Uitspraak
Onderzoek van de zaak
Vordering openbaar ministerie
Vonnis waarvan beroep
Vervangende bewijsoverwegingen ten aanzien van het opzet
.
Gerechtshof Amsterdam
Op 28 juli 2022 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland, dat op 8 februari 2022 was gewezen. De zaak betreft een verdachte die op 20 oktober 2021 per vliegtuig van Schiphol naar Las Palmas wilde reizen. In zijn ruimbagage werden vijf pakketten met in totaal 5.163 gram heroïne aangetroffen. De verdachte had de pakketten van een onbekende man aangenomen zonder de inhoud te controleren, in de veronderstelling dat het om 'iets slechts' ging. Hij zou hiervoor een geldbedrag van € 5.000,00 ontvangen. Het hof oordeelde dat de verdachte vol opzet had op de uitvoer van de heroïne, aangezien hij verantwoordelijk was voor de inhoud van zijn bagage.
Het hof bevestigde het vonnis van de rechtbank, maar verving de overwegingen met betrekking tot het voorwaardelijk opzet door een eigen overweging over vol opzet. De persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de argumenten van zijn raadsman werden niet als voldoende zwaarwegend beschouwd om tot een lagere straf te komen. Het hof vond de opgelegde straf passend, gezien de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). De uitspraak werd gedaan door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof, waarbij mr. M.M.H.P. Houben, mr. C.N. Dalebout en mr. A.M. Koolen - Zwijnenburg zitting hadden. Mr. S. den Hartog fungeerde als griffier. Mr. Houben was buiten staat om het arrest mede te ondertekenen.