ECLI:NL:GHAMS:2022:2260

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
4 april 2022
Publicatiedatum
2 augustus 2022
Zaaknummer
23-002303-21
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging vonnis met bespreking van gevoerde verweren in hoger beroep inzake belaging en bedreiging

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 4 april 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 29 juli 2021 was gewezen. De verdachte was eerder veroordeeld voor belaging en bedreiging van twee personen, [benadeelde] en [naam 1]. Het hof heeft het vonnis van de politierechter bevestigd, met uitzondering van de strafoplegging, die werd vernietigd. De verdachte had zich schuldig gemaakt aan het stelselmatig belagen van [naam 1] en had bedreigende boodschappen achtergelaten voor [benadeelde]. De verdediging pleitte voor vrijspraak, maar het hof oordeelde dat de bedreigingen en belagingen voldoende bewijs opleverden voor een veroordeling. De verdachte had herhaaldelijk contact gezocht met de slachtoffers, ondanks eerdere waarschuwingen van de politie. Het hof oordeelde dat de gedragingen van de verdachte een ernstige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de slachtoffers vormden en dat er een reële vrees bestond voor hun veiligheid. De opgelegde straffen omvatten een taakstraf van 150 uren, een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden met bijzondere voorwaarden, en een contactverbod met de slachtoffers. Het hof benadrukte de noodzaak van deze maatregelen ter bescherming van de slachtoffers en ter voorkoming van herhaling van strafbare feiten.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002303-21
datum uitspraak: 4 april 2022
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 29 juli 2021 in de gevoegde strafzaken onder de parketnummers 13-128621-19 (zaak A) en 13-327141-20 (zaak B) tegen
[verdachte],
geboren [geboortedatum] ,
adres: [adres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 21 maart 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen behalve ten aanzien van de strafoplegging -in zoverre zal het vonnis worden vernietigd- en met dien verstande dat het hof de door de raadsman gevoerde verweren bespreekt.

Bespreking van gevoerde verweren

De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep vrijspraak bepleit ten aanzien van het in zaak A onder 2 tenlastegelegde (bedreiging van [benadeelde] ). Hij heeft daartoe, kort samengevat, aangevoerd dat de bedreiging niet van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is gedaan dat deze de redelijke vrees kon opwekken dat de verdachte de daad bij het woord zou voegen. De verdachte heeft de uitingen gedaan vanwege de wanhopige toestand waarin zij verkeerde. Daarnaast heeft de raadsman vrijspraak bepleit ten aanzien van het in zaak B tenlastegelegde (belaging van [benadeelde] ). Hij heeft daartoe, kort samengevat, aangevoerd dat geen sprake is van een stelselmatige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van [benadeelde] omdat het slechts om elf berichten gaat in een tijdsbestek van ruim een maand.
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de verweren moeten worden verworpen en de feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezen.
Ten aanzien van de in zaak A onder 2 tenlastegelegde bedreiging van [benadeelde]
Het hof stelt voorop dat voor een veroordeling ter zake van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht in de zin van artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) onder meer is vereist dat de bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied dat bij de bedreigde de redelijke vrees kon ontstaan dat deze het leven zou verliezen.
De verdachte heeft op 13 mei 2019 een voicemail ingesproken bij [naam 1] en daarin de volgende bewoordingen geuit: “Ik kan mijn koelbloedigheid niet meer garanderen. Ik reken erop dat ik mee kan doen met het Pinkstertoernooi, anders wordt er bloed vergoten. Mijn moordgedachten stijgen met de dag en dat is niet aan mij te wijten" en "Wat betreft [benadeelde] is het jammer dat hij zich laat meeslepen, maar ik moet er wat aan doen. Hij moet veranderen of anders is het gedaan. Ik ben tot alles in staat, het spijt me en vertel dit heel voorzichtig aan [benadeelde] ".
Deze uitingen van de verdachte moeten worden bezien in hun context. Aangeefster [naam 1] (zaak A, feit 1) is gedurende een lange tijd belaagd door de verdachte. De verdachte heeft [naam 1] onder meer benaderd per mail, bij haar woning, bij haar werk en op de tennisvereniging waar zij op enig moment allebei lid waren. [benadeelde] was destijds voorzitter van deze tennisvereniging. Naar aanleiding van de belaging van [naam 1] is de verdachte geroyeerd als lid van de tennisvereniging en is haar de toegang tot het terrein ontzegd. De verdachte heeft dat niet kunnen accepteren, is contact blijven zoeken met [naam 1] en is zich blijven ophouden rondom de tennisvereniging. De verdachte heeft voorafgaand aan de bedreiging meerdere malen contact gezocht met Wolf met de mededeling dat zij weer toegelaten wil worden tot de tennisvereniging en zich niet kan neerleggen bij het royement door het bestuur van de tennisvereniging.
Het hof is van oordeel dat de door de verdachte geuite bewoordingen, bezien tegen de hiervoor geschetste achtergrond, van dien aard zijn en onder zodanige omstandigheden gedaan dat daardoor bij [benadeelde] de redelijke vrees kon ontstaan dat de verdachte haar bedreigingen zou uitvoeren. Uit de aangifte van [benadeelde] blijkt dat hij ook daadwerkelijk vreesde voor zijn leven. Het hof is dan ook van oordeel dat het aan de verdachte in zaak A onder 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Ten aanzien van de in zaak B tenlastegelegde belaging van [benadeelde]
Bij de beoordeling van de vraag of sprake is van belaging als bedoeld in artikel 285b, eerste lid, Sr is van belang wat de bewijsmiddelen inhouden met betrekking tot de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de gedragingen van de verdachte, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijke leven en de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer.
Gelet op de aard en de intensiteit van de gedragingen van de verdachte, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijke leven en de persoonlijke vrijheid van [benadeelde] , zijn de gedragingen van de verdachte zodanig geweest dat sprake is van een stelselmatige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van [benadeelde] . Het hof stelt op grond van de tot het bewijs gebruikte bewijsmiddelen vast dat de verdachte vanaf 22 juli 2020 in ruim een maand tijd meerdere e-mailberichten heeft gestuurd naar [benadeelde] . De inhoud van die berichten is beschuldigend, intimiderend en bedreigend. Voorts constateert het hof dat [benadeelde] voorafgaand aan het versturen van deze berichten door de verdachte al meermalen aangifte tegen haar heeft gedaan, onder meer ten aanzien van de in zaak A onder 2 bewezenverklaarde bedreiging. Het hof beziet het handelen van de verdachte verder in het licht van de in zaak A onder 1 bewezenverklaarde belaging van [naam 1] en de onvrede en boosheid van de verdachte over haar royement en ontzegging tot de tennisvereniging die naar aanleiding daarvan hebben plaatsgevonden. Tegen die achtergrond bezien is het hof van oordeel dat het handelen van de verdachte als stelselmatig kan worden aangemerkt.
Het hof verwerpt aldus de verweren.

Oplegging van straffen en maatregelen

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 150 uren subsidiair 75 dagen hechtenis, een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden met een proeftijd van 2 jaren met oplegging van bijzondere voorwaarden. Daarnaast heeft de politierechter een vrijheidsbeperkende maatregel ingevolge artikel 38v Sr opgelegd, inhoudende een gebiedsverbod.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 150 uren subsidiair 75 dagen hechtenis en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden met een proeftijd van 3 jaren onder oplegging van bijzondere voorwaarden. Daarnaast heeft de advocaat-generaal oplegging van een vrijheidsbeperkende maatregel gevorderd inhoudende een contactverbod met [naam 1] en [benadeelde] en een locatieverbod ten aanzien van de tennisvereniging, dadelijk uitvoerbaar.
De raadsman heeft verzocht naast een contact- en locatieverbod geen andere bijzondere voorwaarden te koppelen aan een eventuele voorwaardelijke straf.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen en maatregelen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de belaging van [naam 1] . Zij heeft ruim twee jaar lang op indringende, intimiderende en bedreigende wijze zichzelf opgedrongen in het leven van [naam 1] . Hoewel [naam 1] haar had verzocht daarmee te stoppen, is de verdachte daarmee doorgegaan, zelfs nadat de politie haar had aangesproken. De verdachte heeft onder meer gebeld en gemaild, is naar het werk van [naam 1] gegaan en heeft zich in de bosjes van de tennisvereniging waar [naam 1] speelde opgehouden. [naam 1] heeft in een brief aan het hof aangegeven wat voor impact het handelen van de verdachte nog steeds op haar leven heeft.
Nadat de verdachte als gevolg van haar gedrag jegens [naam 1] was geroyeerd als lid van de tennisvereniging waar zij allebei speelden en aan de verdachte de toegang tot het tennispark was ontzegd, heeft de verdachte haar pijlen mede gericht op [benadeelde] , de voorzitter van de tennisvereniging. Zij heeft hem via een bericht op de voicemail van [naam 1] met de dood bedreigd en hem op een later moment belaagd door hem meerdere beschuldigende, intimiderende en dreigende e-mails te sturen. [benadeelde] heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaart over de gevolgen die dit in zijn leven heeft.
Door te handelen zoals de verdachte heeft gedaan heeft zij de grens van het toelaatbare ver overschreden en ernstig inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de aangevers en bij hun angstgevoelens teweeggebracht. De verdachte heeft er geen blijk van gegeven het kwalijke van haar handelen in te zien en zich met name gericht op de slachtofferrol die zij zichzelf heeft aangemeten.
Gelet op de aard en ernst van de feiten en mede gelet op het reclasseringsadvies van Reclassering Nederland van 22 april 2021 is het hof van oordeel dat een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden met een proeftijd van 3 jaren onder oplegging van bijzondere voorwaarden passend en geboden. Deze bijzondere voorwaarden houden onder meer een contact- en gebiedsverbod en een ambulante behandeling in. Het hof acht dit noodzakelijk om de verdachte ervan te doordringen dat zij zich in de toekomst dient te onthouden van het zoeken van contact met de aangevers en ter voorkoming van het plegen van overige strafbare feiten.
Voorts acht het hof een taakstraf van aanzienlijke duur passend en geboden.
Uit de verklaring van [benadeelde] ter terechtzitting in hoger beroep volgt dat hij, na de veroordeling in eerste aanleg, meermalen op onaangename wijze is geconfronteerd met verdachte. Blijkens de brief van [naam 1] aan het hof heeft zij soortgelijke ervaringen. Gelet hierop en op al hetgeen het hof hiervoor heeft overwogen, is het van oordeel dat ernstig rekening moet worden gehouden met de mogelijkheid dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen of zich belastend zal gedragen jegens derden, onder wie met name de aangevers. Het hof acht oplegging van een vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38v Sr onder deze omstandigheden dan ook aangewezen ter bescherming van de slachtoffers en ter voorkoming van herhaling van strafbare feiten. Deze maatregel houdt in een contactverbod met [naam 1] en [benadeelde] en een locatieverbod, zoals hierna in het dictum nader omschreven. Om diezelfde redenen acht het hof de dadelijke uitvoerbaarheid van die maatregel noodzakelijk.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen en maatregelen zijn gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 38v, 38w, 57, 285 en 285b van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de strafoplegging en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 3 (drie) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn/haar identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde verplicht is zich gedurende de proeftijd te melden bij Reclassering Nederland, arrondissement Amsterdam op het adres Wibautstraat 12 te Amsterdam. Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd onder behandeling zal stellen van De Waag of een soortgelijke zorgverlener, zoals Inforsa, te bepalen door de reclassering. De behandeling start na aanmelding door de toezichthouder. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde gedurende de volledige proeftijd op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of met [naam 1] , [geboortedag 1] , en [benadeelde] , [geboortedag 2] .
Stelt als bijzondere voorwaarde dat het de veroordeelde gedurende de volledige proeftijd verboden is zich te bevinden in het navolgende gebied: 500 meter van [plaats] en het Amstelpark, inclusief Tennisclub Smashing Pink en Tennisclub Amstelpark.
Geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarde(n) en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
150 (honderdvijftig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
75 (vijfenzeventig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Legt op de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid inhoudende dat de veroordeelde voor de duur van 3 jaren:
  • zich niet zal ophouden in het navolgende gebied: 500 meter van [plaats] en het Amstelpark, inclusief Tennisclub Smashing Pink en Tennisclub Amstelpark en
  • op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met [naam 1] , [geboortedag 1] en [benadeelde] , [geboortedag 2] .
Beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt 3 dagen voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan.
Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op.
Beveelt dat de opgelegde maatregel dadelijk uitvoerbaar is.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. V.M.A. Sinnige, mr. M.J.A. Plaisier en mr. R.A.E. van Noort, in tegenwoordigheid van mr. D. de Jong, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 4 april 2022.
=========================================================================
[geboortedag 2]
.