ECLI:NL:GHAMS:2022:2224

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
28 juli 2022
Publicatiedatum
28 juli 2022
Zaaknummer
23-000487-22
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake invoer van cocaïne met bijzondere voorwaarden voor recidivepreventie

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 28 juli 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan de invoer van ruim vier kilo cocaïne, heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank. Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de verdachte en zijn raadsman. De rechtbank had de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden, maar het hof heeft dit vonnis gedeeltelijk vernietigd en een deel van de straf voorwaardelijk opgelegd, met bijzondere voorwaarden om recidive te voorkomen.

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte niet detentieongeschikt is, ondanks zijn gezondheidsproblemen. De verdachte heeft eerder strafbare feiten gepleegd, maar deze veroordelingen zijn van lange geleden en worden niet strafverzwarend meegewogen. Het hof heeft de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is begaan in overweging genomen, evenals de noodzaak van begeleiding en behandeling door de reclassering. De verdachte heeft aangegeven zich aan de voorwaarden te willen houden en is voornemens een delictvrije toekomst op te bouwen.

De op te leggen straf is gebaseerd op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en de artikelen 14a, 14b en 14c van het Wetboek van Strafrecht. Het hof heeft bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder deelname aan een gedragsinterventie en het melden bij de reclassering. De tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, zal in mindering worden gebracht op de opgelegde gevangenisstraf. Het hof bevestigt het vonnis van de rechtbank voor het overige, met inachtneming van de overwegingen in dit arrest.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000487-22
datum uitspraak: 28 juli 2022
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 17 februari 2022 in de strafzaak onder parketnummer 15-323909-21 tegen
[verdachte],
geboren te [geboortedatum]
detentieadres: Justitieel Complex Zaanstad, Smeet 1, 1551 NG Westzaan.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 5 april 2022, en 14 juli 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het verhandelde ter zitting in hoger beroep en de daar gevoerde verweren hebben het hof niet tot andere overwegingen en beslissingen gebracht dan die van de rechtbank, behalve ten aanzien van de straf en de bewijsvoering. Het hof verenigt zich dan ook met het vonnis waarvan beroep en zal dit bevestigen behalve ten aanzien van de strafoplegging – in zoverre zal het vonnis worden vernietigd – en met dien verstande dat het hof de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen vervangt door de bewijsmiddelen die na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Oplegging van straf

De rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
De raadsman heeft verzocht een groot gedeelte van de gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen, met bijzondere voorwaarden zodat de verdachte zo spoedig mogelijk op vrije voeten komt en hij de benodigde hulp krijgt. De verdachte is, gelet op zijn gezondheid, niet detentiegeschikt.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de invoer van ruim vier kilo van een materiaal bevattende cocaïne door pakketten met daarin verdovende middelen op zijn lichaam te plakken. Gelet op de hoeveelheid moet de cocaïne bestemd zijn geweest voor de handel. De verspreiding en handel in harddrugs, en in het verlengde daarvan het gebruik ervan, betekenen een bedreiging van de volksgezondheid, zorgen voor onrust in de samenleving en leiden veelal, direct en indirect, tot diverse vormen van criminaliteit.
Uit het rapport van het Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering van 21 januari 2022 volgt dat de reclassering toezicht noodzakelijk acht ter voorkoming van recidive en in dat kader adviseert bijzondere voorwaarden aan de verdachte op te leggen. De verdachte lijkt niet in staat om een adequate oplossing te bedenken voor zijn financiële tekorten dan wel schuldenproblematiek. Het ontbreekt de verdachte ook aan stabiliteit binnen de primaire levensbehoeften. Hij heeft geen stabiele huisvesting, geen dagbesteding en geen inkomen. Binnen een reclasseringstraject kan de verdachte worden opgenomen binnen Stichting Exodus, begeleid worden vanuit de schuldhulpverlening en deelnemen aan een cognitieve vaardigheidstraining om te leren omgaan met risicovolle situaties. De verdachte heeft verklaard zich aan de voorwaarden te (willen) houden en gezegd dat hij, mede gelet op zijn ziekte, voornemens is een delict vrije toekomst op te bouwen. In 2020 is een potentieel levensbedreigende ziekte bij de verdachte geconstateerd, waarvoor hij geregeld wordt gecontroleerd in het ziekenhuis. De verdachte heeft daarvoor ook diverse behandelingen ondergaan. Bij de laatste controle is zeer recent gebleken dat hij nader moet worden onderzocht, naar aanleiding van een bij die controle geconstateerde afwijking.
Uit het uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister van de verdachte blijkt dat hij eerder is veroordeeld voor drugsdelicten. Deze veroordelingen zijn van zodanig lang geleden dat het hof daarmee niet in strafverzwarende zin rekening zal houden.
Het hof is op basis van de dossierstukken en het verhandelde ter terechtzitting niet gebleken dat de verdachte – wegens zijn ziekte of anderszins – detentieongeschikt zou zijn. Het hof weegt daarbij mee dat de benodigde ziekenhuiscontroles tijdens de detentieperiode doorgang kunnen vinden en dat hem passende medische zorg zal worden geboden. Gelet op de ernst van het feit en op de straffen die in vergelijkbare zaken plegen te worden opgelegd, kan niet worden volstaan met een andere straf dan een gevangenisstraf van aanzienlijke duur. Wel acht het hof het noodzakelijk dat de verdachte de begeleiding en behandeling krijgt die de reclassering heeft voorgesteld, om het recidivegevaar in te perken. Gezien het belang daarvan en mede gelet op de medische situatie van de verdachte zal een groot deel van de gevangenisstraf in voorwaardelijke vorm aan de verdachte worden opgelegd. Daarbij zullen de door de reclassering genoemde bijzondere voorwaarden worden gesteld, om de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw soortgelijke delicten te plegen.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en de artikelen 14a, 14b en 14c van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de opgelegde gevangenisstraf en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
36 (zesendertig) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
12 (twaalf) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 2 (twee) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn/haar identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde verplicht is zich binnen drie dagen na het ingaan van de proeftijd en gedurende de volledige proeftijd op afspraken met de reclassering te melden bij Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde gedurende de volledige proeftijd zal deelnemen aan een gedragsinterventie cognitieve vaardigheidstraining of een andere gedragsinterventie die gericht is op cognitieve vaardigheden, bepaald door de reclassering, waarbij veroordeelde zich dient te houden aan de aanwijzingen zoals die gedurende deze gedragsinterventie door of namens de reclassering aan de veroordeelde zullen worden gegeven.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde gedurende de volledige proeftijd - of zoveel korter als de reclassering noodzakelijk acht -, zal verblijven in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang te weten Stichting Exodus of een soortgelijke instelling, te bepalen door de reclassering, en zich zal houden aan de huisregels en het (dag-)programma dat deze instelling in overleg met de reclassering heeft opgesteld.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zijn medewerking dient te verlenen aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen, waarbij de veroordeelde de reclassering inzicht geeft in zijn financiën en schulden.
Geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarde(n) en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. V.M.A. Sinnige, mr. C.N. Dalebout en mr. A.M. Koolen - Zwijnenburg, in tegenwoordigheid van mr. S. den Hartog, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 28 juli 2022.
mr. V.M.A. Sinnige is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.