In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 14 april 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van 14 oktober 2019, waarin zij was veroordeeld voor mishandeling. Het hof heeft het vonnis van de politierechter bevestigd, behalve ten aanzien van de opgelegde straf en de vordering van de benadeelde partij. De verdachte werd beschuldigd van poging tot zware mishandeling en mishandeling in vereniging. Tijdens de zitting in hoger beroep op 31 maart 2022 heeft de raadsvrouw van de verdachte betoogd dat er onvoldoende bewijs was voor de tenlastelegging en dat de verdachte handelde uit noodweer. Het hof oordeelde echter dat de verklaringen van de getuigen en de aangifte voldoende steun boden voor de conclusie dat de verdachte het geweld had geïnitieerd. Het hof heeft de straf aangepast en een taakstraf van 80 uren opgelegd, evenals 40 dagen hechtenis. Daarnaast is de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding toegewezen tot een bedrag van € 750,00 voor immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente. Het hof heeft de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering, die slechts bij de burgerlijke rechter kan worden ingediend. De uitspraak is gedaan door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam.