5.6Het hof overweegt als volgt. Uit de overgelegde stukken en het verhandelde op de mondelinge behandeling in hoger beroep blijkt dat sinds de beschikking van 10 december 2018, waarbij is bepaald dat het recht van de man op omgang met [minderjarige] wordt geschorst hangende een beslissing hierover in de bodemprocedure, geen omgang tussen de man en [minderjarige] heeft plaatsgevonden. Tot op heden is in overleg met de hulpverlening, waaronder de GI, (nog) niet bekeken welke mogelijkheden er zijn om op een veilige manier tot een vorm van contact(herstel) tussen de man en [minderjarige] te komen. Gebleken is dat de GI ten onrechte in de veronderstelling verkeerde dat de raad een daartoe strekkend onderzoek zou verrichten. Het hof acht zich op grond van de nu beschikbare informatie onvoldoende voorgelicht om tot een eindbeslissing te komen. Daarom zal het hof - zoals ter zitting met partijen besproken - de behandeling van de zaak aanhouden en de raad verzoeken onderzoek te doen naar (het herstel van het) contact en (de opbouw van de) omgang tussen de man en [minderjarige] . De raad wordt verzocht advies uit te brengen over de volgende vragen:
- kunt u een concrete beschrijving geven van de (on)veiligheid van de situatie waarin de vrouw en [minderjarige] zich bevinden?
- voor zover de situatie als onveilig is aan te merken: heeft de onveiligheid betrekking op de vrouw, [minderjarige] , op beiden en/of andere personen in de omgeving van de man en de vrouw?
- wat is/zijn de concrete oorza(a)k(en) van die onveiligheid? Speelt de man een rol bij het veroorzaken, in stand houden dan wel wegnemen van onveiligheid en, zo ja, welke? Zijn er andere personen die hierbij (ook) een rol spelen en, zo ja, wie zijn die personen en welke rol spelen zij daarbij?
- welke mogelijkheden zijn er voor (het herstel van het) contact en (de opbouw van de) omgang tussen de man en [minderjarige] ?
- is het mogelijk om het contact en de omgang tussen de man en [minderjarige] veilig te laten plaatsvinden?
Zo ja, op welke wijze? Aan welke voorwaarden moet zijn voldaan om de veiligheid van de vrouw en [minderjarige] te kunnen waarborgen?
Zo nee, waarom niet?
- welke behoeften en wensen heeft [minderjarige] in het kader van het contact en de omgang met de man en hoe kunnen de ouders hieraan tegemoetkomen?
- zijn er factoren die het contact en de omgang tussen de man en [minderjarige] belemmeren? Zo ja, welke? Hoe en op welke termijn zijn deze factoren op te heffen?
- hoe dienen het contact en de omgang qua vorm, begeleiding, frequentie en locatie in het belang van [minderjarige] te worden vormgegeven?
- is daarvoor hulpverlening nodig voor [minderjarige] en/of de ouders?
- indien de raad op grond van het verrichte onderzoek tot de conclusie komt dat er mogelijkheden zijn om op een veilige manier tot een vorm van contact(herstel) te komen, verzoekt het hof in aanmerking te nemen dat er statusvoorlichting aan [minderjarige] moet worden gegeven en - indien dit nog niet heeft plaatsgevonden - de volgende vragen te beantwoorden:
- op welke wijze dient statusvoorlichting aan [minderjarige] te worden gegeven?
- is daarvoor (deskundige) begeleiding nodig en, indien dat het geval is, wie dient aan die begeleiding uitvoering te geven?
Het hof verzoekt de raad om ter beantwoording van de hiervoor vermelde vragen een deskundige, zoals het LEC, in te schakelen, die expertise heeft ten aanzien van de specifieke problematiek in deze zaak.