ECLI:NL:GHAMS:2022:2272

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
6 april 2022
Publicatiedatum
2 augustus 2022
Zaaknummer
23-003986-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid verdachte in hoger beroep wegens intrekking en gebrek aan belang

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 6 april 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland, dat op 30 oktober 2018 was gewezen. De verdachte, geboren in 1989, had hoger beroep ingesteld tegen het eerder genoemde vonnis. Tijdens de zitting op 6 april 2022 heeft de verdediging aangegeven dat de verdachte het hoger beroep wenste in te trekken en de oorspronkelijke bezwaren niet langer wenste te handhaven.

Echter, het hof oordeelde dat intrekking van het hoger beroep niet meer mogelijk was, aangezien het onderzoek ter terechtzitting al was aangevangen op de zitting van 30 december 2020. Het hof heeft, gehoord de advocaat-generaal, vastgesteld dat er geen rechtens te respecteren belang was dat diende met nader onderzoek van de zaak. Op basis van artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, heeft het hof de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het ingestelde hoger beroep.

De beslissing van het hof is genomen door de meervoudige strafkamer, waarin drie rechters zitting hadden. De uitspraak is gedaan in tegenwoordigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken op de zitting van 6 april 2022.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003986-18
datum uitspraak: 6 april 2022
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 30 oktober 2018 in de strafzaak onder parketnummer 15-137833-18 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ([geboorteland]) op [geboortedag] 1989,
adres: [adres].
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.

Onderzoek ter terechtzitting

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 6 april 2022.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot niet-ontvankelijkheid van de verdachte in zijn hoger beroep op grond van artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv), en van het standpunt van de verdediging.

Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep

Namens de verdediging is ter terechtzitting in hoger beroep te kennen gegeven dat de verdachte het hoger beroep wil intrekken en de oorspronkelijke bezwaren tegen het vonnis niet langer wenst te handhaven. Intrekking van het hoger beroep is evenwel niet meer mogelijk, nu het onderzoek ter terechtzitting reeds was aangevangen op de terechtzitting van het hof van 30 december 2020. Nu het hof, gehoord de advocaat-generaal, ook overigens niet is gebleken van enig rechtens te respecteren belang dat is gediend met enig nader onderzoek van de zaak, zal de verdachte gelet op het bepaalde in artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, niet-ontvankelijk worden verklaard in het ingestelde hoger beroep.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. I.M.H. van Asperen de Boer-Delescen, mr. S.M. Milani en mr. W.S. Ludwig, in tegenwoordigheid van mr. D. de Jong, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 6 april 2022.