Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het verloop van het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
,ingekomen op 11 januari 2022.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 25 januari 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van het gezamenlijk gezag van de ouders over hun minderjarige zoon, geboren in 2012. De man, verzoeker in hoger beroep, heeft het hof verzocht om hem met het eenhoofdig gezag over de minderjarige te belasten, omdat de vrouw geen invulling geeft aan haar ouderlijk gezag. Dit heeft geleid tot een situatie waarin de minderjarige al geruime tijd geen onderwijs en hulpverlening ontvangt. De vrouw is niet verschenen ter zitting en heeft eerder aangegeven afstand te willen nemen van haar verantwoordelijkheden, wat de communicatie tussen de ouders ernstig belemmert.
Het hof heeft vastgesteld dat de omstandigheden zijn gewijzigd, aangezien de minderjarige niet meer bij een van zijn ouders woont en er geen samenwerking is tussen de ouders. De vrouw heeft herhaaldelijk geen toestemming gegeven voor noodzakelijke beslissingen omtrent de minderjarige, zoals schoolwisselingen en hulpverlening. De GI en de Raad voor de Kinderbescherming hebben het verzoek van de man ondersteund, omdat de vrouw niet meewerkt aan de noodzakelijke gezagsbeslissingen.
Het hof heeft geoordeeld dat het in het belang van de minderjarige is dat de man alleen het gezag over hem krijgt, zodat hij beslissingen kan nemen zonder afhankelijk te zijn van de medewerking van de vrouw. De beschikking van de rechtbank van 16 augustus 2021 is vernietigd en het gezamenlijk gezag is beëindigd, met de man als enige gezaghebbende ouder. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.