Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het verloop van het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De feiten
4.De omvang van het geschil
5.De motivering van de beslissing
28 oktober 2020, zijnde de datum van de bestreden beschikking, zodat het hof daarvan zal uitgaan.
€ 4.304,- per maand.
6.De slotsom
7.De beslissing
- dat [de minderjarige] bij de man verblijft een weekend in de veertien dagen van vrijdag tot en met zondag, waarbij de vrouw [de minderjarige] op vrijdag om 16.30 uur bij de man brengt en de man [de minderjarige] op zondag om 17.00 uur bij de vrouw terugbrengt;
- dat [de minderjarige] tijdens de zomervakantie twee weken bij de man zal doorbrengen en vier weken bij de vrouw;
- dat de vakanties van twee weken bij helfte worden verdeeld, met een jaarlijkse wisseling van de eerste en de tweede week;
- dat de vakanties van één week (voorjaars- en herfstvakantie) tussen partijen worden verdeeld, waarbij [de minderjarige] in de voorjaarsvakantie van 2022 bij de man en in de herfstvakantie van 2022 bij de vrouw zal verblijven en dat dit de jaren daarop andersom zal zijn;
- dat [de minderjarige] gedurende de feestdagen en haar verjaardag bij de ouder is bij wie zij op dat moment conform de hiervoor bepaalde zorgregeling verblijft;
mr. L.M. Coenraad, in tegenwoordigheid van mr. H. Sapir als griffier en is op 25 januari 2022 in het openbaar uitgesproken door de voorzitter.