ECLI:NL:GHAMS:2022:2074

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
6 mei 2022
Publicatiedatum
14 juli 2022
Zaaknummer
23-002550-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging vonnis openlijke geweldpleging in winkel met voorwaardelijke taakstraf

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 6 mei 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte was eerder veroordeeld voor openlijke geweldpleging in een winkel, specifiek in de Kwantum te Beverwijk, op 26 maart 2018. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de politierechter, die hem had veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 dagen, waarvan 7 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 40 uren.

Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd, omdat het hof van oordeel was dat de verdachte wel degelijk openlijk geweld had gepleegd. De tenlastelegging omvatte het duwen, trekken, vastpakken bij de keel en slaan van de aangever. Het hof heeft de verklaringen van onafhankelijke getuigen als betrouwbaar beoordeeld en vastgesteld dat de verdachte een significante bijdrage heeft geleverd aan het gepleegde geweld. Het verweer van de raadsvrouw, die stelde dat er sprake was van noodweer, werd verworpen, omdat het hof geen aanleiding zag om aan te nemen dat de verdachte zich in een noodweersituatie bevond.

De straf die het hof oplegt, bestaat uit een voorwaardelijke taakstraf van 40 uren en 20 dagen hechtenis, met een proeftijd van 2 jaar. Het hof heeft rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan, en de eerdere veroordelingen van de verdachte. Het hof heeft besloten om geen vrijheidsbenemende straf op te leggen, gezien de lange tijd die sinds het feit is verstreken. De beslissing van het hof is gebaseerd op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 141 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002550-18
datum uitspraak: 6 mei 2022
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 12 juli 2018 in de strafzaak onder parketnummer 15-059153-18 tegen
[verdachte],
geboren te [geboortedatum] ,
ingeschreven op het adres: [adres] ,
verblijvende op het adres: [verblijfadres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 22 april 2022.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsvrouw naar voren hebben gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
zij op of omstreeks 26 maart 2018 te Beverwijk openlijk, te weten, in de winkel de Kwantum, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [benadeelde] door die [naam]
- een of meermalen (met kracht)tegen/aan het lichaam te duwen en/ of trekken en/ of
- een of meermalen bij de keel vast te pakken en/ of
- een of meermalen met kracht op/tegen het hoofd en/ of in het gezicht en/ of op/tegen het lichaam te slaan en/ of te stompen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewijsoverweging

De raadsvrouw heeft bepleit dat de verdachte moet worden vrijgesproken en daartoe het volgende aangevoerd. De aangever deelde mede dat een tassencontrole zou worden uitgevoerd. De verdachte had geen tas bij zich en wilde daarom doorlopen, de winkel uit. De aangever versperde hem echter de weg en duwde de verdachte, zodat hij de winkel niet kon verlaten. Dit resulteerde in over en weer trekken tussen de aangever en de verdachte. Primair is de raadsvrouw van oordeel dat dit duwen en trekken geen openlijke geweldpleging oplevert. Verder bevat het dossier onvoldoende bewijs voor het vastpakken bij de keel en het slaan of stompen op het hoofd of lichaam van de aangever. Voorts kan niet kan worden bewezen dat de verdachte opzet had op het toepassen van enig geweld, en dat hij een significante bijdrage aan dat geweld heeft geleverd.
Het hof overweegt als volgt.
Op basis van de uiteenlopende lezingen omtrent de feiten in het dossier is niet exact vast te stellen wat de aanleiding van het voorval is geweest. Het hof heeft echter geen reden om te twijfelen aan de waarnemingen van de onafhankelijke getuigen [getuige 1] en [getuige 2], die de aangifte op essentiële punten ondersteunen en waaruit volgt dat de verdachte de aangever heeft geslagen tegen het hoofd nadat de medeverdachte de aangever bij zijn keel had gegrepen. Gelet op de uiterlijke verschijningsvorm van deze gedraging van de verdachte stelt het hof vast dat de verdachte opzet heeft gehad op het in vereniging plegen van geweld en is het hof van oordeel dat de verdachte een significante bijdrage heeft geleverd aan het gepleegde geweld. Verder merkt het hof op dat het letsel dat door de aangever wordt genoemd ook is gezien door anderen (deels ook door verbalisant [verbalisant] ) en dat daarvan foto’s in het dossier zijn opgenomen. Ook dit bevestigt de aangifte in zoverre dat naar het oordeel van het hof is komen vast te staan dat de verdachte, samen met de medeverdachte, in de Kwantum winkel, geweld heeft gepleegd jegens de aangever. Het hof acht het tenlastegelegde dan ook wettig en overtuigend bewezen. Het verweer van de raadsvrouw wordt in al zijn onderdelen verworpen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 26 maart 2018 te Beverwijk openlijk, te weten in de winkel Kwantum, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [benadeelde] , door die [naam]
- tegen/aan het lichaam te duwen en/of trekken en
- bij de keel vast te pakken en
- op het hoofd en/of het lichaam te slaan.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

De raadsvrouw heeft aangevoerd dat – als het hof van mening is dat de gedragingen van de verdachte wel openlijke geweldpleging oplevert – sprake was van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding, waartegen de verdachte zich op proportionele wijze heeft verdedigd. Er was sprake van noodweer en om die reden dient de verdachte te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Het hof overweegt als volgt.
Nu de lezing van de aangever in grote lijnen wordt ondersteund door de verklaringen van de onafhankelijke getuigen, dient ervan uit te worden gegaan dat, hoewel de aangever zich ook niet onbetuigd heeft gelaten, er geen sprake is geweest van een situatie waarin de verdachte zich te weer diende te stellen tegen een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding jegens hem. Niet aannemelijk is geworden dat de verdachte zich in een noodweersituatie bevond, zodat hij niet met succes een beroep kan doen op rechtvaardiging van het door hem toegepaste geweld. Voor zover overigens al uit zou worden gegaan van een noodweersituatie, is de reactie van de verdachte, in het bijzonder het slaan van de aangever in het gezicht, disproportioneel geweest. Het verweer wordt verworpen.
Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 7 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, en een taakstraf van 40 uren, subsidiair 20 dagen hechtenis.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 7 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, en tot een taakstraf voor de duur van 32 uren, subsidiair 16 dagen hechtenis.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte en de medeverdachte hebben zich schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging in een winkel, nadat zij verzocht werden medewerking te verlenen aan een tassencontrole. Het hof heeft de verdachten ter terechtzitting horen verklaren dat er in hun beleving mogelijk sprake was discriminatie – overige klanten werden namelijk niet gecontroleerd – en heeft begrip voor de frustraties en emoties die dat in elk geval door hen zo beleefde gevoel met zich brengt. Desondanks is de toepassing van geweld onacceptabel, omdat daarmee de lichamelijke integriteit van het slachtoffer en de openbare orde worden aangetast.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 11 april 2022 is de verdachte eerder onherroepelijk veroordeeld voor openlijke geweldpleging. Het hof weegt dit in het nadeel van de verdachte.
Het hof weegt bij het bepalen van de strafmodaliteit en strafmaat mee dat er sinds het feit lange tijd is verstreken. Om die reden acht het hof oplegging van een vrijheidsbenemende straf niet passend. Om de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst strafbare feiten te plegen zal het hof de door het hof passend geachte taakstraf geheel in voorwaardelijke vorm opleggen. Voorts merkt het hof op dat de zogenoemde redelijke termijn waarbinnen een strafzaak dient te zijn berecht, is overschreden. In de omstandigheid dat het hof aan de verdachte een (voorwaardelijke) taakstraf oplegt die minder beloopt dan 100 uren ziet het hof aanleiding om geen verdere strafkorting toe te passen en te volstaan met constatering van voornoemde overschrijding.
Het hof acht, alles afwegende, een voorwaardelijke taakstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 141 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
40 (veertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
20 (twintig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat de taakstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. W.S. Ludwig, mr. J.J.J. Schols, en mr. D. Abels, in tegenwoordigheid van mr. S.K. van Eck, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 6 mei 2022.
De voorzitter, de jongste raadsheer en de griffier zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]
.