ECLI:NL:GHAMS:2022:2268
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in hoger beroep wegens ontbreken van belang
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 21 maart 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 9 maart 2021 was gewezen. Het hoger beroep was ingesteld door het openbaar ministerie tegen het vonnis met parketnummer 13-168955-20. Tijdens de zitting op 21 maart 2022 heeft de advocaat-generaal aangegeven dat er onvoldoende bewijs is voor een bewezenverklaring, waardoor het openbaar ministerie geen belang meer heeft bij het vervolg van de procedure in hoger beroep. Dit leidde tot de vraag of de officier van justitie ontvankelijk was in het hoger beroep.
Het hof heeft vastgesteld dat er geen rechtens te respecteren belang is dat gediend is met nader onderzoek van de zaak. Op basis van artikel 416, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering heeft het hof geoordeeld dat de officier van justitie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in het ingestelde hoger beroep. De beslissing van het hof is dat de officier van justitie niet-ontvankelijk wordt verklaard in het hoger beroep, waarmee de zaak wordt afgesloten zonder inhoudelijke behandeling van de zaak zelf.
Dit arrest is uitgesproken in een openbare terechtzitting en is ondertekend door de rechters van de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarbij ook de griffier aanwezig was.