ECLI:NL:GHAMS:2022:2060

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
7 juli 2022
Publicatiedatum
13 juli 2022
Zaaknummer
23-001208-20
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van mishandeling, afpersing en wederrechtelijke vrijheidsberoving met gevangenisstraf

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 7 juli 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland. De verdachte was eerder vrijgesproken van een aantal tenlastegelegde feiten, maar heeft in hoger beroep de beslissing tot vrijspraak aangevochten. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 26 januari 2020 in Haarlem meermalen een slachtoffer heeft mishandeld, afpersing heeft gepleegd en het slachtoffer wederrechtelijk van zijn vrijheid heeft beroofd. De verdachte heeft het slachtoffer gedwongen om zijn bankpas en telefoon af te geven door geweld te gebruiken en hem met een mes te bedreigen. Het hof heeft de verklaringen van het slachtoffer als betrouwbaar beoordeeld, ondersteund door bewijs uit het dossier, waaronder tapgesprekken en letselrapportages. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren en bijzondere voorwaarden. Het hof heeft de ernst van de feiten en het strafblad van de verdachte in overweging genomen bij het bepalen van de straf. De verdachte is niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep voor zover dit gericht was tegen de vrijspraak van de rechtbank.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001208-20
datum uitspraak: 7 juli 2022
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 26 mei 2020 in de strafzaak onder de parketnummers 15-023111-20 en 15-207542-18 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboortedatum],
thans uit anderen hoofde gedetineerd in Detentiecentrum Alphen aan den Rijn te Alphen aan den Rijn.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 23 juni 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsvrouw ter terechtzitting naar voren hebben gebracht.

Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep

De verdachte is door de rechtbank vrijgesproken van hetgeen aan hem onder 4 is tenlastegelegd. Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is, voor zover in hoger beroep nog aan de orde, tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 26 januari 2020 in de gemeente Haarlem, in elk geval in Nederland (in een woning gelegen aan de [adres]) [slachtoffer] heeft mishandeld door meermalen (met gebalde vuisten) op/tegen het gezicht van die [slachtoffer] te slaan en/of te stompen;
2.
hij op of omstreeks 26 januari 2020 in de gemeente Haarlem, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een bankpas en/of een telefoon, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan die [slachtoffer] toebehoorde, door
- een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp op/tegen de keel van die [slachtoffer] te zetten en/of
- te eisen dat die [slachtoffer] in een auto plaatsnam, en/of
- ( terwijl ze bij die auto stonden) meermalen die [slachtoffer] op/tegen het gezicht te slaan en/of te stompen;
3.
hij op of omstreeks 26 januari 2020 in de gemeente Haarlem, in elk geval in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft/hebben beroofd en/of beroofd gehouden, door
- een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp op/tegen de keel van die [slachtoffer] te zetten en/of
- te eisen dat die [slachtoffer] in een auto plaatsnam, en/of
- ( terwijl ze bij die auto stonden) meermalen die [slachtoffer] op/tegen het gezicht te slaan en/of te stompen, en/of
- gedurende enige tijd in die auto rond te rijden terwijl die [slachtoffer] op de achterbank van die auto zat.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd omdat het hof komt tot andere beslissingen ten aanzien van de bewezenverklaring en strafoplegging.

Bewijsoverweging

De verdediging heeft vrijspraak bepleit van hetgeen aan de verdachte onder 3 is tenlastegelegd. De verdachte ontkent dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan wederrechtelijke vrijheidsberoving en dat hij een mes tegen de keel van het slachtoffer heeft gezet. De krassen in de nek van het slachtoffer zijn mogelijk door verdachtes nagels ontstaan en het slachtoffer zou vrijwillig in de auto zijn gestapt om ergens te worden afgezet, aldus de verdachte. De verdachte verklaart zelf niet in de auto te zijn gestapt, maar na de ruzie, die buiten plaatsvond, weer naar binnen te zijn gegaan.
Het hof overweegt als volgt.
Enkele uren na het incident heeft het slachtoffer aangifte gedaan, waarin hij uitvoerig en gedetailleerd verklaart over de mishandeling, afpersing en wederrechtelijke vrijheidsberoving. Zo verklaart de aangever over het mes dat de verdachte deze gebruikte om hem ertoe te dwingen zijn telefoon en bankpas af te geven en in de auto plaats te nemen. Verder heeft de aangever verklaard dat NN02 (
het hof begrijpt: [naam]) en NN01 (
het hof begrijpt: de verdachte) zich tijdens de autorit in de auto bevonden en dat NN01 hem tijdens die rit nog heeft geslagen. Het hof acht de verklaring van de aangever betrouwbaar nu deze op essentiële punten steun vindt in de overige inhoud van het dossier. Zo zegt de aangever na het incident in een instagramgesprek - dat hij voert met een persoon die hem contacteert om te bemiddelen tussen hem en de pleger van het feit (
het hof begrijpt: de verdachte) – ‘hij dwingt me auto in met mes’.
Ook vindt de aangifte steun in de letselrapportage, waaruit volgt dat het letsel van de aangever
zeer goed pastbij de gemelde toedracht, te weten dat een mes op zijn hals is gezet.
Voorts is aan de hand van de aangestraalde masten de route gereconstrueerd die [naam] – de bestuurder van het voertuig waarin de aangever, na de woning te hebben verlaten, is vervoerd – heeft gereden. Het hof stelt vast dat deze gereconstrueerde route in belangrijke mate aangevers lezing over de gereden route ondersteunt en dat die route bovendien niet uitsluit dat de verdachte 10 minuten na vertrek uit de woning daar weer was teruggekeerd.
Uit een tapgesprek blijkt voorts dat de verdachte zegt dat (
het hof begrijpt:) [naam] ‘die waggie weg moet doen’ omdat ‘die jongen het merk had gezegd’. In een ander tapgesprek zegt de verdachte ‘die gozer … naar beneden … hem ergens in S wijk gedropt’. Deze tapgesprekken geven naar het oordeel van het hof steun aan de verklaring van de aangever over verdachtes directe betrokkenheid bij de tenlastegelegde wederrechtelijke vrijheidsberoving, waarbij de aangever uiteindelijk in een ’S wijk’, te weten de Haarlemse Schalkwijk, werd gedropt.
Gelet op het voorgaande, tezamen en in onderlinge samenhang bezien, verwerpt het hof het verweer strekkende tot vrijspraak van het onder 3 tenlastegelegde en komt het hof tot de hierna vermelde bewezenverklaring. Daarin ligt besloten dat het hof de verklaring van de verdachte, dat de aangever vrijwillig in de auto zou zijn ingestapt en dat de verdachte zelf niet in de auto is gestapt, ongeloofwaardig vindt en derhalve niet volgt. Overigens merkt het hof nog op dat de verdachte wisselende verklaringen heeft afgelegd over hetgeen hem is tenlastegelegd. Zo heeft hij aanvankelijk ontkend het slachtoffer te hebben afgeperst, maar is hij daar in hoger beroep op teruggekomen.
Nu naar het oordeel van het hof niet kan worden vastgesteld dat sprake was van een bewuste en nauwe samenwerking met de medeverdachte [naam] ten aanzien van het aan de verdachte onder 3 tenlastegelegde, dient de verdachte van het onder 3 tenlastegelegde
medeplegente worden vrijgesproken.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 26 januari 2020 in de gemeente Haarlem [slachtoffer] heeft mishandeld door meermalen met vuisten tegen het gezicht van die [slachtoffer] te stompen;
2.
hij op 26 januari 2020 in de gemeente Haarlem, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een bankpas en een telefoon, die geheel of ten dele aan die [slachtoffer] toebehoorden, door
- een mes tegen de keel van die [slachtoffer] te zetten en
- te eisen dat die [slachtoffer] in een auto plaatsnam en
- meermalen die [slachtoffer] tegen het gezicht te stompen;
3.
hij op 26 januari 2020 in de gemeente Haarlem opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, door
- een mes tegen de keel van die [slachtoffer] te zetten en
- te eisen dat die [slachtoffer] in een auto plaatsnam en
- meermalen die [slachtoffer] tegen het gezicht te stompen en
- gedurende enige tijd in die auto rond te rijden terwijl die [slachtoffer] op de achterbank van die auto zat.
Hetgeen onder 1, 2 en 3 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
mishandeling, meermalen gepleegd.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
afpersing.
Het onder 3 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De rechtbank heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder feit 1, 2 en 3 bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk en met een proeftijd van 3 jaren, met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling en deelname aan een gedragsinterventie.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd, met uitzondering van de bijzondere voorwaarde van de meldplicht bij de reclassering.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft het slachtoffer in de vroege ochtenduren aangetroffen in de woning van de ex-vriendin van de verdachte bij wie het slachtoffer op dat moment verbleef. De verdachte heeft hem mishandeld en vervolgens gedwongen om mee naar buiten te gaan, waar hij hem door toepassing van geweld dwong tot afgifte van zijn telefoon en bankpas. Ook dwong hij het slachtoffer plaats te nemen in een auto, waarin ze vervolgens enige tijd tegen de wil van het slachtoffer hebben rondgereden, en tijdens welke rit het slachtoffer opnieuw door de verdachte is geslagen.
Dit zijn zeer ernstige feiten, waarmee de verdachte de lichamelijke integriteit en persoonlijke vrijheid van het slachtoffer ernstig heeft aangetast. Hierbij acht het hof ook van belang dat het slachtoffer gedurende de autorit geen heeft idee heeft gehad wat de verdachte met hem van plan was en hoe die rit voor hem zou eindigen, hetgeen angstaanjagend moet zijn geweest voor het slachtoffer. Dit geheel van geweld, dwang en intimidatie rekent het hof de verdachte zwaar aan.
Blijkens het uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 8 juni 2022 is de verdachte eerder onherroepelijk veroordeeld voor gekwalificeerde vermogensdelicten, hetgeen het hof weegt in zijn nadeel.
Overigens merkt het hof nog op dat uit de stukken van het dossier is gebleken dat de verdachte, nota bene tijdens zijn detentie, contact heeft geprobeerd te leggen met het slachtoffer en getuigen, teneinde invloed uit te oefenen op de belastende verklaringen die zij hadden afgelegd of mogelijk nog zouden gaan afleggen. Ook deze gedragingen geven blijk van een volstrekt gebrek aan respect voor andermans persoonlijke integriteit en vrijheden.
Naar het oordeel van het hof komen de ernst van het bewezenverklaarde en het strafblad van de verdachte onvoldoende tot uitdrukking in de door de rechtbank opgelegde en de door de advocaat-generaal gevorderde straf. Het hof acht, alles afwegende, een (deels voorwaardelijke) gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57, 63, 282, 300 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.

Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 12 februari 2019 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 46 dagen. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde. Gebleken is dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Daarom zal de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 4 tenlastegelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep - voor zover in hoger beroep aan de orde - en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
24 (vierentwintig) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
3 (drie) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 3 (drie) jaren de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Meldplicht bij reclassering (na afspraak)
Verdachte meldt zich op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt. De reclassering zal contact met verdachte opnemen voor de eerste afspraak.
Ambulante behandeling
Verdachte laat zich behandelen door de [kliniek] of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling. Ook houdt deze voorwaarde in dat verdachte meewerkt aan een intakegesprek voor een dergelijke behandeling.
Gedragsinterventie
Verdachte neemt actief deel aan de gedragsinterventie (Cova Training) of een andere gedragsinterventie die gericht is op het aanleren van cognitieve vaardigheden. De reclassering bepaalt welke training het precies wordt. Verdachte houdt zich aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider.
Geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 12 februari 2019, parketnummer 15-207542-18, te weten van:
gevangenisstrafvoor de duur van
46 (zesenveertig) dagen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. H.A. van Eijk, mr. D. Abels en mr. A. Dantuma-Hieronymus, in tegenwoordigheid van mr. S.K. van Eck, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 7 juli 2022.
Mr. A. Dantuma-Hieronymus is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]
.