2021 te Zandvoort zijn levensgezel, [benadeelde], heeft mishandeld door die [benadeelde]
- te wurgen door middel van een nekklem, althans met kracht bij/in de keel/nek te pakken en/of knijpen
- ( met kracht) bij/in de arm en/of gezicht/wangen, althans het lichaam, te pakken en/of knijpen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de politierechter.

Vrijspraak

De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep ontkend dat hij het tenlastegelegde heeft begaan en heeft zich op het standpunt gesteld dat het ontstane letsel bij de aangeefster door eerder -ander- contact is ontstaan. Door de advocaat-generaal is vrijspraak gevorderd. Hij heeft daartoe – kort samengevat – aangevoerd dat niet is voldaan aan het bewijsminimum.
Het hof overweegt als volgt.
De verdachte en de aangeefster hadden een affectieve relatie, die op de avond van de gestelde mishandeling door de verdachte is verbroken. De aangeefster heeft verklaard dat de verdachte haar op die avond heeft mishandeld. Het hof stelt vast dat er geen directe getuigen zijn geweest van hetgeen zich tussen de verdachte en de aangeefster op de bewuste avond heeft afgespeeld. Alhoewel er letsel bij de aangeefster is geconstateerd kan niet buiten gerede twijfel worden uitgesloten dat dit letsel, zoals door de verdediging is aangevoerd, is ontstaan door ander contact tussen de verdachte en de aangeefster. Nu het dossier enkel een belastende verklaring bevat van de aangeefster, beeldbestanden en geluidsfragmenten waarvan de inhoud ook van haar afkomstig is, terwijl steunbewijs uit andere bron ontbreekt, kan niet met een voor een bewezenverklaring vereiste mate van zekerheid worden vastgesteld dat de verdachte de aangeefster heeft mishandeld . Het hof zal de verdachte daarom vrijspreken.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het ten laste gelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in de vordering niet worden ontvangen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. W.S. Ludwig, mr. I.M.H. van Asperen de Boer-Delescen en mr. S.M. Milani, in tegenwoordigheid van mr. D. de Jong, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 20 april 2022.
=========================================================================
[…]