ECLI:NL:GHAMS:2022:2203

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
26 juli 2022
Publicatiedatum
26 juli 2022
Zaaknummer
200.295.820/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming en ontslag van bewindvoerder in hoger beroep met internationale aspecten

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 26 juli 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep betreffende de benoeming en het ontslag van een bewindvoerder. De rechthebbende, geboren in Japan en wonende in Nederland, had in hoger beroep beroep aangetekend tegen een beschikking van de kantonrechter die de opheffing van haar curatele en de instelling van bewind betrof. De rechthebbende verzocht om de curatele op te heffen en de bewindvoering te beëindigen, maar subsidiair om de huidige bewindvoerder te ontslaan en een vrouwelijke bewindvoerder te benoemen. Het hof heeft vastgesteld dat de rechthebbende ten tijde van de bestreden beschikking niet in staat was haar vermogensrechtelijke belangen behoorlijk waar te nemen, en heeft de bestreden beschikking in zoverre bekrachtigd. Het hof heeft echter ook geconstateerd dat er geen effectieve samenwerking meer mogelijk was tussen de rechthebbende en de huidige bewindvoerder, en heeft besloten om de huidige bewindvoerder te ontslaan en een nieuwe bewindvoerder, [Y] Bewindvoeringen B.V., te benoemen. Deze benoeming gaat in op 1 september 2022. De rechthebbende heeft geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om een nieuwe bewindvoerder voor te stellen, waardoor het hof zelf een oplossing heeft moeten vinden. De proceskosten zijn niet toegewezen, en de beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
zaaknummer: 200.295.820/01
zaak- / rekestnummer rechtbank: 8958234 EB VERZ 21-96
beschikking van de meervoudige kamer van 26 juli 2022 inzake
[de rechthebbende] ,
wonende te [plaats A] ,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de rechthebbende,
advocaat: mr. N. de Vos te Amsterdam.
Als belanghebbende in deze zaak is aangemerkt:
- [bewindvoerder] , handelend onder de naam [X] Bewindvoering en Curatele [plaats A] (verder te noemen: de bewindvoerder of [bewindvoerder] ).

1.Het verloop van de procedure bij de kantonrechter

Het hof verwijst voor het verloop van de procedure bij de kantonrechter naar de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam (hierna: de kantonrechter) van 15 maart 2021, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.De procedure in hoger beroep

2.1
De rechthebbende is op 14 juni 2021 in hoger beroep gekomen van voormelde beschikking van 15 maart 2021 die de opheffing van de curatele betreft en de instelling van bewind.
2.2
De bewindvoerder heeft op 5 augustus 2021 een schriftelijke reactie gegeven.
2.3
De mondelinge behandeling van de zaak heeft op 17 januari 2022 plaatsgevonden, waarbij de rechthebbende en de bewindvoerder zijn verschenen. De advocaat van de rechthebbende heeft via een videoverbinding deelgenomen aan de mondelinge behandeling.
2.4
Na de mondelinge behandeling is - met toestemming van het hof - nog ingekomen:
- een mailbericht van de bewindvoerder van 17 januari 2022 met bijlagen;
- een mailbericht van de rechthebbende van 16 februari 2022 met bijlage;
- een mailbericht van de bewindvoerder van 1 maart 2022 met bijlage;
- een mailbericht van de rechthebbende van 3 maart 2022;
- een mailbericht van de bewindvoerder van 4 maart 2022;
- een mailbericht van de bewindvoerder van 25 april 2022;
- een mailbericht van de bewindvoerder van 12 mei 2022.
2.5
Bij brief van het hof van 18 mei 2022 is aan de rechthebbende en de bewindvoerder medegedeeld dat het hof gelet op de inhoud van de mailberichten van de bewindvoerder van 25 april en 12 mei 2022 aanleiding ziet om het onderzoek in de zaak te heropenen en is de rechthebbende gevraagd om binnen vier weken schriftelijk te reageren op de inhoud van voornoemde mailberichten. De rechthebbende heeft hiervan geen gebruik gemaakt.
2.6
Op 6 juli 2022 heeft het hof een mailbericht van [Y] Bewindvoeringen B.V. ontvangen met als bijlage een ‘Bereidverklaring bewindvoerder’.

3.De feiten

3.1
De rechthebbende is geboren [in] 1971 te [plaats B] , Japan. Zij heeft de Japanse nationaliteit.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter de ondercuratelestelling van de rechthebbende met ingang van 19 maart 2021 opgeheven overeenkomstig het verzoek van de rechthebbende, en ambtshalve per die datum een bewind ingesteld over de goederen die de rechthebbende (zullen) toebehoren, waarbij [bewindvoerder] , handelend onder de naam [X] bewindvoering en curatele [plaats A] is benoemd tot bewindvoerder.
4.2
De rechthebbende verzoekt primair:
I. de bij beschikking van 28 juli 2014 ingestelde curatele per omgaande om te heffen;
II. de bij de bestreden beschikking ingestelde bewindvoering per omgaande op te heffen;
III. geïntimeerde te veroordelen in de proceskosten, het (na)salaris advocaat daarin begrepen, zowel in eerste aanleg als in hoger beroep.
Subsidiair verzoekt de rechthebbende om de huidige bewindvoerder te ontslaan en een vrouwelijke bewindvoerder te benoemen.

5.De motivering van de beslissing

Bevoegdheid Nederlandse rechter en toepasselijk recht
5.1
Omdat de rechthebbende de Japanse nationaliteit heeft, heeft de zaak een internationaalrechtelijke karakter. De kantonrechter is kennelijk uitgegaan van de bevoegdheid van de Nederlandse rechter, omdat de rechthebbende in Nederland woont. Dat uitgangspunt is juist, zodat ook het hof hiervan uitgaat.
De kantonrechter heeft Nederlands recht toegepast. Daartegen zijn geen grieven gericht, zodat ook het hof Nederlands recht zal toepassen.
Het wettelijke kader
5.2
Indien een meerderjarige tijdelijk of duurzaam niet in staat is ten volle zijn vermogensrechtelijke belangen behoorlijk waar te nemen, als gevolg van zijn lichamelijke of geestelijke toestand kan de kantonrechter op grond van artikel 1:431 lid 1, onder a. van het Burgerlijk Wetboek (BW) een bewind instellen over één of meer van de goederen, die hem als rechthebbende toebehoren of zullen toebehoren.
5.3
Op grond van artikel 1:432 lid 3 BW kan de rechter voor wie een verzoek tot opheffing van de curatele aanhangig is, bij inwilliging daarvan ambtshalve overgaan tot instelling van het bewind.
5.4
Artikel 1:448, lid 1 onder e BW bepaalt dat de taak van de bewindvoerder eindigt door ontslag dat hem met ingang van een bepaalde dag wordt verleend. Het tweede lid van dit artikel bepaalt dat ontslag wordt verleend wegens (onder andere) gewichtige redenen.
De standpunten
5.5
De rechthebbende is van mening dat er geen gronden meer bestaan voor een beschermingsmaatregel, aangezien zij geen lichamelijke en psychische beperkingen meer ondervindt en in staat is om zelf haar financiën te beheren.
5.6
De bewindvoerder brengt naar voren dat het een stuk beter gaat met de rechthebbende, dat zij veel actiever is dan in het verleden en niet meer in een instelling hoeft te wonen, maar alleen nog woonbegeleiding heeft. Hij twijfelt echter aan haar probleemoplossend vermogen, mede omdat zij niet goed in het Nederlands kan communiceren en weigert taallessen te volgen, die in groepsverband worden gegeven. Ook meent hij dat de rechthebbende niet goed in staat is om zelf haar financiële belangen te behartigen. Zij doet vele verzoeken voor aankopen, zonder te beseffen dat daarvoor niet direct de financiële middelen beschikbaar zijn. Zij toont geen belangstelling voor haar financiën door bijvoorbeeld gebruik te maken van ‘Onview’ waarin haar bankgegevens te raadplegen zijn en waarmee zij inzage in haar budget zou kunnen krijgen.
De beoordeling door het hof
Bewindvoering
5.7
De kantonrechter heeft bij de bestreden beschikking de, in 2014 ingestelde, curatele opgeheven. De rechthebbende is het daarmee eens en heeft geen grieven tegen deze beslissing gericht. Daarom heeft zij geen belang bij beoordeling van haar primaire verzoek onder I. Het hof zal dit verzoek afwijzen.
5.8
De vraag is of de lichtere maatregel van bewind nodig was ten tijde van de bestreden beschikking en of deze ook nu nog nodig is.
5.9
Vast staat dat de rechthebbende in het verleden onder behandeling van Mentrum is geweest en ook enige tijd klinisch opgenomen is geweest. Daarna heeft zij enige tijd onder begeleiding gewoond. Op het moment van de zitting in hoger beroep woonde zij zelfstandig met woonbegeleiding van HVO Querido. Uit de mailberichten van de bewindvoerder van
25 april en 12 mei 2022 volgt dat er inmiddels een verhuizing naar een “omslagwoning” heeft plaatsgevonden. Zowel de rechthebbende als de bewindvoerder geven aan dat het een stuk beter gaat met de rechthebbende dan in het verleden het geval was. Direct na de zitting in hoger beroep zijn de bewindvoerder en de rechthebbende (en haar advocaat) met elkaar in overleg getreden, omdat de rechthebbende ter zitting had verklaard wel groepslessen Nederlands te willen volgen en wel inzage wilde in haar budget. Na de zitting heeft zij de bewindvoerder echter meegedeeld privéles Nederlands te willen volgen. Ook heeft zij opnieuw vele verzoeken bij de bewindvoerder gedaan om financiering van de verhuizing die, gelet op haar budget, niet reëel zijn.
5.1
Het hof overweegt dat weliswaar is gebleken dat het beter gaat met de rechthebbende en dat haar schulden zijn afbetaald, maar dat uit hetgeen de bewindvoerder onweersproken heeft aangevoerd volgt dat de rechthebbende nog moeite heeft om haar weg te vinden met betrekking tot financiële zaken. Het hof heeft de rechthebbende ter zitting op 17 januari 2022 bovendien in de gelegenheid gesteld om de in het beroepschrift aangekondigde schriftelijke verklaring van haar behandelend psychiater over haar psychische gesteldheid in het geding te brengen, maar de rechthebbende heeft hiervan geen gebruik gemaakt, zodat zij het hof geen andere argumenten heeft gegeven om de zorgen weg te nemen.
Op grond van het voorgaande komt het hof tot de conclusie dat de rechthebbende ten tijde van de bestreden beschikking, en ook thans nog, niet in staat is ten volle haar vermogensrechtelijke belangen behoorlijk waar te nemen als gevolg van haar lichamelijke of geestelijke toestand. De bestreden beschikking zal in zoverre worden bekrachtigd.
Mentorschap
5.11
Ter zitting in hoger beroep is verder gebleken dat bij afzonderlijke beschikking van
15 maart 2021 eveneens een mentorschap is uitgesproken ten aanzien van de rechthebbende, met benoeming van [bewindvoerder] tot mentor. Voor zover de rechthebbende heeft beoogd ook tegen dit mentorschap in beroep te komen, overweegt het hof dat dit niet blijkt uit het verzochte als beschreven bij 4.2. Bovendien heeft mr. De Vos ter zitting in hoger beroep verklaard bekend te zijn met het bestaan van het mentorschap, maar zij heeft daarover ter zitting noch daarna (toen zij beschikte over laatstgenoemde beschikking) te kennen gegeven dat de rechthebbende zich tegen het mentorschap verzet. In dit hoger beroep zijn alleen bezwaren tegen de bemoeienis van [bewindvoerder] met financiën van de rechthebbende naar voren gebracht. Gelet hierop is het mentorschap, uitgeoefend door [bewindvoerder] , geen onderwerp waarover het hof in dit hoger beroep kan of moet oordelen. Het (hierna te noemen) verzoek van [bewindvoerder] om hem als
mentorte ontslaan, valt daarmee buiten de rechtsstrijd. Bovendien geldt dat een dergelijk verzoek niet voor het eerst in hoger beroep kan worden gedaan. Het verzoek van [bewindvoerder] om hem als mentor te ontslaan zal dan ook worden afgewezen.
De persoon van de bewindvoerder
5.12
De rechthebbende verzoekt subsidiair om de huidige bewindvoerder te ontslaan en een andere, vrouwelijke, bewindvoerder te benoemen omdat zij geen vertrouwen heeft in de huidige bewindvoerder en beter overweg kan met vrouwen.
[bewindvoerder] heeft ter zitting aangegeven zich te kunnen vinden in toewijzing van dit subsidiaire verzoek. In zijn mailbericht van 4 maart 2022 heeft [bewindvoerder] gemeld dat binnen [X] Bewindvoering en Curatele [plaats A] geen vrouwelijke bewindvoerder beschikbaar is om de bewindvoering over te nemen.
In zijn mailbericht van 25 april 2022 heeft [bewindvoerder] zelf uitdrukkelijk verzocht om hem te ontslaan als bewindvoerder (en mentor). Het hof leidt uit een en ander af dat tussen de rechthebbende en [bewindvoerder] inmiddels geen effectieve samenwerking meer mogelijk is en ziet hierin een gewichtige reden voor ontslag van [bewindvoerder] als bewindvoerder en benoeming van een andere bewindvoerder. Het hof heeft de rechthebbende vervolgens bij brief van 18 mei 2022 gevraagd om een voorstel te doen voor een nieuw te benoemen bewindvoerder van haar voorkeur. De rechthebbende heeft hiervan geen gebruik gemaakt. Gelet op deze stand van zaken heeft het hof zelf een nieuwe bewindvoerder bereid gevonden (zie 2.6) om tot opvolgend bewindvoerder te worden benoemd, te weten [Y] Bewindvoeringen B.V. te [plaats A] . Desgevraagd heeft [Y] Bewindvoeringen B.V. telefonisch bij de griffier van het hof aangegeven dat het bewind kan worden uitgevoerd door een vrouwelijke bewindvoerder.
Het hof zal dan ook, met vernietiging van de bestreden beschikking in zoverre, [Y] Bewindvoeringen B.V.te [plaats A] tot opvolgend bewindvoerder benoemen met ontslag van de huidige bewindvoerder. Om de overdracht van het beschermingsbewind adequaat te laten verlopen, zal het hof het ontslag van de huidige bewindvoerder en de benoeming van de opvolgend bewindvoerder laten ingaan op 1 september 2022.
Proceskosten
5.13
Het hof ziet in de uitkomst van deze procedure geen aanleiding om tot een proceskostenveroordeling over te gaan, zoals door de rechthebbende is verzocht.
5.14
Dit leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

Het hof:
vernietigt de beschikking waarvan beroep voor zover [bewindvoerder] , handelend onder de naam [X] Bewindvoering en Curatele [plaats A] daarbij tot bewindvoerder is benoemd over de periode vanaf 1 september 2022 en, in zoverre opnieuw rechtdoende:
ontslaat [bewindvoerder] , handelend onder de naam [X] Bewindvoering en Curatele [plaats A] met ingang van 1 september 2022 als bewindvoerder over de goederen die (zullen) toebehoren aan de rechthebbende;
benoemt tot opvolgend bewindvoerder, met ingang van 1 september 2022:
[Y] Bewindvoeringen B.V.
Postbus [postbus]
[postcode] [plaats A]
bepaalt dat de bewindvoerder voor haar (aanvangs)werkzaamheden en voor de met het bewind gemoeide kosten de in de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren vastgestelde forfaitaire tarieven ten laste van het vermogen van de rechthebbende mag brengen;
bepaalt dat [bewindvoerder] , handelend onder de naam [X] Bewindvoering en Curatele [plaats A] vóór 1 september 2022 eindrekening en verantwoording aflegt ten overstaan van de rechthebbende en de opvolgend bewindvoerder over de periode van
19 maart 2021 tot 1 september 2022;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
bekrachtigt de bestreden beschikking voor het overige;
wijst af het in hoger beroep meer of anders verzochte;
bepaalt dat de griffier van dit hof een kopie van deze beschikking zal zenden aan de griffier van de rechtbank Amsterdam, ter aantekening in het Centraal Curatele- en bewind register.
Deze beschikking is gegeven door mrs. M.F.G.H. Beckers, G.W. Brands-Bottema en
M. Fiege, in tegenwoordigheid van de griffier en is op 26 juli 2022 in het openbaar uitgesproken door de oudste raadsheer.