ECLI:NL:GHAMS:2022:2267

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
4 april 2022
Publicatiedatum
2 augustus 2022
Zaaknummer
23-000585-21
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor woninginbraak in vereniging met bewijsvoering op basis van camerabeelden

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 4 april 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1990 en thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Zaanstad, was eerder vrijgesproken van woninginbraak. Het openbaar ministerie heeft hoger beroep ingesteld. De tenlastelegging omvatte de diefstal van diverse goederen, waaronder laptops, een fotocamera, contant geld en sieraden, uit de woning van de benadeelde partij, gelegen aan een specifiek adres in Amsterdam, op 14 november 2019. Het hof heeft de zaak behandeld op basis van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep en de eerdere zitting in eerste aanleg.

De advocaat-generaal heeft betoogd dat er wettig en overtuigend bewijs is voor de schuld van de verdachte, terwijl de raadsman van de verdachte heeft aangevoerd dat de verdachte vrijgesproken moet worden wegens gebrek aan bewijs. Het hof heeft echter vastgesteld dat de verdachte op camerabeelden te zien is, samen met anderen, tijdens de inbraak. De beelden toonden aan dat de verdachte zich toegang tot de woning heeft verschaft door middel van braak. Het hof heeft de eerdere vrijspraak van de politierechter vernietigd en de verdachte schuldig bevonden aan de woninginbraak in vereniging.

De straf is vastgesteld op 5 maanden gevangenisstraf, waarbij het hof rekening heeft gehouden met de ernst van de inbraak en de emotionele impact op de benadeelde partij. Daarnaast heeft het hof de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding toegewezen, met inachtneming van afschrijvingen op de waarde van de gestolen goederen. De totale schadevergoeding is vastgesteld op € 4.214,57, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000585-21
datum uitspraak: 4 april 2022
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 9 maart 2021 in de strafzaak onder parketnummer 13-168910-20 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1990,
thans uit anderen hoofde gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Zaanstad te Westzaan.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 21 maart 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Het openbaar ministerie heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman van de verdachte en de benadeelde partij [benadeelde] naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 14 november 2019 te Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning, gelegen aan de [adres], heeft weggenomen:
- drie laptops en/of
- een fotocamera en/of
- een fotocameralens en/of
- een spelcomputer en/of
- een contant geldbedrag van € 500,- en/of
- een of meerdere sieraden (te weten: ringen, oorbellen en/of kettingen) en/of
- een koffer, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, waarbij verdachte en/of zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn/hun bereik hebben gebracht door middel van braak, verbreking, inklimming.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de politierechter.

Bewijsoverweging

De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigd kan worden bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
De raadsman van de verdachte heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van de tenlastegelegde woninginbraak omdat wettig en overtuigend bewijs ontbreekt. Allereerst kan volgens de raadsman niet worden vastgesteld dat de persoon op de beelden van de bewakingscamera van de woning de verdachte betreft. Daarnaast heeft de raadsman betoogd dat niet kan worden vastgesteld dat de persoon op de camerabeelden daadwerkelijk de woning van aangeefster heeft betreden en daar spullen heeft weggenomen. Ten slotte dient vrijspraak te volgen omdat de gestolen goederen niet bij de verdachte zijn aangetroffen en onduidelijk is waar deze zijn gebleven.
Het hof overweegt als volgt.
Op donderdag 14 november 2019 heeft een inbraak plaatsgevonden in de woning van aangever [benadeelde] te Amsterdam. De cilinders zijn uit de voordeur geboord en de gehele woning is overhoop gehaald. Diverse goederen, waaronder contante geldbedragen, verschillende elektronica, sieraden en een rode en blauwe koffer zijn daarbij weggenomen.
Kort voor de inbraak hebben verschillende getuigen bij het appartementencomplex waarvan de woning deel uitmaakt personen gezien die zij daar niet konden plaatsen. Een getuige heeft foto’s gemaakt van de betreffende personen omdat hij het niet vertrouwde. Op één van de foto’s is een persoon te zien die uit een zwarte auto stapt. Deze persoon is door verbalisanten herkend als de verdachte. De verdachte droeg een petje, een donkere broek en een donkere jas. Het hof heeft ter terechtzitting in hoger beroep de foto’s van de getuige nader bekeken en waargenomen dat op het petje van de verdachte een wit logo te zien is met (vermoedelijk) een rood/witte Canadese vlag. Op de rechter kontzak van de spijkerbroek van de verdachte is door het hof voorts een opvallend blauw met geel detail gezien. Ook is een opvallend witte streep op de verder donkere schoenen van de verdachte door het hof ter zitting waargenomen.
Uit de camerabeelden van de centrale toegangsdeur van het appartementencomplex gemaakt op 14 november 2019 blijkt dat de verdachte (NN4) samen met een ander het appartementencomplex om 14:25 uur binnenloopt. Op de beelden van de bewakingscamera van de woning waar is ingebroken is vanaf 14:29 uur te zien dat drie personen de woning van aangeefster benaderen en de camera proberen af te plakken. De personen voeren vervolgens handelingen uit bij de voordeur, stappen naar voren en gaan de woning binnen. Op enig moment is op de camerabeelden van de bewakingscamera van de woning te zien dat de luxaflex die aan de binnenkant van het raam hangt, beweegt. Deze camerabeelden zijn ter terechtzitting in hoger beroep afgespeeld en het hof heeft op die beelden een persoon waargenomen met een donkerkleurig petje met een wit logo en een rode Canadese vlag. Deze persoon bukt en verricht handelingen aan de deur. Op de rechter kontzak van deze persoon is een opvallend blauw met geel detail te zien en de persoon draagt zwarte schoenen met een opvallend witte streep.
Het hof stelt op basis van het voorgaande vast dat de verdachte op de bewakingscamera van de woning te zien is en dat hij met anderen de inbraak heeft gepleegd. Het hof betrekt daarbij ook de korte tijdspanne van 4 minuten tussen het moment waarop de verdachte het appartementencomplex binnenloopt en het moment waarop te zien is dat inbraak wordt gepleegd. Dat de gestolen goederen niet door getuigen zijn gezien of teruggevonden bij de verdachte doet aan deze conclusie niet af. Deze goederen kunnen bovendien zijn vervoerd in de bij de inbraak gestolen rode reistas op wielen. Een getuige zag omstreeks 15:05 uur drie personen voor het appartementencomplex bij een donkerkleurige auto staan, van wie er twee richting het Amstelstation liepen. Een van deze personen trok een rode reistas achter zich aan.
Gelet op het voorgaande, tezamen en in onderlinge samenhang bezien, is het hof van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde woninginbraak in vereniging. De tot vrijspraak strekkende verweren worden verworpen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 14 november 2019 te Amsterdam tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning, gelegen aan de [adres], heeft weggenomen:
- drie laptops en
- een fotocamera en
- een fotocameralens en
- een spelcomputer en
- een contant geldbedrag van € 500,- en
- meerdere sieraden (te weten: ringen, oorbellen en kettingen) en
- een koffer,
toebehorende aan [benadeelde] waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en/of die weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De politierechter heeft de verdachte ten aanzien van het tenlastegelegde vrijgesproken.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden.
De raadsman heeft geen verweer gevoerd ten aanzien van de strafoplegging.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich op klaarlichte dag samen met anderen schuldig gemaakt aan een brutale woninginbraak. Zoals ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken is de aangeefster hierdoor onder meer sieraden van haar moeder kwijtgeraakt die onvervangbaar zijn en bovendien een voor haar en haar familie grote emotionele waarde vertegenwoordigen. Het hof rekent het de verdachte ook aan dat hij met zijn handelswijze ernstig inbreuk heeft gemaakt op haar persoonlijke levenssfeer. De woning is overhoop gehaald en in een puinhoop achtergelaten. Dat woninginbraken gevoelens van onrust en onveiligheid veroorzaken blijkt evident uit de verklaring van aangeefster ter terechtzitting in hoger beroep waarin zij verklaard dat zij na de inbraak in een psychose terecht is geraakt waarbij zij in de veronderstelling was dat er vreemde mensen in haar woning waren. De verdachte heeft geen enkele verantwoordelijkheid genomen voor zijn laakbare handelen. In beginsel is dan ook een gevangenisstraf voor langere duur op zijn plaats.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 9 maart 2022 is hij eerder onherroepelijk veroordeeld voor soortgelijke misdrijven. Dit heeft hem er kennelijk niet van weerhouden opnieuw dergelijke feiten te plegen.
Het hof heeft bij het bepalen van de hoogte van de straf gelet op de straffen die in soortgelijke gevallen plegen te worden opgelegd en waarvan de oplegging haar weerslag heeft gevonden in de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Bij een woninginbraak – waarbij sprake is van recidive – wordt doorgaans een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd voor de duur van 5 maanden.
Gelet op het voorgaande acht het hof, alles afwegende, een gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden passend en geboden.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 7.439,60 ter compensatie van geleden materiële schade. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De gevorderde materiële schade bestaat uit:
a. Macbook pro, Macbook 12, Sony camera NES-6Y, Macbook air, Camera lens SONY-sel 16-70 carl zeiss, Rodenstock, PS4
€ 7.110,05
b. Contant geld
€ 500,00
c. Gouden ring met diamant, gouden oorbellen, gouden verlovingsring, gouden ketting met diamant, 2 ringen met sirkonia
€ 1617,87
d. Parajumpers witte parka jas, beauty S machine, Fenix oplaadbare ledzaklamp, Picard rode koffer
€ 396,39
e. Slotenspecialist
€ 446,80
Totaal
€ 10.071,11
Door de verzekering vergoedde schade:
- € 2.631, 51
Vordering
€ 7.439,60
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij wordt toegewezen, maar dat de hoogte van de vordering moet worden gematigd gelet op de afschrijving van de waarde van de elektronische goederen.
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar vordering vanwege de bepleitte vrijspraak. Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat de hoogte van het toe te wijzen bedrag moet worden gematigd omdat de nieuwwaarde van de gestolen spullen is gevorderd.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente.
Het hof heeft rekening gehouden met een afschrijving van de waarde van de aan [benadeelde] toebehorende goederen voor wat betreft de laptops, fotoapparatuur, overige digitale apparaten en kleding. Gelet op de aard van deze goederen heeft het hof het afschrijvingspercentage geschat op één-tweede van de aankoopwaarde zoals die blijkt uit de overgelegde nota’s. De verdachte is daarom gehouden tot vergoeding van 50% van de nieuwwaarde, zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegekend. Dat leidt tot het volgende:
Gevorderd
Na afschrijving
Vergoed door verzekering
Toe te wijzen
a. Macbook pro, Macbook 12, Sony camera NES-6Y, Macbook air, Camera lens SONY-sel 16-70 carl zeiss, Rodenstock, PS4
€ 7.110,05
€ 3.555,03
€ 404,51
€ 3.150,51
b. contant geld
€ 500,00
-
€ 500,-
€ 0,00
c. Gouden ring met diamant, gouden oorbellen, gouden verlovingsring, gouden ketting met diamant, 2 ringen met sirkonia
€ 1617,87
-
€ 1.500,61
€ 117,26
d. Parajumpers witte parka jas, beauty S machine, Fenix oplaadbare ledzaklamp, Picard rode koffer
€ 396,39
€ 198,20
€ 380,34
€ 0,00
e. Slotenspecialist
€ 446,80
-
-
€ 446,80
Eigen risico verzekering
€ 500,-
Totaal
€ 4.214,57
Voor het overige deel wordt de vordering afgewezen.
Het hof zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen op de hierna te noemen wijze om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 36f, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
5 (vijf) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde] ter zake van het bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 4.214,57 (vierduizend tweehonderdveertien euro en zevenenvijftig cent) ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor het overige af.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde], ter zake van het bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 4.214,57 (vierduizend tweehonderdveertien euro en zevenenvijftig cent) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 52 (tweeënvijftig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 14 november 2019.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. R.A.E. van Noort, mr. M.J.A. Plaisier en mr. V.M.A. Sinnige, in tegenwoordigheid van
mr. D. de Jong, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 4 april 2022.
=========================================================================
[…]