ECLI:NL:GHAMS:2022:2026

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
12 juli 2022
Publicatiedatum
12 juli 2022
Zaaknummer
200.288.730/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot toekenning van een billijke vergoeding na ontslag wegens langdurige ziekte en pesten op de werkvloer

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 12 juli 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek van een werknemer ([appellant]) om een billijke vergoeding van € 140.000,-- bruto na het beëindigen van zijn dienstverband bij Netapp B.V. De werknemer was twee jaar ziek en stelde dat zijn ontslag het gevolg was van ernstig verwijtbaar handelen van de werkgever. Het hof oordeelde dat voor toekenning van een billijke vergoeding op grond van artikel 7:682 lid 1 sub c BW vereist is dat sprake is van een uitzonderlijke situatie waarin de werkgever haar verplichtingen grovelijk heeft veronachtzaamd. De werknemer voerde aan dat hij te maken had met een onevenredig hoge werkbelasting en dat hij werd gepest en geïntimideerd op de werkvloer. Het hof concludeerde echter dat de werkgever niet ernstig verwijtbaar had gehandeld. De werkdruk was na een verzoek van de werknemer aangepast en er waren geen signalen dat de werkdruk te hoog was. Wat betreft het pesten, oordeelde het hof dat de werkgever niet adequaat had gereageerd op de klachten van de werknemer, maar dit was niet ernstig verwijtbaar. Het hof bekrachtigde de uitspraak van de kantonrechter, die de verzoeken van de werknemer had afgewezen.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer: 200.288.730/01
zaaknummer rechtbank 8548637 \ AO VERZ 20-84
beschikking van de meervoudige burgerlijke kamer van 12 juli 2022
inzake
[appellant],
wonende te [woonplaats] ,
appellant,
advocaat: mr. R.H.J. Koopmans te Amsterdam,
tegen
NETAPP B.V.,
gevestigd te Schiphol-Rijk, gemeente Haarlemmermeer,
geïntimeerde,
advocaat: mr. H.M.J. Bogaard te Amsterdam.

1.Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna [appellant] en Netapp genoemd.
[appellant] is bij beroepschrift met producties, ontvangen ter griffie van het hof op
21 januari 2021, onder aanvoering van grieven in hoger beroep gekomen van de beschikking die de kantonrechter in de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem (hierna: de kantonrechter), onder bovenvermeld zaaknummer heeft gegeven. Het beroepschrift strekt ertoe, zo begrijpt het hof, dat het hof de genoemde beschikking zal vernietigen en Netapp - uitvoerbaar bij voorraad - zal veroordelen tot betaling van een billijke vergoeding van € 140.000,-- bruto en tot betaling van een bedrag van € 48,24 ter zake van een koptelefoon, met veroordeling van Netapp in de proceskosten in eerste aanleg, daaronder begrepen de proceskosten in eerste aanleg betreffende het door Netapp ingestelde tegenverzoek waarin zij niet ontvankelijk is verklaard, en in de proceskosten in hoger beroep, beide te vermeerderen met de nakosten.
Op 19 april 2021 is ter griffie van het hof een verweerschrift in hoger beroep, met producties, van Netapp ingekomen, ertoe strekkende – zo begrijpt het hof - de beschikking waarvan beroep te bekrachtigen en de verzoeken van [appellant] af te wijzen, met veroordeling van [appellant] in de proceskosten in hoger beroep alsmede in de nakosten, beide te vermeerderen met wettelijke rente.
De mondelinge behandeling van het hoger beroep heeft plaatsgevonden op 25 maart 2022. Bij die gelegenheid hebben [appellant] door mr. Koopmans voornoemd, en Netapp door mr. Bogaard voornoemd en J.W.M. van der Beek, advocaat te Amsterdam, het woord gevoerd, ieder aan de hand van pleitnotities die zijn overgelegd. [appellant] heeft bij deze gelegenheid nog producties in het geding gebracht. Partijen hebben voorts inlichtingen verschaft.
Beide partijen hebben in hoger beroep bewijs aangeboden.
Vervolgens is de behandeling van de zaak gesloten en is uitspraak bepaald.

2.Feiten

De kantonrechter heeft in de bestreden beschikking onder 2.1 tot en met 2.18 een aantal feiten als in deze zaak vaststaand aangemerkt. Daarover bestaat, behoudens hetgeen [appellant] opmerkt onder 8 en 24 van het beroepschrift, geen geschil, zodat ook het hof daarvan zal uitgaan. [appellant] heeft daarnaast in randnummers 18 en 19 van het beroepschrift betoogd dat de kantonrechter enkele feiten onvolledig heeft vermeld, waarmee voor zover relevant rekening wordt gehouden in het navolgende. Die feiten behelzen, samengevat en waar nodig aangevuld met andere feiten die als enerzijds gesteld en anderzijds niet (voldoende) betwist zijn komen vast te staan, het volgende.
2.1.
Netapp is een bedrijf dat zich richt op de levering van software, systemen en services waarmee klanten hun data kunnen beheren en opslaan. Netapp heeft verschillende productielijnen en technologieën, die voor het merendeel zijn ingedeeld in zogenaamde verticals.
2.2.
Voorafgaand aan zijn indiensttreding bij Netapp was [appellant] werkzaam bij een aan Netapp gelieerde onderneming in Engeland. Eind 2016 heeft [appellant] gesolliciteerd op de functie van Technical Support Engineer bij Netapp in Nederland.
2.3.
[appellant] , geboren in 1983, is op 2 januari 2017 in dienst getreden bij Netapp. De laatste functie die [appellant] vervulde, is die van Technical Support Engineer, met een salaris van € 4.168,52 bruto exclusief emolumenten.
2.4.
Aanvankelijk was [appellant] aangenomen in het zogenoemde SAN (Storage Area Network) team dat inclusief [appellant] uit vier mensen bestond. Het SAN team kwam samen met het E-series team onder leiding te staan van [naam 1] (hierna “ [naam 1] ”). In totaal bestonden de SAN- en E-teams uit 10 medewerkers.
2.5.
[naam 1] heeft de SAN engineers gevraagd om zich, net als de E-engineers te bekwamen in andere productielijnen (verticals) en met name de E-series technologie. Voornaamste reden hiervoor was dat er relatief veel E-series cases binnenkwamen en het SAN-team weinig cases ontving.
2.6.
[appellant] heeft een training gevolgd om zich te bekwamen in de E-series vertical, welke training door Netapp is verzorgd en bekostigd. De overige SAN-team leden hebben om verschillende redenen geen E-series training gevolgd. Eén collega was arbeidsongeschikt, één collega zat in een verbetertraject en één collega had al een tweede vertical.
2.7.
Na het voltooien van de E-series training – ongeveer 7 maanden na indiensttreding van [appellant] – is het functieprofiel van [appellant] in caseboard (een interne tool voor de verdeling van binnenkomende vragen van klanten/cases) gewijzigd in die zin dat hij twee primary verticals had, namelijk: SAN EMEA L2 en E-series EMEA L2. Dit had tot gevolg dat [appellant] via de automatische pilot van caseboard zowel SAN cases als E-series cases kreeg toebedeeld, omdat deze beide verticals als primary waren ingesteld.
2.8.
In de periode van juni tot en met september 2017 is de werkdruk tussen [naam 1] en [appellant] regelmatig besproken in één op één gesprekken. Uiteindelijk heeft Netapp gehoor gegeven aan het verzoek van [appellant] om in zijn profiel de E-series vertical aan te passen van primary naar secondary vertical. Dit had tot gevolg dat [appellant] niet langer automatisch via caseboard E-series cases kreeg toebedeeld.
2.9.
Bij e-mail van 15 oktober 2017 heeft [appellant] zich tot [naam 2] (aanstaand OR-lid, hierna “ [naam 2] ”) gewend. In zijn e-mail heeft [appellant] , samengevat, geschreven dat hij kampt met een depressie als gevolg van het handelen van Netapp en gebeurtenissen in zijn privésfeer. [appellant] heeft geschreven dat hij anders wordt behandeld dan zijn collega’s, omdat hij als enige twee primary’s heeft. Verder heeft [appellant] geschreven dat hij zich niet gehoord voelt door zijn leidinggevende en niet weet wat hij met de gehele situatie moet. In reactie hierop heeft [naam 2] geschreven dat zij als aanstaand OR-lid niet veel kan doen voor [appellant] , maar dat zij altijd openstaat voor een gesprek met hem.
2.10.
De huisarts van [appellant] heeft op 2 november 2017, voor zover hier relevant, geschreven:
“(…) kreeg teveel werk in vergelijking tot collega’s. Niet serieus genomen. Collega’s (en veel mensen in maatschappij) zijn ook fake. Mistreated en manipulated. (…)”
2.11.
Op 9 november 2017 heeft [appellant] zich ziekgemeld.
2.12.
[appellant] heeft op 1 december 2017 en op 27 december 2017 e-mails gestuurd aan [naam 3] , senior HR Business Partner (hierna “ [naam 3] ”) en [naam 4] , waarin hij klachten heeft geuit over hoe hij werd bejegend op de werkvloer, naar aanleiding waarvan [naam 3] gesprekken heeft gevoerd met de door [appellant] genoemde medewerkers. Bij brief van 8 januari 2018 heeft [naam 3] [appellant] bericht over de uitkomst van haar onderzoek:
“This letter summarizes the results of Netapp’s investigation into your allegations that Accused Employees as stated in your emails on 1st December 2017 (….) and 27th December 2017 (…)acted inappropriately and violated company policy by bullying you in the workplace. (…)
I have interviewed the majority of the employees involved and our investigation is now complete. From the interviews that were conducted, it does not appear that inappropriate behavior and violations of company policy took place (…).”
2.13.
[appellant] heeft geantwoord dat hij het niet eens was met de uitkomst van het onderzoek van HR. Daarop is, in samenspraak met de bedrijfsarts, besloten om een mediation traject te starten.
2.14.
In de probleemanalyse van 26 januari 2018 heeft de bedrijfsarts geschreven, samengevat, dat er sprake is van medische en werk gerelateerde klachten.
2.15.
De bedrijfsarts heeft bij brief van 4 juli 2019 geschreven dat [appellant] volledig arbeidsongeschikt is en dat geen herstel zal optreden voor het einde van de WIA-wachttijd.
2.16.
Netapp heeft een administratieve loonsanctie opgelegd gekregen, omdat zij heeft verzuimd het Plan van Aanpak aan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: UWV) toe te zenden. Na toezending van het Plan van Aanpak heeft het UWV de loonsanctie beperkt tot 29 oktober 2019.
2.17.
Het UWV heeft bij besluit van 10 februari 2020 aan Netapp toestemming gegeven om de arbeidsovereenkomst met [appellant] op te zeggen wegens langdurige arbeidsongeschiktheid. De arbeidsongeschiktheid van [appellant] is vastgesteld op 72,69 %. Netapp heeft de arbeidsovereenkomst bij brief van 20 februari 2020 opgezegd met ingang van 1 april 2020. Aan [appellant] is naast de eindafrekening een transitievergoeding van € 4.502,00 bruto voldaan.

3.Beoordeling

3.1.
[appellant] heeft in eerste aanleg verzocht om hem ten laste van Netapp een billijke vergoeding toe te kennen van (na vermeerdering van het verzoek) € 140.000,-- bruto op grond van artikel 7:682 lid 1, onderdeel c, van het Burgerlijk Wetboek (BW), vermeerderd met de wettelijke rente, alsmede een bedrag van € 5.000,-- ter zake van de kosten van juridische bijstand, een en ander met veroordeling van Netapp in de proceskosten. Netapp heeft geconcludeerd tot afwijzing van het verzoek. Daarnaast heeft Netapp in eerste aanleg een aantal tegenverzoeken ingediend.
3.2.
De kantonrechter heeft in de bestreden beschikking de verzoeken van [appellant] afgewezen en Netapp niet-ontvankelijk verklaard in haar tegenverzoeken.
3.3.
Tegen de afwijzing van zijn vordering en de daaraan ten grondslag gelegde motivering komt [appellant] op met 22 grieven. De grieven I tot en met XX, met uitzondering van grief XII die betrekking heeft op de proceskosten in het tegenverzoek, betreffen alle de afwijzing van de verzochte billijke vergoeding, en lenen zich derhalve voor gezamenlijke behandeling. Grief XXI richt zich tegen de veroordeling van [appellant] in de proceskosten, en grief XXII behelst een vermeerdering van het verzoek ten opzichte van de eerste aanleg, inhoudende een verzoek tot teruggave van de koptelefoon.
3.4.
De grondslag van de vordering van [appellant] is artikel 7:682 lid 1 sub c jo artikel 7:669 lid 3 onderdeel b BW: de kantonrechter kan aan de werknemer van wie het dienstverband is opgezegd – samengevat – na twee jaar ziekte, een billijke vergoeding toekennen indien de opzegging het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever. Het hof stelt voorop dat voor toekenning van een billijke vergoeding op grond van artikel 7:682 lid 1 sub c BW vereist is, dat sprake is van een uitzonderlijke situatie waarin de werkgever haar verplichtingen grovelijk heeft veronachtzaamd, en voorts dat de opzegging wegens langdurige arbeidsongeschiktheid
het gevolgis van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van der werkgever.
3.5.
[appellant] heeft ter onderbouwing van zijn stelling dat Netapp ernstig verwijtbaar heeft gehandeld, zowel in eerste aanleg als in hoger beroep samengevat aangevoerd
(i) dat in zijn gevalde werkdruk te hoog was en dat in dit opzicht sprake was van ongelijke behandeling ten opzichte van zijn collega’s, en dat Netapp op dit punt te laat heeft ingegrepen, waardoor hij ziek is geworden (grieven I tot en met VII, XIII tot en met XVII);
(ii) dat [appellant] werd gepest en geïntimideerd op zijn werk en dat Netapp hierop niet adequaat heeft gereageerd (grieven VIII, IX, XVIII, );
(iii) dat Netapp ernstige verwijten kunnen worden gemaakt met betrekking tot het re-integratietraject van november 2017 tot februari 2020 (grieven X, XI, XIX en XX).
Werkdruk en ongelijke behandeling
3.6.
Vast staat dat tussen juni en september 2017 de werkdruk regelmatig is besproken tussen [naam 1] en [appellant] . Omstreeks eind september 2017 heeft [naam 1] de twee primary verticals van [appellant] omgezet naar een primary en een secondary vertical, als gevolg waarvan [appellant] minder cases kreeg toebedeeld dan daarvoor. De klachten van [appellant] betreffende de te hoge werkdruk, zien dan ook op de periode dat hij twee primary verticals had. Gesteld noch gebleken is dat [appellant] de werkdruk daarna ook als te hoog heeft ervaren.
3.7.
De discussie in eerste aanleg heeft zich voornamelijk toegespitst op de vraag of [appellant] ten opzichte van andere collega’s feitelijk méér en/of ander, zwaarder werk kreeg toebedeeld en de grieven in hoger beroep richten zich deels tegen het oordeel van de kantonrechter dat daarvan geen sprake is. Op zichzelf is juist dat niet alleen de vraag of [appellant] ten opzichte van zijn collega’s meer en/of teveel werk kreeg toebedeeld relevant is, maar ook of de aan [appellant] toebedeelde workload door hem subjectief als te hoog werd ervaren. Voor beide situaties geldt echter dat Netapp alleen dan een ernstig verwijt treft, indien zij signalen van [appellant] heeft gekregen die haar als redelijk handelend werkgever ertoe hadden moeten brengen om gedurende deze relevante periode van juni tot september 2017 de workload van [appellant] te reduceren. Er moet, met andere woorden, sprake zijn van een kenbaar risico op het ontstaan van psychische klachten. [appellant] heeft zowel in eerste aanleg als in hoger beroep aangevoerd dat hij in zijn gesprekken met [naam 1] de werkdruk aan de orde heeft gesteld, maar niet dat hij als gevolg daarvan psychische klachten had of deze dreigde te ontwikkelen. Het beeld dat Netapp schetst - hetgeen onvoldoende is weersproken door [appellant] - van de desbetreffende gesprekken betreft een zakelijk verschil van inzicht over de juistheid van toedeling van twee primary verticals. Dat, zoals [appellant] stelt, in deze gesprekken soms sprake was van stemverheffing, maakt dit niet anders. In het verzoekschrift in eerste aanleg stelt [appellant] dat bij hem sprake was van “toenemende wanhoop”, maar niet dat hij deze wanhoop met Netapp heeft gedeeld of dat Netapp op enige wijze hiermee bekend had moeten zijn. Gesteld noch gebleken is dat [appellant] zich gedurende de periode dat hem twee primary verticals waren toebedeeld (juni tot september 2017) ziek heeft gemeld, hetgeen een duidelijk signaal voor Netapp had kunnen zijn. [appellant] wijst in het kader van de hiervoor bedoelde kenbaarheid van zijn klachten voor Netapp op het WhatsApp verkeer tussen hem en [naam 1] , dat begint eind september 2017, en waarin hij op meerdere momenten heeft aangegeven dat hij “stressed out was”, medicijnen gebruikte en dat er sprake was van “underlying issues in the workplace”. Voor zover [appellant] hiermee doelt op de te hoge werkdruk als gevolg van de twee primary verticals, was dit probleem ten tijde van het desbetreffende WhatsApp verkeer opgelost, terwijl [appellant] niet stelt dat ook na eind september 2017 de workload (om andere redenen) te hoog was. Ten slotte is niet gesteld of gebleken dat ten aanzien van [appellant] sprake was van een bijzondere, bij Netapp bekende kwetsbaarheid, die Netapp had kunnen en moeten nopen om voorzorgsmaatregelen te nemen ten aanzien van de belasting van [appellant] . Resumerend oordeelt het hof ten aanzien van de periode juni-september 2017 dat Netapp geen ernstig verwijt treft voor zover het de werkbelasting van [appellant] betreft. Voor Netapp was niet voorzienbaar dat het niet eerder aanpassen van de workload alsnog zou leiden tot (naar later bleek: langdurige) uitval van [appellant] , daargelaten dat het nog de vraag is of die latere uitval van [appellant] in november 2017 nog wel valt toe te schrijven aan de tot eind september 2017 ervaren werkdruk. Voor wat betreft de periode na september 2017 heeft [appellant] niet gesteld dat de werkbelasting te hoog was. De grieven falen in zoverre.
Pesten en intimidatie
3.8.
[appellant] heeft in eerste aanleg een aantal voorbeelden genoemd van concrete incidenten waarbij hij zich gepest en/of geïntimideerd voelde, uiteenlopend van een opmerking van een collega dat hij stonk, tot opmerkingen waardoor hij zich vanuit zijn religie gediscrimineerd voelde. [appellant] heeft echter niet gesteld dat hij deze specifieke klachten, inclusief namen van betrokken collega’s en data waarop de desbetreffende incidenten zouden hebben plaatsgevonden, onder de aandacht van Netapp heeft gebracht. Aan Netapp kan worden tegengeworpen dat het op haar weg had gelegen om naar aanleiding van de door [appellant] in december 2017 jegens HR geuite klachten, een onafhankelijk onderzoek te laten verrichten hetgeen zij heeft nagelaten. Dit is op zichzelf verwijtbaar, maar niet zonder meer ernstig verwijtbaar. Of van ernstige verwijtbaarheid sprake is, is afhankelijk van alle omstandigheden waaronder de aard en omvang van de door [appellant] geuite klachten waarop het onderzoek betrekking had. Nu [appellant] zijn klachten onvoldoende concreet heeft toegelicht en ook niet heeft aangeduid op welke onderdelen van zijn klachten het door Netapp verrichte onderzoek onjuist en/of ondeugdelijk zou zijn, heeft hij zijn stelling dat het achterwege laten van extern onafhankelijk onderzoek als ernstig verwijtbaar kwalificeert, onvoldoende onderbouwd. Ook staat niet vast dat Netapp een ernstig verwijt treft ter zake – samengevat – het onvoldoende actie ondernemen tegen door [appellant] ervaren pesten en intimidatie op de werkvloer. Voor zover de klachten van [appellant] betrekking hebben op de communicatie tussen hem en [naam 1] , is het hof met de kantonrechter van oordeel dat de inhoud en toon van de tussen [appellant] en [naam 1] gewisselde berichten geen blijk geven van een onheuse bejegening. Ten slotte staat het vereiste oorzakelijk verband tussen de door [appellant] geuite klachten ter zake van pesten en intimidatie, en de ziekmelding en vervolgens het voortduren van de arbeidsongeschiktheid die uiteindelijk heeft geleid tot de opzegging, onvoldoende vast.
3.9.
[appellant] heeft betoogd dat hij gedwongen is tot een mediationtraject, terwijl hij zich hiertoe medisch gezien niet in staat voelde. Dit betoog mist feitelijke grondslag, nu uit de overgelegde stukken blijkt dat [appellant] akkoord ging met mediation, en niet is onderbouwd dat en op welke wijze Netapp hem onder druk gezet heeft gezet om een mediation traject in te gaan. Ook in zoverre falen de grieven.
Ziekte en schending re-integratieverplichtingen
3.10.
In het betoog van [appellant] dat de opzegging wegens langdurige arbeidsongeschiktheid het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van Netapp, ligt besloten dat niet alleen het ziek worden, maar ook het gedurende twee jaar voortduren van deze arbeidsongeschiktheid is te wijten aan ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van Netapp. Het hof verwerpt dit betoog. Het volgende is daartoe redengevend.
3.11.
[appellant] is op 2 november 2017 ziek geworden en heeft daarna het werk niet meer hervat. Uit de overgelegde medische stukken is niet duidelijk of en in hoeverre de blijvende, volledige arbeidsongeschiktheid van [appellant] louter werkgerelateerd was. Uit het huisartsenjournaal dat is overgelegd, blijkt een mutatie op 2 november 2017, waarin een aantal passages zijn zwart gemaakt en waarin voorts het volgende is vermeld:
“Intake poh ggz. Sinds 2 weken ziek van werk. Gepest op het werk. (….) Sinds dec 2016 in NL (…). Kreeg veel te veel werk in vergelijking tot collega’s. Niet serieus genomen. Collega’s en veel mensen in maatschappij zijn ook fake. Mistreated en manipulated (…)”.In het spreekuurverslag van de bedrijfsarts van 15 december 2017 staat dat [appellant] volledig arbeidsongeschikt is “due to medical condition and the working circumstances”. In de probleemanalyse van de bedrijfsarts van 15 januari 2018 wordt gesproken over “een werk gerelateerde klacht en een strikt medische klacht”.
Uit de verklaring van de psycholoog van [appellant] ( [naam psycholoog] ) van 22 juli 2020 blijkt dat (op dat moment) sprake is van een ernstige depressieve stoornis met daarnaast een Post Traumatisch Stress Syndroom (PTSS) en tevens psychotische kenmerken, waarbij als behandelmethode onder meer EMDR wordt genoemd. Onduidelijk is of ten aanzien van het ontwikkelen van deze ernstige psychische klachten, persoonsgebonden factoren aan de zijde van [appellant] een rol hebben gespeeld, en in hoeverre de werksituatie hiervan de oorzaak (of een trigger) is geweest. Ook echter indien moet worden aangenomen dat de ziekmelding van [appellant] in november 2017, alsmede het feit dat deze onafgebroken heeft voortgeduurd tot aan zijn ontslag, volledig of grotendeels werkgerelateerd is, betekent dit niet dat Netapp hiervan een ernstig verwijt treft. Daarvoor is, zoals reeds overwogen, tenminste vereist dat het risico op het ontwikkelen van de desbetreffende klachten kenbaar was voor Netapp, hetgeen niet het geval was (zie boven) en/of dat Netapp enig verwijt treft ter zake het re-integratietraject. [appellant] heeft geen grieven gericht tegen de overwegingen van de kantonrechter onder 5.16 tot en met 5.19 van de bestreden beschikking, waarmee vast staat dat ook op laatstgenoemde grond geen sprake is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van Netapp (nog daargelaten dat uit een eventuele schending van zodanige verplichtingen niet automatisch volgt dat sprake is van ernstige verwijtbaarheid). Het hof overweegt ten overvloede nog dat indien [appellant] van mening was dat Netapp niet voldeed aan haar re-integratieverplichtingen, hij ter zake een deskundigenoordeel van het UWV had kunnen vragen, hetgeen hij niet heeft gedaan.
Koptelefoon (grief XXII)3.12. [appellant] stelt dat hij een koptelefoon ter waarde van € 48,24 heeft besteld en bij Netapp heeft laten bezorgen, en dat deze niet aan hem is teruggegeven. [appellant] heeft tot aan de zitting in eerste aanleg geen melding gemaakt van de desbetreffende koptelefoon, en ook geen stukken overgelegd waaruit blijkt dat hij eerder om teruggave van de koptelefoon heeft verzocht. Netapp heeft navraag gedaan en daarbij is gebleken dat er geen koptelefoon aangetroffen was op de werkplek van [appellant] , aldus Netapp. [appellant] heeft in het licht van het voorgaande zijn stelling dat een aan hem toebehorende koptelefoon is achtergebleven bij Netapp, en dat Netapp enig verwijt treft ter zake het zoekraken daarvan, onvoldoende onderbouwd en toegelicht zodat deze vordering zal worden afgewezen.
Kostenveroordeling tegenverzoek eerste aanleg (grief XII)3.13. [appellant] stelt in deze grief dat de kantonrechter ten onrechte Netapp niet heeft veroordeeld in de proceskosten, nu Netapp niet-ontvankelijk is verklaard in haar tegenverzoeken. Deze grief mist feitelijke grondslag, nu de kantonrechter Netapp wel heeft veroordeeld in de proceskosten van het tegenverzoek (6.5) maar deze kosten op nihil heeft gesteld.
Conclusie en proceskosten (grief XXI)3.14. De conclusie op grond van het voorgaande is dat de grieven falen en dat de bestreden beschikking zal worden bekrachtigd. De vordering inzake de koptelefoon zal worden afgewezen. [appellant] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld.

4.Beslissing

Het hof:
bekrachtigt de bestreden beschikking;
veroordeelt [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep en begroot deze kosten, voor zover tot heden aan de zijde van Netapp gevallen, op € 772,-- aan verschotten en € 2.228,--- aan salaris en op € 163,- voor nasalaris, te vermeerderen met € 85,- voor nasalaris en met de kosten van het betekeningsexploot, ingeval niet binnen veertien dagen is voldaan aan de bij deze beschikking uitgesproken veroordeling(en) en betekening van deze beschikking heeft plaatsgevonden, en te vermeerderen met de wettelijke rente;
verklaart bovenstaande kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. T.S. Pieters, M.L.D. Akkaya en C.A.H.M. ten Dam en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 12 juli 2022.