ECLI:NL:GHAMS:2022:2065

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
13 juli 2022
Publicatiedatum
14 juli 2022
Zaaknummer
23-001137-21
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Dwang tot afgifte geldbedrag door feitelijkheden in de Cannabis Museum Shop

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 13 juli 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte was beschuldigd van het plegen van diefstal met geweld en bedreiging, waarbij hij medewerkers van de Cannabis Museum Shop had gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag. De tenlastelegging omvatte zowel primair als subsidiair geweld en bedreiging met geweld. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 19 november 2019 de winkel binnenkwam en dreigende uitspraken deed over zijn terugkomst om 20:00 uur, waarbij hij al het geld wilde hebben. Na zijn terugkomst heeft hij de medewerkers onder druk gezet, wat leidde tot de afgifte van geld. Het hof oordeelde dat de verdachte door zijn feitelijkheden de medewerkers wederrechtelijk had gedwongen tot afgifte van het geld. De rechtbank had de verdachte eerder vrijgesproken van de primair tenlastegelegde feiten, maar het hof kwam tot een andere conclusie. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden. Daarnaast werden vorderingen tot tenuitvoerlegging van eerdere voorwaardelijke straffen behandeld, waarbij het hof besloot dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan strafbare feiten tijdens de proeftijd.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001137-21
datum uitspraak: 13 juli 2022
TEGENSPRAAK(gemachtigd raadsvrouw)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 21 april 2021 in de strafzaak onder de parketnummers 13-015861-20 en 13-075286-17 (TUL), 13-183563-17 (TUL), 13-125012-19 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboortedatum 1],
adres: [adres 1].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
29 juni 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv), naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Het openbaar ministerie heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de raadsvrouw naar voren heeft gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
primair
hij op of omstreeks 19 november 2019 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, een geldbedrag, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan Cannabis Museum Shop (gevestigd aan [adres 2]), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
 voornoemde [benadeelde 1] (eerst) (dreigend) de woorden toe te voegen: ‘‘At eight o'clock I'll be back and I want all the cash’’ en/of ‘‘See you at eight!’’, althans (telkens) woorden van gelijke strekking en/of aard,
 (daarbij) naar de kassa te wijzen,
 (vervolgens) op of omstreeks 20:00 uur terug te komen naar Cannabis Museum Shop,
 (vervolgens) voornoemde [benadeelde 1] (dreigend) de woorden toe te voegen: ‘‘You prepare the cash for me?’’ en/of ‘‘I want all of it’’, althans (telkens) woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking;
en/of
hij op of omstreeks 19 november 2019 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een derde, te weten aan Cannabis Museum Shop (gevestigd aan [adres 2]) toebehoorde, door
 voornoemde [benadeelde 1] (eerst) (dreigend) de woorden toe te voegen: ‘‘At eight o'clock I'll be back and I want all the cash’’ en/of ‘‘See you at eight!’’, althans (telkens) woorden van gelijke strekking en/of aard,
 (daarbij) naar de kassa te wijzen,
 (vervolgens) op of omstreeks 20:00 uur terug te komen naar Cannabis Museum Shop,
 (vervolgens) voornoemde [benadeelde 1] (dreigend) de woorden toe te voegen: ‘‘You prepare the cash for me?’’ en/of ‘‘I want all of it’’, althans (telkens) woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking;
subsidiairhij op of omstreeks 19 november 2019 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, een ander, te weten Cannabis Museum Shop (gevestigd aan [adres 2]), door geweld of enige andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid gericht tegen die ander en/of derden, te weten [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] wederrechtelijk heeft gedwongen iets te doen, niet te doen en/of te dulden, te weten de afgifte van een geldbedrag, door
 voornoemde [benadeelde 1] (eerst) (dreigend) de woorden toe te voegen: ‘‘At eight o'clock I'll be back and I want all the cash’’ en/of ‘‘See you at eight!’’, althans (telkens) woorden van gelijke strekking en/of aard en/of
 (daarbij) naar de kassa te wijzen en/of
 (vervolgens) op of omstreeks 20:00 uur terug te komen naar Cannabis Museum Shop en/of
 (vervolgens) voornoemde [benadeelde 1] (dreigend) de woorden toe te voegen: ‘‘You prepare the cash for me?’’ en/of ‘‘I want all of it’’, althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing omtrent de bewijsvraag komt dan de rechtbank.

Vrijspraak

Met de advocaat-generaal en de raadsvrouw is het hof van oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen de verdachte primair is tenlastegelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.

Bewijsoverweging

De raadsvrouw heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep op het standpunt gesteld dat de verdachte van het subsidiair tenlastegelegde moet worden vrijgesproken. Zij heeft daartoe primair aangevoerd dat geen sprake is geweest van feitelijkheden die hebben geleid tot dwang als bedoeld in de tenlastelegging. Daarnaast heeft zij subsidiair naar voren gebracht dat de verdachte geen (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op enige dwang en wederrechtelijk handelen, en meer subsidiair dat de verdachte niet wederrechtelijk heeft gehandeld.
Het hof stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van artikel 284, eerste lid, aanhef en onder 1, van het Wetboek van Strafrecht (Sr) is vereist dat iemand wederrechtelijk is gedwongen iets te doen, na te laten of te dulden door geweld of enige andere feitelijkheid of door bedreiging hiermee. De onderhavige zaak spitst zich toe op de vraag of de verdachte door middel van feitelijkheden de medewerkers van de Cannabis Museum Shop opzettelijk wederrechtelijk heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag.
Het hof gaat op grond van de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Op 19 november 2019 is de verdachte omstreeks 16:00 uur de Cannabis Museum Shop in Amsterdam binnen gelopen. Daar waren op dat moment onder meer de medewerkers [benadeelde 1] en [benadeelde 2] aanwezig. Na een kort gesprek heeft de verdachte tegen [benadeelde 1] gezegd dat hij om 20:00 uur terug zou komen en dan al het geld wilde hebben. Vervolgens heeft de verdachte de winkel verlaten. De medewerkers hadden een onprettig gevoel overgehouden aan deze mededeling van de verdachte, die door zijn houding en gedrag erg zelfverzekerd op hen overkwam, en zij hielden er rekening mee dat hij daadwerkelijk terug zou komen om het geld op te halen. [benadeelde 1] heeft daarom kort na het vertrek van de verdachte de politie gebeld en contact gehad met de manager van de museum shop. Een politieambtenaar van de alarmcentrale deelde mede dat de politie niets kon doen zonder bedreiging. De manager adviseerde om, indien de verdachte terug zou komen, de situatie niet te laten escaleren en het geld af te geven. Even na 20:00 uur is de verdachte inderdaad wederom de winkel binnen gelopen. Bij het zien van de verdachte is door [benadeelde 1] direct meermalen de alarmknop ingedrukt. De verdachte is vervolgens naar de kassa gelopen en heeft aldaar herhaald dat hij al het geld wilde hebben. [benadeelde 1] en [benadeelde 2] hebben daarop, in afwachting van hulp, de kassalades geleegd en de inhoud daarvan aan de verdachte gegeven. Daarna heeft de verdachte de winkel met een geldbedrag verlaten en is de politie (opnieuw) gebeld door [benadeelde 2].
De verklaring van de verdachte – inhoudende dat hij de medewerkers niet heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag, maar dat de medewerkers hem op zijn verzoek hulp hebben geboden door aan hem een geldbedrag te geven – vindt geen steun in het dossier. Het hof acht die verklaring ongeloofwaardig. Van een overeenkomst tussen de verdachte en [benadeelde 1] en [benadeelde 2] of de winkelmanager, of van een schenking, zoals door de raadsvrouw bepleit is geen sprake. Dat verweer wordt verworpen, evenals het daarmee verbonden verweer van de raadsvrouw dat, nu het geld vrijwillig is afgegeven (waar het hof niet van uit gaat) geen sprake is van opzet of wederrechtelijkheid.
Het hof is, gelet op de geschetste gang van zaken van oordeel dat de verdachte de medewerkers van de Cannabis Museum Shop door feitelijkheden heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag, welke feitelijkheden hebben bestaan uit de door de verdachte geuite woorden in combinatie met zijn terugkomst in de winkel om 20:00 uur. Dat de medewerkers door die feitelijkheden een zodanige psychische druk voelden dat zij hieraan geen weerstand konden bieden, vindt steun in de omstandigheden dat na het eerste bezoek van de verdachte contact is opgenomen met de politie en de manager, en dat bij terugkomst van de verdachte direct meermalen de alarmknop is ingedrukt. Het enkele feit dat uit (de beschrijving van) de camerabeelden niet zonder meer blijkt dat sprake was van een dreigende sfeer maakt dat niet anders. De medewerkers hadden zich immers, geadviseerd door hun manager om het geld zo nodig af te geven, voorbereid om de situatie niet te laten escaleren.
Het hof acht aldus wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de medewerkers [benadeelde 1] en [benadeelde 2] in de Cannabis Museum Shop door feitelijkheden opzettelijk wederrechtelijk heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 19 november 2019 te Amsterdam, in de Cannabis Museum Shop (gevestigd aan [adres 2]), door feitelijkheden, gericht tegen [benadeelde 1] en [benadeelde 2], hen wederrechtelijk heeft gedwongen iets te doen, te weten de afgifte van een geldbedrag, door
 [benadeelde 1] eerst de woorden toe te voegen: ‘‘At eight o'clock I'll be back and I want all the cash’’ en ‘‘See you at eight!’’, en
 vervolgens omstreeks 20:00 uur terug te komen naar Cannabis Museum Shop en
 vervolgens [benadeelde 1] de woorden toe te voegen: ‘‘You prepare the cash for me?’’ en ‘‘I want all of it’’.
Hetgeen subsidiair meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het subsidiair bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het subsidiair bewezenverklaarde levert op:
een ander door een feitelijkheid, gericht tegen die ander, wederrechtelijk dwingen iets te doen.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het subsidiair bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte ten aanzien van het primair en subsidiair tenlastegelegde vrijgesproken.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het subsidiair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden met aftrek van voorarrest.
De raadsvrouw heeft verzocht om, indien het hof tot bewezenverklaring komt, een lagere straf op te leggen dan door de advocaat-generaal is gevorderd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft op 19 november 2019 twee medewerkers van de Cannabis Museum Shop door feitelijkheden gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag. Nadat de verdachte eerder die dag de winkel had bezocht en daarbij had gezegd dat hij om 20:00 uur al het geld zou komen ophalen, arriveerde hij die dag ook daadwerkelijk op het aangekondigde tijdstip in de winkel met de mededeling dat hij al het geld wilde hebben. Door aldus te handelen heeft de verdachte bij de medewerkers niet alleen ten tijde van zijn eerste aanwezigheid in de winkel gevoelens van angst en onveiligheid teweeggebracht, maar ook in de periode tussen zijn eerste en tweede bezoek aan de winkel, hetgeen onder meer blijkt uit de omstandigheden dat de medewerkers hun werkgever en de politie hebben gebeld en meermalen de alarmknop hebben ingedrukt. Bij zijn tweede bezoek aan de museum shop waren de medewerkers dusdanig angstig door alle gebeurtenissen dat zij daadwerkelijk alle papiergeld uit de kassa’s aan de verdachte hebben overhandigd.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 17 juni 2022 is hij eerder ter zake van vermogensdelicten onherroepelijk veroordeeld.
Het hof acht, alles afwegende en rekening houdend met het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht, een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden passend en geboden. Deze gevangenisstraf is lager dan door de advocaat-generaal is gevorderd, nu het hof het in dit geval, waarbij geen sprake is van fysiek geweld en/of bedreiging daarmee, niet passend acht aansluiting te zoeken bij de oriëntatiepunten voor een straatroof van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 57, 63 en 284 van het Wetboek van Strafrecht.

Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 13-075286-17

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 9 augustus 2017 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één week met een proeftijd van twee jaren. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Het hof zal het openbaar ministerie in de vordering tot tenuitvoerlegging niet-ontvankelijk verklaren, nu deze voorwaardelijke straf reeds ten uitvoer is gelegd.
Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 13-183563-17
Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 25 april 2018 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden met een proeftijd van twee jaren. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Gebleken is dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Voorts is uit het uittreksel uit de justitiële documentatie ten name van de verdachte gebleken dat een deel groot een maand van deze voorwaardelijk opgelegde straf reeds is tenuitvoergelegd bij vonnis van de rechtbank Amsterdam van 27 november 2018. Daarom zal de tenuitvoerlegging van het resterende deel van die voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast.

Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 13-125012-19

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 11 november 2019 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden met een proeftijd van twee jaren. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Gebleken is dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Daarom zal de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het subsidiair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart het openbaar ministerie niet-ontvankelijk in de vordering tenuitvoerlegging, met parketnummer 13-075286-17.
Gelast de tenuitvoerlegging van een gedeelte van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 25 april 2018, parketnummer 13-183563-17, te weten van:
gevangenisstrafvoor de duur van 2
(twee) maanden.
Verklaart het openbaar ministerie voor het overige niet ontvankelijk in de vordering tenuitvoerlegging, met parketnummer 13-183563-18.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 11 november 2019, parketnummer 13-125012-19, te weten van:
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) maanden.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.F.J.M. de Werd, mr. M.L.M. van der Voet en mr. J.J.J. Schols, in tegenwoordigheid van mr. L. van Dijk, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
13 juli 2022.
=========================================================================
[benadeelde 2]
.